Katholieke Stichting Medische Ethiek
1 mei 2024

De waarheid blijven verkondigen

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 15 december 2006

Mag de Kerk zich uitspreken over een referendum over kunstmatige bevruchting en het doneren van vrouwelijke eicellen, zoals in augustus 2004 in Italië gehouden werd? Ja, zei paus Benedictus XVI afgelopen zaterdag in een rede voor Italiaanse juristen.

In een rede voor Italiaanse katholieke juristen heeft paus Benedictus afgelopen zaterdag de rol van godsdiensten tegenover de seculiere staat nader gepreciseerd. Daarbij sprak de paus zich kritisch uit over pogingen God geheel uit de openbare levenssfeer te bannen. Een dergelijke uitsluiting van godsdienst uit de publieke ruimte vormt in de ogen van de paus een bedreiging voor de morele principes die ten grondslag liggen aan de sociale en politieke ordening van de samenleving. Over deze basisprincipes heeft de Kerk de plicht zich uit te spreken. Tegelijkertijd bestaat er, aldus Benedictus, een legitieme autonomie van de staat waarin de Kerk zich niet mag mengen.

Laïciteit
Met nadruk veroordeelde de Heilige Vader een foutief begrepen laïcisme, dat elk politiek en cultureel belang van de godsdienst ontkent. Het begrip laïcisme betekende oorspronkelijk slechts de niet-klerikale levensstaat. Pas onder het modernisme kreeg de term de betekenis van het uitsluiten van de godsdienst en haar symbolen uit het openbare leven, zei de paus. Door het terugdringen van godsdienst naar de privésfeer en het individuele geweten is de betekenis van laïciteit veranderd in het tegendeel van wat het eigenlijk aanduidde.

Daarom hebben alle gelovigen, en vooral de christenen, tot taak zich in te zetten voor een laïciteit die aan God, zijn morele wetten en de Kerk de hun toekomende plaats toekent. Opnieuw wees de paus in dit verband op de “legitieme autonomie van de aardse werkelijkheid”. Deze beantwoordt ook aan de wil van God, lichtte de paus toe. Vandaar dat deze autonomie niet begrepen mag worden als onafhankelijkheid van God.

Ingreep
Bij een “gezonde laïciteit” is er in wereldse aangelegenheden sprake van autonomie, maar die geldt slechts tegenover de Kerk, niet tegenover de morele orde. Het is de opdracht van het volk in alle vrijheid te beslissen over de beste en meest geschikte organisatie van het politieke leven. “Iedere directe inmenging van de Kerk op dit terrein zou een onterechte ingreep zijn”, aldus Benedictus.

Geloofsgemeenschappen hebben in de visie van de paus echter het volste recht zich uit te spreken in morele kwesties. In dat geval is er namelijk geen sprake van een ingreep in de wetgevende macht van de staat, maar van “bevestiging en verdediging van grote waarden, die zin geven aan het leven van een persoon en zijn waarde beschermen”. In dergelijke vraagstukken kan de Kerk zich niet afzijdig houden of onverschillig blijven. Dan heeft ze “de plicht vastberaden de waarheid over de mens en zijn bestemming te verkondigen”.

Symbolen
Het spreekt voor zich dat de pauselijke stellingname onder meer een hele reeks medisch-ethische vraagstukken betreft. Over embryonaal stamcelonderzoek, euthanasie op gehandicapte pasgeborenen en het aborteren van kinderen met lichte afwijkingen dienen christenen zich uit te spreken. Zij raken de onaantastbare waarde van de mens en het voortbestaan van een op morele principes gebaseerde samenleving. Een ander gebied waarop de pauselijke uitspraken van toepassing zijn is de ruimte voor religieuze symbolen in de openbaarheid. De paus zei in dit verband er geen vrede mee te kunnen nemen dat christelijke symbolen als het kruisbeeld verboden worden in kantoren, scholen, rechtbanken, ziekenhuizen en gevangenissen. “Het verwijderen van kruisbeelden heeft niets met laïciteit te maken”, zo zei de paus. (KN)

Volgende pagina: Tekst van de lezing van Paus Benedictus XVI (Duits)


Benedikt XVI.: „Gesunde Laizität“ darf nicht zum Laizismus verkommen

ZenitZenit, 11 december 2006

Ansprache an italienische Juristen

Am Samstagnachmittag empfing Papst Benedikt XVI. im Vatikan die Mitglieder der italienischen Vereinigung katholischer Juristen. Anlass der Begegnung war der 56. Studientag der genannten Organisation, der sich mit dem Thema „Die Laizität und die Laizitäten“ befasste.

In seiner Ansprache hob der Papst die Bedeutung dieses Themas hervor. Da der Begriff der Laizität mannigfaltig ist, sei es unverzichtbar, über die verschiedenen Ebenen des Verstehens und der Verwirklichung der Laizität nachzudenken.

Die echte Bedeutung des facettenreichen Begriffs „Laizität“ könne nicht von seiner Geschichte losgelöst erfasst werden. Benedikt XVI. erinnerte in diesem Zusammenhang daran, dass sich in früheren Zeiten „laikal“ oder „Laientum“ auf die Gläubigen bezogen hatte, die weder Kleriker noch Ordensleute waren. Des weiteren diente das Wort zur Unterscheidung der zivilen von der kirchlichen Gewalt. In modernerer Zeit sei dann unter „Laizizät“ immer mehr die Verdrängung des Religiösen in die Privatsphäre und seinen Ausschluss aus dem öffentlichen Leben verstanden worden. Diesen Sinn von „Laizität“ sieht der Heilige Vater als ideologisch an; er bringe nämlich das Gegenteil dessen zum Ausdruck, was ursprünglich gemeint gewesen sei.

Heute überwiege vielfach dieser ideologische Wortsinn, fuhr Benedikt XVI. fort. „Laizität“ drücke für viele Menschen die vollkommene Trennung von Kirche und Staat aus: Der Kirche werde das Recht abgesprochen, sich in das Leben und Verhalten der Bürger einzubringen, und in der Folge würden religiöse Symbole aus öffentlichen Einrichtungen verbannt. Auf der Basis solcher Einstellungen sei heute „von laikalem Denken, von laikaler Moral, von laikaler Wissenschaft und von laikaler Politik“ die Rede.

Gott und sein die Vernunft überschreitendes Geheimnis sowie „ein Moralgesetz, das absoluten Wert besitzt und zu jeder Zeit und überall gilt, finden so keinen Platz mehr“. Die Laizität werde „zum Emblem der Postmodernität“, insbesondere der modernen Demokratie.

Aus diesem Grund forderte der Papst, dass die Gläubigen selbst ihren Beitrag zur Erarbeitung eines Laizitätsbegriffs leisteten, der Gott, dem Sittengesetz und der Kirche den ihnen gebührenden Platz gibt und zugleich die „richtige Autonomie der irdischen Wirklichkeiten“ positiv zum Ausdruck bringt. Benedikt XVI. zitierte dazu aus der Pastoralkonstitution des Zweiten Vatikanischen Konzils: „Die geschaffenen Dinge und auch die Gesellschaften haben ihre eigenen Gesetze und Werte, die der Mensch schrittweise erkennen, gebrauchen und gestalten muss“; eine derartige Autonomie sei „nicht nur eine Forderung der Menschen unserer Zeit, sondern entspricht auch dem Willen des Schöpfers. Durch ihr Geschaffensein selber nämlich haben alle Einzelwirklichkeiten ihren festen Eigenstand, ihre eigene Wahrheit, ihre eigene Gutheit sowie ihre Eigengesetzlichkeit und ihre eigenen Ordnungen, die der Mensch unter Anerkennung der den einzelnen Wissenschaften und Techniken eigenen Methode achten muss“ (Gaudium et spes, 36.). Wenn aber „Autonomie“ die Loslösung vom Gottesbezug meinen sollte, so liege der Irrtum dieser Annahme für alle auf der Hand, die an Gott und seine transzendente Gegenwart in der Schöpfung glaubten.

Die „gesunde Laizität“ besteht nach Papst Benedikt also nicht in einer Autonomie hinsichtlich der sittlich-moralischen Ordnung, sondern hinsichtlich der Kirche und ihrer Führungsbefugnisse. Jeder direkte Eingriff der Kirche in das politische Leben komme einer ungebührlichen Einmischung gleich. Aber: Die gesunde Form von Laizität bringe es zugleich mit sich, dass der Staat die Religion nicht nur als rein individuelles Gefühl anerkenne, das als solches auf den privaten Bereich beschränkt wird. „Die Religion muss als öffentliche gemeinschaftliche Gegenwart anerkannt werden“, betonte Benedikt XVI. Dies habe zur Folge, dass jeder Religionsgemeinschaft Kultfreiheit gewährt werden müsse – in geistlicher, kultureller, erziehungsmäßiger und karitativer Hinsicht.

Somit werde deutlich, dass die Feindseligkeit gegenüber jeder Form des politischen und kulturellen Gewichts von Religion und insbesondere gegenüber den religiösen Symbolen nichts mit einer „gesunden Laizität“ zu tun habe, sondern vielmehr mit ihrer degenerierten Form, dem Laizismus. Ebenso wenig sei es Ausdruck einer „gesunden Laizität“ des Staates oder des Gesetzgebers, wenn Christen und ihren politischen Vertretern das Recht verweigert werde, sich zu moralischen Problemen zu äußern.

„Es geht nicht um eine unbotmäßige Einmischung der Kirche in die Gesetzgebung“, erklärte der Heilige Vater. Diese liege ausschließlich in der Kompetenz des Staates; es gehe um den Erhalt der großen Werte – jener Werte nämlich, „die dem Leben der Person Sinn geben und ihre Würde schützen“. Diese Werte seien in erster Linie menschliche Werte: „Die Kirche hat die Pflicht, die Wahrheit über den Menschen und seine Bestimmung standhaft zu verkünden.“ Sie könne gegenüber den damit verbundenen ernsthaften Problemen nicht gleichgültig bleiben oder gar schweigen.

Bei der Problematik der Laizität geht es im Letzten darum, so Benedikt XVI., ersichtlich zu machen, dass Gott nicht der Widersacher des Menschen sei. „Gott ist Liebe“, und er will das „Wohl und Glück der Menschen“. Das göttliche Gesetz diene deshalb nicht dazu, den Menschen zu unterjochen. Es ziele darauf ab, „uns vom Bösen zu befreien und glücklich machen“.

Die Ausgrenzung der Religion aus dem öffentlichen Leben untergräbt nach Worten Benedikts XVI. die moralischen Grundlagen des menschlichen Zusammenlebens der Menschen, die die Grundlage der sozialen und politischen Ordnung bildeten. „Der Mensch ohne Gott ist verloren.“


Hazenlip

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 15 december 2006
door Ed Arons

Mensen reageren verontwaardigd op het bericht van het EO-radioprogramma De Ochtenden dat er enkele jaren geleden in Amsterdam twee ongeboren kinderen wegens een hazenlip zijn geaborteerd.

Diezelfde omroep presteerde het jaren geleden met een verborgen camera een gefingeerde abortusaanvraag te filmen van een vrouw, die als reden voor abortus opgaf dat haar zwangerschap niet goed uitkwam: ze had haar vakantie al geboekt. Toen betrof de verontwaardiging niet zozeer de arts die instemde, maar het heimelijk filmen. De uitzending werd om die reden door de rechter verboden.

Nu zijn de reacties anders. In alle media werd geschokt gereageerd over de beslissing van de moeders en de instemming van de artsen. In een opiniepeiling op de site van dagblad Trouw liet 89 procent weten “dat dergelijke kleine afwijkingen onder geen beding aanleiding mogen zijn voor abortus”. Verontwaardiging was er haast Kamerbreed, al lijkt het daarbij te blijven.

Zou er in Nederland op dit gebied echt iets aan het veranderen zijn? We zijn kennelijk niet meer het land van ‘baas in eigen buik’. Opmerkelijk is dat waar veel christenen over de jaren ‘abortusmoe’ zijn geworden, zich steeds meer tegenstanders van abortus melden vanuit niet-christelijke kringen. Katholiek Nieuwsblad liet hen in het voorjaar aan het woord in een speciale rubriek ter evaluatie van de huidige abortuswetgeving.

De verontwaardiging over de abortusslachtoffertjes is winst. Maar waar blijft de verontwaardiging over het feit dat in een van de rijkste landen ter wereld bij de helft van de jaarlijkse 33.000 abortussen ‘geldgebrek’ als reden wordt aangevoerd? Waar blijft de kritiek op de vele abortusartsen die de wettelijke eis negeren vrouwen te wijzen op een alternatief voor abortus?

Verontwaardiging zou ook moeten klinken over het evaluatierapport inzake de abortuspraktijk in Nederland. Dat rapport is al meer dan een jaar beschikbaar en zou in april in de Tweede Kamer aan de orde komen, maar is nog steeds niet behandeld. Verontwaardiging is op haar plaats over het CDA dat een principiële zaak als abortus niet aan de orde wil stellen, omdat ‘er toch geen Kamermeerderheid voor te vinden is’. Terwijl Mirjam Sterk van de CDA-fractie de ChristenUnie tijdens een debat voor de verkiezingen waarschuwde van abortus geen breekpunt te maken in een mogelijke coalitie.

Alle nadruk leggen op het rekbare begrip van de ‘nood’ bij de vrouw, schakelt de rol van haar kind uit. De beslissing van de moeder is voor de arts doorslaggevend. Terwijl uit de euthanasiepraktijk blijkt dat in de meeste gevallen artsen niet instemmen met de wens van de aanvrager. Je mag kennelijk niet beslissen over je eigen leven, maar wel over het leven van je kind.

De moederschoot is van nature een plaats van geborgenheid. Niet toevallig is het bijbelse begrip ‘barmhartigheid’ afgeleid van het Hebreeuwse meervoud van moederschoot, zoals SGP’er Van der Vlies afgelopen zaterdag in Amsterdam vertelde bij de Mars voor het Leven. Zolang die geborgenheid in gevaar is, mogen we ons daar niet bij neerleggen.

Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.


Paus Benedictus moedigt palliatieve zorg aan

Zenit, 13 december 2006

In his message for the World Day of the Sick, Benedict XVI appeals for the promotion of palliative care for terminal patients. “The Church wishes to support the incurably and terminally ill by calling for just social policies which can help to eliminate the causes of many diseases and by urging improved care for the dying and those for whom no medical remedy is available,” writes the Pope.

“There is a need to promote policies which create conditions where human beings can bear even incurable illnesses and death in a dignified manner,” he adds in his message for the World Day, which will be observed Feb. 11. Its main venue will be in Seoul, South Korea. “Here it is necessary to stress once again the need for more palliative care centers which provide integral care, offering the sick the human assistance and spiritual accompaniment they need,” the Holy Father states. According to the Bishop of Rome, “this is a right belonging to every human being, one which we must all be committed to defend.”

The Pope encourages “the efforts of those who work daily to ensure that the incurably and terminally ill, together with their families, receive adequate and loving care.” The message is also addressed to terminally ill patients. “I encourage you to contemplate the sufferings of Christ crucified, and, in union with him, to turn to the Father with complete trust that all life, and your lives in particular, are in his hands,” Benedict XVI exhorts. “Trust that your sufferings, united to those of Christ, will prove fruitful for the needs of the Church and the world.”

Tekst van de boodschap van Paus Benedictus XVI bij gelegenheid van Wereldziekendag 2007


Hazenlip

Nederlands Dagblad, 12 december 2006

In het debat rond abortus provocatus dook de laatste jaren telkens weer het verhaal op dat het voorkomt dat vrouwen hun kind laten aborteren omdat ze anders niet op wintersport zouden kunnen. Dit voorbeeld moest duidelijk maken hoe ruim het begrip ‘noodsituatie’ in de Wet afbreking zwangerschap (WAZ) in de praktijk wordt geïnterpreteerd.


De pastorale en geestelijke bijstand aan mensen met een ongeneeslijke ziekte

Paus Benedictus XVIBij gelegenheid van de 15e Wereld Dag voor de Zieken, 11 februari 2007

Paus Benedictus XVI
8 december 2006

1. Dierbare Broeders en Zusters,
Op 11 februari 2007, wanneer de Kerk de liturgische gedachtenis van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes viert, zal de Vijftiende Werelddag van de Zieken in Seoel, Korea, worden gevierd. Een aantal vergaderingen, conferenties, pastorale ontmoetingen en liturgische vieringen zullen met vertegenwoordigers van de Kerk in Korea, gezondheidszorgpersoneel, de zieken en hun families plaatsvinden. Nogmaals richt de Kerk zich tot hen die lijden en vraagt om aandacht voor ongeneeslijk zieken, waarvan velen in een terminale fase zijn. Zij bevinden zich op ieder continent, in het bijzonder op plaatsen waar de armoede en de ontbering immense ellende en zorg veroorzaken. Bewust van dit lijden, zal ik geestelijk aanwezig zijn bij de Wereld Dag van de Zieken, verenigd met hen die elkaar ontmoeten om te spreken over de situatie van de ongeneeslijk zieken in onze wereld en de inspanningen van Christelijke gemeenschappen aan te moedigen in hun getuigenis van de tederheid en genade van de Heer.

2
De ziekte brengt onvermijdelijk een ogenblik van crisis en nuchtere confrontatie met de eigen persoonlijke situatie. De vooruitgang in de gezondheidswetenschappen geeft vaak de noodzakelijke middelen om deze uitdaging, op zijn minst met betrekking tot zijn fysieke aspecten, tegemoet te treden. Het menselijke leven heeft echter intrinsieke beperkingen, en vroeg of laat eindigt zijn leven met de dood. Dit is een ervaring waartoe elk menselijk wezen wordt geroepen, en één waarop hij of zij moet worden voorbereid. Ondanks de vooruitgang van de wetenschap, kan niet voor elke ziekte een behandeling gevonden worden, en daarom ontmoeten we in de ziekenhuizen, hospices en verzorgings- en verpleegtehuizen over de hele wereld het lijden van onze vele broeders en zusters die ongeneeslijk ziek of terminaal zijn. Bovendien ervaren vele miljoenen mensen in onze wereld nog ongezonde levensomstandigheden en de gebrekkige toegang tot de hoogstnodige medische middelen, vaak slechts alleen van minimale aard, met het resultaat dat het aantal mensen dat “ongeneeslijk” beschouwd wordt nog steeds toeneemt.

3
De Kerk wenst de ongeneeslijke en terminale patiënten te steunen door op te roepen tot de juiste sociale politiek, dat kan helpen om de oorzaken van vele ziekten te elimineren en aan te sporen tot een betere zorg voor de stervenden en voor hen, waarvoor geen medische remedie beschikbaar is. Er is een behoefte om een beleid te bevorderen dat tot voorwaarden leidt waarbij mensen zelfs ongeneselijke ziekten op een waardige manier kunnen dragen en op een waardige manier kunnen sterven. Hier is het noodzakelijk om nogmaals te beklemtonen dat er behoefte is aan palliatieve zorgcentra die integrale zorg verstrekken, die de zieken de menselijke hulp en de geestelijke begeleiding geven die ze nodig hebben. Dit is een recht dat iedere mens heeft, een recht waartoe iedereen gehouden is deze te verdedigen.

Hier zou ik de inspanningen van hen willen aanmoedigen die dagelijks werken om ervoor te zorgen dat ongeneeslijke en terminale zieken, samen met hun families, adequate en liefdevolle zorg ontvangen. Naar het voorbeeld van de barmhartige Samaritaan heeft de Kerk altijd een bijzondere zorg voor zwakkeren getoond. Door haar individuele leden en instellingen blijft zij de lijdende en stervende bijstaan, en streeft er daarbij naar om hun waardigheid op deze significante ogenblikken van het menselijk bestaan te bewaren. Veel van deze personen – professioneel personeel in de gezondheidszorg, pastoraal werkenden en vrijwilligers – en instellingen over de hele wereld dienen onophoudelijk de zieken, in de ziekenhuizen en in palliatieve zorgcentra, op straat, in huisvestingsprojecten en parochies.

4
Dan wil ik mij richten tot mijn dierbare broeders en zusters die aan ongeneeslijke en terminale ziekten lijden. Ik moedig u aan om het lijden van de gekruisigde Christus te overwegen, en verenigd met Hem zich tot de Vader te wenden in het volle vertrouwen dat elk leven, en uw leven in het bijzonder, in Zijn handen is. Vertrouw dat uw lijden, verenigd met die van Christus, voor de behoeften van de Kerk en de wereld vruchtbaar zal blijken te zijn. Ik vraag de Heer om uw geloof in Zijn liefde te versterken, vooral tijdens deze beproevingen die u ervaart. Het is mijn hoop dat, waar u ook bent, u altijd de geestelijke aanmoediging en de sterkte zult vinden die nodig is om uw geloof te voeden en u dichter bij de Vader van het Leven te brengen. Door haar priesters en pastorale werkers, wil de Kerk u bijstaan en staat aan uw kant, u helpend in uw uur van nood en daarmee stelt zij Christus eigen liefdevolle genade tegenwoordig voor hen die lijden.

Samenvattend vraag ik de kerkelijke gemeenschappen over de hele wereld, en in het bijzonder die gewijd zijn aan de dienst aan de zieken, om met de hulp van Maria, Salus Infirmorum, de effectieve getuigen te zijn van de liefhebbende zorg van God onze Vader. Moge de Gezegende Maagd, onze Moeder, hen die ziek zijn troosten en iedereen ondersteunen die hun leven, als de barmhartige Samaritaan, hebben gewijd aan het genezen van de fysieke en geestelijke wonden van hen die lijden. Verenigd met elk van u in gedachten en gebed, verleen ik van harte mijn Apostolische Zegen als belofte van sterkte en vrede in de Heer.

Vanuit het Vaticaan, 8 december 2006

Paus Benedictus XVI

Volgende pagina: oorspronkelijke Engelse tekst

Papal Message for World Day of the Sick

“The Need for More Palliative Care Centers”

Dear Brothers and Sisters,
On 11 February 2007, when the Church keeps the liturgical memorial of Our Lady of Lourdes, the Fifteenth World Day of the Sick will be celebrated in Seoul, Korea. A number of meetings, conferences, pastoral gatherings and liturgical celebrations will take place with representatives of the Church in Korea, health care personnel, the sick and their families. Once again the Church turns her eyes to those who suffer and calls attention to the incurably ill, many of whom are dying from terminal diseases. They are found on every continent, particularly in places where poverty and hardship cause immense misery and grief. Conscious of these sufferings, I will be spiritually present at the World Day of the Sick, united with those meeting to discuss the plight of the incurably ill in our world and encouraging the efforts of Christian communities in their witness to the Lord’s tenderness and mercy.

Sickness inevitably brings with it a moment of crisis and sober confrontation with one’s own personal situation. Advances in the health sciences often provide the means necessary to meet this challenge, at least with regard to its physical aspects. Human life, however, has intrinsic limitations, and sooner or later it ends in death. This is an experience to which each human being is called, and one for which he or she must be prepared. Despite the advances of science, a cure cannot be found for every illness, and thus, in hospitals, hospices and homes throughout the world we encounter the sufferings of our many brothers and sisters who are incurably and often terminally ill. In addition, many millions of people in our world still experience in sanitary living conditions and lack access to much-needed medical resources, often of the most basic kind, with the result that the number of human beings considered “incurable” is greatly increased.

The Church wishes to support the incurably and terminally ill by calling for just social policies which can help to eliminate the causes of many diseases and by urging improved care for the dying and those for whom no medical remedy is available. There is a need to promote policies which create conditions where human beings can bear even incurable illnesses and death in a dignified manner. Here it is necessary to stress once again the need for more palliative care centers which provide integral care, offering the sick the human assistance and spiritual accompaniment they need. This is a right belonging to every human being, one which we must all be committed to defend.

Here I would like to encourage the efforts of those who work daily to ensure that the incurably and terminally ill, together with their families, receive adequate and loving care. The Church, following the example of the Good Samaritan, has always shown particular concern for the infirm. Through her individual members and institutions, she continues to stand alongside the suffering and to attend the dying, striving to preserve their dignity at these significant moments of human existence. Many such individuals — health care professionals, pastoral agents and volunteers — and institutions throughout the world are tirelessly serving the sick, in hospitals and in palliative care units, on city streets, in housing projects and parishes.

I now turn to you, my dear brothers and sisters suffering from incurable and terminal diseases. I encourage you to contemplate the sufferings of Christ crucified, and, in union with him, to turn to the Father with complete trust that all life, and your lives in particular, are in his hands. Trust that your sufferings, united to those of Christ, will prove fruitful for the needs of the Church and the world. I ask the Lord to strengthen your faith in his love, especially during these trials that you are experiencing. It is my hope that, wherever you are, you will always find the spiritual encouragement and strength needed to nourish your faith and bring you closer to the Father of Life. Through her priests and pastoral workers, the Church wishes to assist you and stand at your side, helping you in your hour of need, and thus making present Christ’s own loving mercy towards those who suffer.

In conclusion, I ask ecclesial communities throughout the world, and particularly those dedicated to the service of the infirm, to continue, with the help of Mary, Salus Infirmorum, to bear effective witness to the loving concern of God our Father. May the Blessed Virgin, our Mother, comfort those who are ill and sustain all who have devoted their lives, as Good Samaritans, to healing the physical and spiritual wounds of those who suffer. United to each of you in thought and prayer, I cordially impart my Apostolic Blessing as a pledge of strength and peace in the Lord.

From the Vatican, 8 December 2006

Benedictus PP. XVI


Staatssecretaris reageert op NAV/JPV commentaar Richtlijn Palliatieve Sedatie

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en SportMinisterie van VWS, 20 november 2006

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar aanleiding van de vraag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangaande de brief van de Juristenvereniging Pro Vita (JPV) en het Nederlands Artsenverbond (NAV) over de KNMG-richtlijn palliatieve sedatie, deel ik u het volgende mede.

Ook ik heb de brief van de JPV en de NAV mogen ontvangen. In deze brief geven de besturen van deze verenigingen aan zeer ingenomen te zijn met de richtlijn palliatieve sedatie die de KNMG in december 2005 heeft uitgebracht. De richtlijn schept de noodzakelijke duidelijkheid en geeft daarnaast grenzen en definities. Tegelijkertijd zijn de verenigingen van mening dat deze grenzen en definities enige aanscherping behoeven.

Ik deel met hen de mening dat de richtlijn palliatieve sedatie helderheid verschaft in de discussie over medische beslissingen rond het levenseinde. Dat betekent echter niet dat de discussie daarmee is afgerond. De brochure die de JPV en de NAV mij hebben gezonden laat zien dat zij kritisch de condities onderzoeken, waaronder toepassing van palliatieve sedatie aan de orde kan komen. Juist door het aangaan van de discussie rond palliatieve sedatie kan een breed gedragen praktijk ontstaan. Ik juich dat van harte toe.

Ik heb de Juristenvereniging Pro Vita en het Nederlands Artsenverbond geadviseerd hun inzichten te delen met de KNMG. De richtlijn is immers opgesteld door én voor de beroepsgroep.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp


Over de vooruitgang van de wetenschap

Paus Benedictus XVIAddress of His Holiness Benedict XVI to the members of the Pontifical Academy Of Sciences

Vaticaan, 6 november 2006
Monday, 6 November 2006

Your Excellencies,
Distinguished Ladies and Gentlemen,

I am pleased to greet the members of Pontifical Academy of Sciences on the occasion of this Plenary Assembly, and I thank Professor Nicola Cabibbo for his kind words of greeting in your name. The theme of your meeting – “Predictability in Science: Accuracy and Limitations” – deals with a distinctive attribute of modern science. Predictability, in fact, is one of the chief reasons for science’s prestige in contemporary society. The establishment of the scientific method has given the sciences the ability to predict phenomena, to study their development, and thus to control the environment in which man lives.

This increasing ‘advance’ of science, and especially its capacity to master nature through technology, has at times been linked to a corresponding ‘retreat’ of philosophy, of religion, and even of the Christian faith. Indeed, some have seen in the progress of modern science and technology one of the main causes of secularization and materialism: why invoke God’s control over these phenomena when science has shown itself capable of doing the same thing? Certainly the Church acknowledges that “with the help of science and technology…, man has extended his mastery over almost the whole of nature”, and thus “he now produces by his own enterprise benefits once looked for from heavenly powers” (Gaudium et Spes, 33). At the same time, Christianity does not posit an inevitable conflict between supernatural faith and scientific progress. The very starting-point of Biblical revelation is the affirmation that God created human beings, endowed them with reason, and set them over all the creatures of the earth. In this way, man has become the steward of creation and God’s “helper”. If we think, for example, of how modern science, by predicting natural phenomena, has contributed to the protection of the environment, the progress of developing nations, the fight against epidemics, and an increase in life expectancy, it becomes clear that there is no conflict between God’s providence and human enterprise. Indeed, we could say that the work of predicting, controlling and governing nature, which science today renders more practicable than in the past, is itself a part of the Creator’s plan.

Science, however, while giving generously, gives only what it is meant to give. Man cannot place in science and technology so radical and unconditional a trust as to believe that scientific and technological progress can explain everything and completely fulfil all his existential and spiritual needs. Science cannot replace philosophy and revelation by giving an exhaustive answer to man’s most radical questions: questions about the meaning of living and dying, about ultimate values, and about the nature of progress itself. For this reason, the Second Vatican Council, after acknowledging the benefits gained by scientific advances, pointed out that the “scientific methods of investigation can be unjustifiably taken as the supreme norm for arriving at truth”, and added that “there is a danger that man, trusting too much in the discoveries of today, may think that he is sufficient unto himself and no longer seek the higher values” (ibid., 57).

Scientific predictability also raises the question of the scientist’s ethical responsibilities. His conclusions must be guided by respect for truth and an honest acknowledgment of both the accuracy and the inevitable limitations of the scientific method. Certainly this means avoiding needlessly alarming predictions when these are not supported by sufficient data or exceed science’s actual ability to predict. But it also means avoiding the opposite, namely a silence, born of fear, in the face of genuine problems. The influence of scientists in shaping public opinion on the basis of their knowledge is too important to be undermined by undue haste or the pursuit of superficial publicity. As my predecessor, Pope John Paul II, once observed: “Scientists, precisely because they ‘know more’, are called to ‘serve more’. Since the freedom they enjoy in research gives them access to specialized knowledge, they have the responsibility of using that knowledge wisely for the benefit of the entire human family” (Address to the Pontifical Academy of Sciences, 11 November 2002).

Dear Academicians, our world continues to look to you and your colleagues for a clear understanding of the possible consequences of many important natural phenomena. I think, for example, of the continuing threats to the environment which are affecting whole peoples, and the urgent need to discover safe, alternative energy sources available to all. Scientists will find support from the Church in their efforts to confront these issues, since the Church has received from her divine founder the task of guiding people’s consciences towards goodness, solidarity and peace. Precisely for this reason she feels in duty bound to insist that science’s ability to predict and control must never be employed against human life and its dignity, but always placed at its service, at the service of this and future generations.

There is one final reflection that the subject of your Assembly can suggest to us today. As some of the papers presented in the last few days have emphasized, the scientific method itself, in its gathering of data and in the processing and use of those data in projections, has inherent limitations that necessarily restrict scientific predictability to specific contexts and approaches. Science cannot, therefore, presume to provide a complete, deterministic representation of our future and of the development of every phenomenon that it studies. Philosophy and theology might make an important contribution to this fundamentally epistemological question by, for example, helping the empirical sciences to recognize a difference between the mathematical inability to predict certain events and the validity of the principle of causality, or between scientific indeterminism or contingency (randomness) and causality on the philosophical level, or, more radically, between evolution as the origin of a succession in space and time, and creation as the ultimate origin of participated being in essential Being.

At the same time, there is a higher level that necessarily transcends all scientific predictions, namely, the human world of freedom and history. Whereas the physical cosmos can have its own spatial-temporal development, only humanity, strictly speaking, has a history, the history of its freedom. Freedom, like reason, is a precious part of God’s image within us, and it can never be reduced to a deterministic analysis. Its transcendence vis-à-vis the material world must be acknowledged and respected, since it is a sign of our human dignity. Denying that transcendence in the name of a supposed absolute ability of the scientific method to predict and condition the human world would involve the loss of what is human in man, and, by failing to recognize his uniqueness and transcendence, could dangerously open the door to his exploitation.

Dear friends, as I conclude these reflections, I once more assure you of my close interest in the activities of this Pontifical Academy and of my prayers for you and your families. Upon all of you I invoke Almighty God’s blessings of wisdom, joy and peace.


Derde evaluatie Wet op de orgaandonatie

ZonMW, november 2006

Het geïntensiveerde donatiebeleid werpt vruchten af, zo blijkt uit de derde evaluatie uit van de Wet op de orgaandonatie. Rond de invoering van deze wet in 1998 was het aantal donaties gedaald: vergeleken met andere landen zakte Nederland van voorloper weg naar de onderste regionen. Inmiddels is Nederland weer opgeklommen tot de middenmoot.

Tekort aan organen
Nog steeds zijn er onvoldoende organen om aan de toenemende vraag te voldoen. Ook de komende jaren zal de vraag groter blijven dan het aanbod. Er is vooral een groot tekort aan nieren. De kleine groep patiënten die wacht op een donororgaan, blijft afhankelijk van de grote groep Nederlanders die voor hun zaak gewonnen moet worden. Onder meer om het aanbod aan donororganen te vergroten is in 1998 de Wet op de orgaandonatie (Wod) van kracht geworden. Vanaf 2000 heeft het Ministerie van VWS zich ingezet om het aanbod te verhogen via een breed palet aan maatregelen, zoals voorlichting, campagnes, nabestaandencontact en beleid in ziekenhuizen. Geconcludeerd kan worden dat de achterstand in het aantal donoren die rond de introductie van de WOD was opgelopen inmiddels weer is ingelopen. Met name grote publiekscampagnes en scholing van bij orgaandonatie betrokken professionals blijken effectief te zijn.

Onderzoeksvragen
De evaluatie is uitgevoerd in opdracht van ZonMw door het NIVEL, de Universiteit Maastricht, Faculteit der Gezondheidswetenschappen en de Afdeling Sociale Geneeskunde, sectie Gezondheidsrecht van het AMC/Universiteit Amsterdam. Doel van deze evaluatie was het vinden van een antwoord op drie vragen
1. Wat zijn de effecten van het door de overheid ingezette beleid?
2. Wat is de rol van nabestaanden bij het toestemmingsvraagstuk?
3. Is er sprake van een rechtvaardige verdeling van donororganen?

Voortdurende inspanningen blijven nodig
Het onderzoek heeft aangetoond dat de verdeling van organen op een rechtvaardige manier gebeurt. Om de stijgende lijn in het aantal donaties voort te kunnen zetten zijn voortdurende inspanningen nodig. Het blijkt dat nabestaanden in Nederland en de ons omringende landen meer ruimte krijgen dan valt af te leiden uit de wettelijke regelingen. Dit maakt de communicatie met nabestaanden tot een vitaal punt in het donatieproces. Het is daarom belangrijk om aandacht te blijven besteden aan het proces van orgaandonatie in ziekenhuizen. De focus moet daarbij in ieder geval gericht zijn op de bij orgaandonatie betrokken professionals. Zij zijn cruciaal als het gaat om het verkrijgen van toestemming van nabestaanden.

Ook is het de moeite waard na te gaan of er in Nederland mogelijkheden zijn om te komen tot een betere afstemming – bijvoorbeeld op etniciteit of geloofsovertuiging – tussen degene die de donatievraag stelt en de nabestaande. Dit zou kunnen leiden tot een toename in het percentage toestemmingen van nabestaanden.

Tenslotte blijven publiekscampagnes nodig en nuttig. Deze evaluatie laat zien dat eenvoudige, gerichte publiekcampagnes effect hebben. Het is belangrijk om het niet bij een eenmalige campagne te houden, maar deze met enige regelmaat te herhalen.


Vanaf 2007 vergunning nodig voor stamceltransplantatie

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en SportMinisterie van VWS, 31 oktober 2006

Minister Hoogervorst stuurt vandaag de regeling Stamceltransplantatie naar de Tweede Kamer. De regeling betreft met name stamcellen uit het beenmerg: autoloog, d.w.z. van de ontvanger zelf, of allogeen, d.w.z. van een (volwassen) beenmergdonor. Voor stamcellen van embryo’s verwijst de minister naar de Embryowet.(webredactie SME)

Voor stamceltherapie is vanaf 1 januari 2007 een vergunning vereist. Dit staat in de nieuwe ministeriële regeling stamceltransplantatie van minister Hoogervorst.

Het transplanteren van stamcellen – om ze te laten differentiëren tot cellen van weefsels of organen – is een veelbelovende therapie. Door stamceltherapie zou beschadigd weefsel van bijvoorbeeld hart, lever of nieren kunnen worden hersteld met nieuwe cellen. Ook zijn er mogelijke toepassingen voor bestrijding van aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson, epilepsie en ALS.

Hoewel deze therapie nog lang niet uitontwikkeld is, ontstaan in Nederland centra die stamceltherapie aanbieden alsof deze vorm van behandeling gebruikelijk is. Volgens deskundigen is de werkzaamheid van de stamceltherapie nog niet aangetoond en brengt de behandeling gezondheidsrisico’s met zich mee. In de regeling van de minister staat nu dat de klinische toepassing van stamceltherapie verboden is.

Alleen de academisch medische centra en het Nederlands Kanker Instituut komen in aanmerking voor een vergunning – om binnen de context van een experiment – stamceltherapie toe te passen. Ze moeten dan voldoen aan de vereisten die de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) stelt.


Het embryo als winstobject

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 27 oktober 2006
door Ben van de Venn

“Wij zijn een katholieke universiteit én wij zijn voorstander van embryonaal stamcelonderzoek”, verklaarde de rector van de Katholieke Universiteit Leuven onlangs. Mgr. Leonard van Namen neemt openlijk stelling tegen dit soort onderzoek. De Belgische gynaecoloog dr. André Devos steunt mgr. Leonard.

In de katholieke universiteiten in de lage landen bestaat al jaren een conflict tussen de dagelijkse medische praktijk en de leer van de katholieke Kerk. De uitspraak van de Leuvense rector Marc Vervenne bij de opening van het academisch jaar 2006-2007 bevestigt deze constatering onomwonden. “In bio-ethische kwesties plaatst de KU Leuven het belang van de patiënt boven het geloof”, zei hij. En hij voegde daar aan toe: “Ja wij zijn een katholieke universiteit én wij zijn voorstander van embryonaal stamcelonderzoek met overtollige embryo’s van ivf-behandelingen, ook al heeft het Vaticaan daar een andere mening over.” Tegen deze inconsequente houding keert de Namense bisschop André Mutien Leonard zich (zie ook zijn column in KN54). Hij roept de Leuvense academici op tot een meer “profetisch en creatief” biomedische onderzoek.

Van pil tot IVF
De huidige instelling van de KU Leuven is het resultaat van een jarenlange ontwikkeling. Professor Ivo Brosens, hoogleraar gynaecologie, beschrijft dat proces in zijn onlangs verschenen boek The challenge of Reproductive Medicine at Catholic Universities (Uitg. Peeters-Leuven) “Brosens heeft tijdens zijn academische loopbaan de hele evolutie aan de Leuvense universiteit van binnenuit meegemaakt,” zegt de Belgische gynaecoloog en obstetricus (verloskundige) dr. André Devos. “We lezen hoe de anticonceptiepil werd geïntroduceerd in de jaren ’70. Begin jaren ’80 volgde de voorloper van de huidige morning-afterpil, als oplossing voor ‘onbeschermde’ geslachtsgemeenschap. Daarna kwam sterilisatie op het programma te staan. In 1982 werd dan de eerste ivf-baby geboren. De invoering van abortus kwam in Leuven tot stand evenals zogenaamde ‘embryo-reductie’ bij meerlingzwangerschappen.” Recentelijk heeft de universiteit een nieuw instituut voor stamcelonderzoek opgericht om zodoende Catherine Verfaillie te kunnen aantrekken. Deze oorspronkelijk uit Leuven afkomstige onderzoekster vertrok uit de VS omdat Bush een veel restrictiever beleid voert inzake het gebruik van embryo’s voor isoleren van stamcellen.

Positieve ontwikkeling
“Maar”, tekent Devos aan, “er zijn ook onderzoeksgebieden uitgebouwd die mijns inziens geen ethische conflicten met zich meebrengen. Foetale chirurgie bijvoorbeeld, biedt steeds meer mogelijkheden om bepaalde handicaps al in de moederschoot te behandelen. Naast stamcelonderzoek met cellen van volwassenen en met uit de navelstreng verkregen cellen, is dit een terrein dat aanmoediging verdient.” Dat is ongetwijfeld wat mgr. Leonard bedoelt als hij de universiteit aanspoort tot “profetisch en creatieve” wetenschapsbeoefening.

Winstverwachting
“Natuurlijk heeft een universiteit als die van Leuven te kampen met financiële problemen. Op een van de laatste vergaderingen van het VVOG (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie) zei de voorzitter: ‘Wij kunnen niet zonder de firma’s.’ Bedoeld wordt de farmaceutische industrie. Ik denk dat daar de kern van de zaak ligt. Er moeten overal compromissen gesloten worden, zelfs in wetenschappelijke publicaties. Er zijn mensen die het ‘goede nieuws’ van de farmaceutische ontwikkeling namens de firma’s overal gaan verkondigen. Het geld voor het zeer dure onderzoek komt van de sponsorende firma’s. Er gaan miljarden in de richting waar winstverwachting het hoogst is: ivf-industrie, abortiva en contraceptiva, chemotherapie voor de snel toenemende borstkankers en de regeneratieve geneeskunde met het stamcelonderzoek.”

Farma-industrie
“Stamcellen leveren materiaal voor nieuw weefsel dat zieke lichaamsdelen kan vervangen. Van daar de naam regeneratieve geneeskunde. De verwachtingen van het embryonaal stamcelonderzoek worden flink overdreven om zware investeringen los te weken. De Franse prof. Paul Huriet (president van het Institut Curie te Parijs) gaat ervan uit dat de markt van stamcellen in de regeneratieve geneeskunde goed is voor zo’n 150 miljard dollar.

Intussen blijft onderzoek en promotie van natuurlijke geboorteregeling (NFP) verweesd achter, een voor de hand liggende taak voor een katholieke universiteit naar mijn mening. Ik ben ervan overtuigd dat de Leuvense professoren ook NFP-promotie zouden doen, als ze niet financieel afhankelijk zouden zijn van de farma-industrie.”

Natuurlijke geboorteregeling
Ingrijpender is het probleem van de ethische verblinding aan de Leuvense Alma Mater. Een hele generatie docenten is in de roes van de jaren zestig blijven vastzitten. De pil was net op de markt, Humanae Vitae verscheen, Leuven protesteerde. Devos: “Ik was zelf ook tegen Humanae Vitae – en net als de andere collega’s zonder de encycliek gelezen te hebben. Dus schreef ik de ene pil na de andere voor. Maar omdat ik het mij kon permitteren met mijn privé-praktijk werkelijk naar vrouwen te luisteren, ontdekte ik dat veel vrouwen die pil met grote tegenzin namen. Toen dacht ik: er moet toch een oplossing zijn. Vruchtbaarheid en zwangerschap zijn toch geen ziekte? Zo ben ik terecht gekomen bij dokter Anna Flynn in Engeland die een centrum gesticht had voor natuurlijke geboorteregeling (NFP). Daarna ben ik samen met Pierre Hernalsteen begonnen hier ook centra te stichten, in Oost-Vlaanderen, in Antwerpen, in Brabant en in West-Vlaanderen. De NFP-methode is niet altijd gemakkelijk, maar het grote voordeel is dat het een zaak van man en vrouw wordt, wat de relatie bevordert. Bij anticonceptie moet de vrouw alles alleen dragen. De pil is geen bevrijding geweest en feministen van het eerste uur, zoals Shere Hite en Germaine Greer, geven dat nu ook eerlijk toe.”

Ontmenselijking
In Leuven blijken het vooral moraaltheologen (vaak priesters) te zijn die niet inzien wat de ideologie van de seksuele revolutie teweeggebracht heeft. Bio-ethici geven de indruk dat kerkelijke documenten als Donum Vitae en Evangelium Vitae wetenschappelijk achterhaald zijn. Devos: “Het tegendeel is waar. Wetenschappelijk biologisch onderzoek heeft al decennia geleden aangetoond dat na de bevruchting van de eicel door een zaadcel er een uniek wezen ontstaat dat in deze vorm nooit meer zal terugkeren. Maar door te stellen dat er pas sprake is van een individuele persoon na de innesteling van de eicel in de baarmoeder, ontmenselijkt men het embryo in de eerste veertien dagen. Zo kan men het als louter biologisch materiaal voor wetenschappelijk onderzoek gebruiken. In deze visie herdefinieert men de zwangerschap door die niet bij de bevruchting, maar pas bij de innesteling te laten plaatsvinden.

Met deze ‘geniale’ bio-ethische ingreep kan men ook het gebruik van de morning-afterpil, die de innesteling verhindert, vergoelijken. Niet vreemd dus dat er momenteel in België meer dan tienduizend van deze pillen per maand verkocht worden. Meisjes tot 21 kunnen die gratis bij een apotheker krijgen. Een sterk voorbeeld van het hellend vlak waarop men zich begeeft wanneer bepaalde grenzen worden overschreden.”

Open dialoog
Waarschuwingen zoals mgr. Leonard die afgeeft, zijn dus geen overbodige luxe. Er moet dringend een open dialoog komen met mensen als rector Vervenne, die vinden dat het geloof geen rol mag spelen bij het wetenschappelijk onderzoek aan de KU Leuven.

Het leven van elke persoon is beschermwaardig en kan niet opgeofferd worden aan de gezondheid van andere mensen, zoals bij embryonaal stamcelonderzoek gebeurt. De bescherming van het menselijk leven vanaf de conceptie tot de natuurlijke dood is niet meer dan een burgerplicht in een beschaafd land.

Risico’s en toepassingen
Risico’s met embryonale stamcellen

  • Nog geen klinische toepassingen
  • Weinig succes met dierproeven
  • Overdreven vermenigvuldiging
  • Neiging tot vorming van gezwellen en kankers

Ethische problemen

  • Vernietigen van overtollige en nieuw aangemaakte embryo’s
  • Klonen in geval van afstoten van de cellen
  • Experimenteren op de mens zonder therapeutisch doel wordt mogelijk

Zonder bezwaren
Enkele actuele klinische toepassingen met volwassen stamcellen, waartegen geen ethische bezwaren bestaan:

  • Kanker: leukemieën
  • Bloedarmoede: van diverse oorsprong
  • Been- en kraakbeenafwijkingen
  • CVA (cerebrovasculair accident) beroerte
  • Herstel van hartweefsel
  • Ziekte van Parkinson: zenuwstamcellen van de patiënt of stamcellen uit het oog
  • Maagslijmvlies: herstel van maagzweren
  • Huid: herstel door stamcellen van haarfollikel van patiënt

Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.