Katholieke Stichting Medische Ethiek
10 mei 2024

Natuurlijke gezinsplanning oogst kritiek, maar onbekend maakt onbemind

Katholiek Nieuwsblad, 25 april 2024
door Emma Koevoets

Veel artsen ontmoedigen natuurlijke methoden voor zwangerschapspreventie nu steeds meer vrouwen stoppen met hormonale anticonceptie. Ze verwijzen vaak naar apps die vruchtbare dagen voorspellen of naar ’terugtrekken’ tijdens geslachtsgemeenschap. De wetenschappelijk gefundeerde methoden voor natuurlijke gezinsplanning worden echter vaak over het hoofd gezien.

NFP (Natural Family Planning) kreeg veel bekendheid in de jaren vijftig en zestig, toen stellen zochten naar manieren voor natuurlijke gezinsplanning die in overeenstemming waren met een katholieke mensvisie. Katholieke artsen zoals Josef Rötzer, John Billings en Thomas Hilgers legden zich toe op het bestuderen van de vruchtbaarheidscycli van vrouwen om nauwkeurig de vruchtbare en onvruchtbare periodes te identificeren.

Het verbaast gynaecoloog en fertiliteitsarts Susanne van der Velden niet dat minder vrouwen hormonale anticonceptie willen gebruiken. “Vijftig jaar geleden werd de opkomst van de pil gezien als een enorme bevrijding, maar inmiddels kijken vrouwen er anders tegenaan.

Geslachtshormonen hebben altijd een impact op het hele lijf, dus kunstmatige hormonen ook. Elke medicatie, ook de pil, heeft bijwerkingen. Je ziet steeds meer vrouwen een afweging maken tussen voor- en nadelen bij een medicijn dat ze soms jarenlang elke dag moeten slikken.”

Biomarkers

Vrouwen hebben hormonale schommelingen tijdens hun cyclus, wat verschillende symptomen in het lichaam veroorzaakt, legt Van der Velden uit. “Sommige hormonen reguleren de menstruatie, terwijl andere de eisprong controleren. Veranderingen in de lichaamstemperatuur, de consistentie van baarmoederhalsslijm en de positie van de baarmoederhals zijn standaard ‘biomarkers’ die in principe door elke vrouw eenvoudig kunnen worden vastgesteld.”

De arts ziet een aanzienlijk verschil tussen vrouwen die biomarkers leren observeren van een gecertificeerde docent en vrouwen die hun cyclus interpreteren met behulp van een simpele kalenderapp die de dagen telt. “Voor het vermijden van een zwangerschap moet je je lichaam véél beter leren kennen”, stelt ze.

Even betrouwbaar

NFP-methoden maken gebruik van verschillende biomarkers om te achterhalen in welke vruchtbaarheidsfase de vrouw zich bevindt. Er bestaan verschillende NFP-methoden die nauw verbonden zijn met de katholieke leer. Deze zijn gebaseerd op zowel wetenschappelijk onderzoek als op de ethische principes van de Kerk. In Nederland kunnen vrouwen twee cursussen volgen vanuit deze natuurlijke methode: FertilityCare en Sensiplan.

“Bij Sensiplan en FertilityCare leer je methoden die in principe – gekeken naar de Pearl-index – allebei even betrouwbaar zijn als de pil om zwangerschap te voorkomen”, zegt Van der Velden. De Pearl-index is een maatstaf voor de effectiviteit van anticonceptiemethoden. “Internationaal zijn er nog veel meer methoden die werken met cursussen en supervisie. Het zou een verrijking zijn als vrouwen in Nederland dus meer keuze hadden.”

Vruchtbaarheidsbewustzijn

Nienkelet Smeenk, consulentendocent bij Sensiplan, doceerde de methode ook aan het grootseminarie Rolduc en aan stellen tijdens huwelijksvoorbereidingen in het bisdom Roermond. “Vrouwen ontdekken deze methoden om verschillende redenen, zoals bezorgdheid over hormonale bijwerkingen of een verlangen om hun lichaam beter te begrijpen, los van religieuze motieven. Zowel vrouwen als mannen ervaren de methode als een verrijking van hun relatie en leven.”

Adriana Buconić (25), die sinds twee jaar een NFP-methode gebruikt, bevestigt dit: “Het grootste voordeel voor mij is dat ik veel meer in contact sta met mijn biologie en daarop kan vertrouwen. Dat heeft mij ook geholpen bij de heftige menstruatiepijn die ik als tiener had.” Sinds kort helpt ze ook als consulent cursisten de methode onder de knie te krijgen. “Het is veel meer dan alleen anticonceptie. We noemen het vruchtbaarheidsbewustzijn of gezinsplanning.”

Buconić is katholiek en benadrukt: “Ik wilde volgens mijn eigen normen en waarden met mijn lichaam omgaan. Ik voel er respect en eerbied voor, ook tegenover God en hoe Hij ons heeft geschapen. Het gaat erom dat ik dat respect en die eerbied koester, en dat ik mijn lichaam gewoon zijn gang kan laten gaan, zonder onnodig in te grijpen in de natuur.”


Cijfers bevestigen: pilgebruik daalt

Volgens CBS-gegevens gebruikte in 2014 ongeveer 38,1 procent van de vrouwen tussen 16 en 49 jaar de pil. In 2022 was dit percentage gedaald tot 29,4 procent. Sociale media spelen een rol in deze trend: op platforms zoals TikTok en Instagram worden jonge vrouwen beïnvloed door influencers die hormonale anticonceptie afraden vanwege bijwerkingen en ‘gevaren’. Of een bewering juist is of niet, is op die platforms vaak niet te achterhalen.

Uit onderzoek van seksualiteitsinstituut Rutgers blijkt dat veertien procent van de vrouwen tussen de 18 en 30 jaar natuurlijke methoden gebruikt om zwangerschap te voorkomen. Van hen geeft 62 procent aan geen hormonen te willen gebruiken, terwijl 35 procent vreest voor de gezondheidsrisico’s van hormonale anticonceptie. Als reden voor het gebruik van natuurlijke methoden geeft 41 procent aan meer in contact te willen zijn met hun eigen lichaam en natuurlijke cyclus.

Meer vrouwen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar – achttien procent – geven aan dat positieve verhalen op sociale media een reden zijn voor het gebruik van natuurlijke methoden, in vergelijking met slechts negen procent van vrouwen tussen 25 en 29 jaar.

Bij onderzoek naar factoren die hebben bijgedragen aan de keuze voor deze methoden, noemt 35 procent van de vrouwen hun partner als ondersteuning bij het besluitvormingsproces. 22 procent noemde vrienden, terwijl 16 procent aangaf dat informatie op sociale media heeft bijgedragen aan het besluit.


Teamwork

NFP-methodes vereisen daarnaast ook teamwork van beide relatiepartners. Mannen worden aangemoedigd om aan de cursussen deel te nemen en te leren over de gezamenlijke vruchtbaarheid en het functioneren van het vrouwenlichaam, want in een natuurlijke cyclus zijn er dagen waarop geslachtsgemeenschap vermeden moet worden om zwangerschap te voorkomen.

“Dat is ook het voordeel van deze methode: het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Ik neem de tekenen waar, ik licht mijn echtgenoot in en wij erkennen de gevolgen”, zegt Radharani Bruls-Verhoeven (33). Zij maakte kennis met NFP nadat ze acht jaar geleden in het huwelijksbootje stapte. Ze zocht naar een manier voor natuurlijke gezinsplanning die ook door haar geloof werd ondersteund.

“Kinderen zijn altijd welkom, maar het moet wel realistisch blijven”, vertelt ze. “73 cycli en twee geplande kinderen verder ben ik nog altijd erg tevreden over de methode. Het is gewoon veilig als je de regels goed opvolgt. Daarnaast: doordat ik mijn lichaam zo goed ken en begrijp, werden we vrij snel gezegend met twee zwangerschappen.”

‘Vijf minuten per dag’

Zowel Buconić als Bruls-Verhoeven geven aan dat het gebruik van de methode gepaard gaat met best wat discipline en verantwoordelijkheid, de mogelijkheid van menselijke fouten bij het interpreteren van biomarkers en de potentiële risico’s van ongeplande zwangerschap bij verkeerde toepassing.

De cursussen mogen ook wel gezien worden als een investering in jezelf. “Maar als je de methode eenmaal onder de knie hebt, ben je er in principe maar vijf minuten per dag mee bezig en is het eigenlijk vergelijkbaar met dagelijks je tanden poetsen.”

Gebrek aan kennis

Beide vrouwen, en ook Smeenk en Van der Velden, horen en ervaren de kritiek vanuit media en artsen over NFP-methoden om zwangerschap te voorkomen. Toch snappen ze ook waar dat vandaan komt. Ze denken dat het te maken heeft met het gebrek aan kennis over NFP en omdat onbekend onbemind maakt.

“Vrouwen willen meer regie over hun lichaam, maar helaas wordt er snel gegrepen naar allerlei natuurlijke methoden uit grootmoeders tijd”, vindt Smeenk. “Veel apps baseren zich op de onbetrouwbare kalendermethode. Ontwikkelaars steken veel geld in marketing van hun apps en vermelden cijfers van de Duitse onderzoeken, terwijl een algoritme bepaalt of een stel gemeenschap ‘mag’ hebben.”

De kritiek op die natuurlijke methodes is in het algemeen dus wel terecht, maar “onze wetenschappelijk onderbouwde methode wordt hierdoor helaas ook in een minder goed daglicht gesteld”, ziet ze.

Dit artikel kwam tot stand met steun van het Instituut voor Huwelijk, Gezin en Opvoeding (IHGO). Zie ook kn.nl/gezin.


Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.


Presentatie “To eat or not to eat: that’s the question”

Presentatie en evaluatie van de online bijeenkomst “To eat or not to eat: that’s the question”, gehouden op 16 april 2024, 20.00 u.


Presentatie “Leve de supermens! Adam en Eva 2.0”

Presentatie en evaluatie van de online bijeenkomst “Leve de supermens! Adam en Eva 2.0”, gehouden op 11 maart 2024, 20.00 u.


Presentaties “Artificiële intelligentie: Zegen of vloek?”

Presentaties gehouden op de studiedag Artificiële intelligentie: Zegen of vloek? op 25 november 2023 in Hilversum.

Programma Programmaboekje
René Donkers, adviseur zorgtechnologie Ontwikkelingen zorgtechnologie
Mgr.dr. Everard de Jong, hulpbisschop van Roermond Artificial Intelligence – Zal AI ooit mens worden en hem/haar overtreffen?
Dr. Lambert J.M. Hendriks, rector grootseminarie Rolduc, voorzitter Katholieke Stichting Medische Ethiek De ethische aspecten van AI in de gezondheidszorg
Drs. Lotte Voets, specialist ouderengeneeskunde AI-documenten van UNESCO, EU en COMECE

Vierde evaluatie Nederlandse euthanasiewet

Rijksoverheid, 30 mei 2023

De vierde evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding is gepubliceerd. Uit de rapportage blijkt dat steeds meer Nederlanders vinden dat iedereen zelf moet kunnen beschikken over eigen leven en dood. Een meerderheid van 60 procent van de Nederlanders vindt zelfbeschikking over eigen leven en dood een goede zaak, constateren Erasmus MC, Amsterdam UMC, UMC Utrecht en Erasmus Universiteit Rotterdam op basis van een peiling onder bijna 1100 mensen. In 2016 en 2010 was dit respectievelijk 53 en 49 procent.

Ook gaat het steeds vaker over de persoonlijke ervaring van het lijden door mensen. Burgers hechten daarnaast veel waarde aan uitvoering van euthanasie door een arts. Alternatieven als hulp bij zelfdoding door een ander of een ‘zelfdodingspil’ kunnen rekenen op veel minder steun. Ook artsen achten zowel zelfbeschikking als hun rol bij de gewenste levensbeëindiging belangrijk. Euthanasie wordt intussen steeds vaker toegepast: 9025 keer in 2021 (5,3 procent van alle sterfgevallen in dat jaar) tegen 6650 keer in 2015 (4,5 procent van de sterfgevallen).


Centrum voor Ethiek en Gezondheid verkent morele uitgangspunten bij schaarste in de zorg

Als planbare zorg wordt uitgesteld om ruimte vrij te maken voor acute zorg, spreken we van code rood. Wanneer code rood lang aanhoudt, kan de groeiende hoeveelheid uitgestelde planbare zorg niet meer worden ingehaald. Beleid dat alleen gericht is op het afwenden van direct levensgevaar, en dus absolute prioriteit geeft aan acute zorg, schiet dan tekort. Een signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid draagt ethische denkrichtingen en concrete strategieën aan, om een eerlijke verdeling van schaarse zorg in geval van langdurig code rood mogelijk te maken. 

Deze verkenning verwoordt niet noodzakelijkerswijs het standpunt van de Katholieke Stichting Medische Ethiek.


Hulp bij zelfdoding toestaan, houdt legalisering euthanasie niet tegen

Katholiek Nieuwsblad, 4 maart 2022
door kardinaal Wim Eijk, aartsbisschop van Utrecht, bisschop-referent voor medisch-ethische kwesties en lid van de Pauselijke Academie voor het Leven

Een Italiaans wetsontwerp voor de legalisering van medische hulp bij zelfdoding, riep de vraag op of de Kerk zo’n wet niet zou moeten steunen, om zo legalisering van euthanasie te kunnen voorkomen. Dat is echter een utopie: er is geen significant moreel verschil tussen de twee.

Bij (vrijwillige) euthanasie dient de arts door middel van een injectie of een infuus een dodelijke dosis geneesmiddelen toe om het leven van de patiënt op diens eigen verzoek te beëindigen. Men spreekt van hulp bij zelfdoding, wanneer de patiënt zelf een dodelijke dosis geneesmiddelen inneemt, die door zijn arts is voorgeschreven met het doel hem in staat te stellen een einde aan zijn leven te maken. In het eerste geval verricht de arts de levensbeëindigende handeling, in het tweede geval de patiënt zelf.

Intrinsiek kwaad

Zowel bij euthanasie als bij medische hulp bij zelfdoding neemt de patiënt zelf het initiatief om zijn leven te (doen) beëindigen, wat impliceert dat hij in beide gevallen dezelfde verantwoordelijkheid voor zijn dood draagt.

Bij euthanasie is het de arts die de levensbeëindigende handeling verricht, die intrinsiek kwaad is. Bij zelfdoding met medische hulp werkt de arts mee aan de beëindiging van het leven van de patiënt. Omdat hij de intentie van de patiënt om zijn leven te beëindigen deelt, is zijn medewerking formeel (en niet materieel).

Dezelfde morele verantwoordelijkheid

Formele medewerking aan een intrinsiek slechte daad is op zichzelf intrinsiek kwaad. Er is dus geen significant moreel verschil tussen medische hulp bij zelfdoding en euthanasie, noch van de kant van de patiënt, noch van die van de arts. Beiden dragen in beide gevallen dezelfde morele verantwoordelijkheid. Het enige verschil is misschien dat medische hulp bij zelfdoding voor de arts psychisch minder belastend is dan euthanasie.

Wanneer men medische hulp bij zelfdoding zou toestaan, dan is men gedwongen om ook euthanasie toe te staan. Het is zinloos te stellen dat men door in te stemmen met de legalisering van medische hulp bij zelfdoding de legalisering van euthanasie zou kunnen voorkomen. Omdat het morele verschil tussen beide niet significant is, zou automatisch de weg vrijgemaakt worden voor het legaliseren van euthanasie.

Zouden we in dit geval paragraaf 73 van de encycliek Evangelium Vitae van paus Johannes Paulus II toe kunnen passen, waarin hij schrijft: “Een bijzonder gewetensprobleem kan zich voordoen in de gevallen waarin een parlementaire stemming beslissend zou zijn voor het aannemen van een strengere wet, bedoeld om het aantal legale abortussen te beperken, in plaats van een wet die meer toelaat, wanneer die reeds zou zijn aangenomen of ter stemming gereed zou liggen. […] In een geval als het juist genoemde, wanneer het niet mogelijk is een abortuswet af te wenden of volledig af te stemmen, zou het een afgevaardigde, wiens persoonlijke absolute tegenstand tegen abortus duidelijk en aan iedereen bekend gemaakt was, geoorloofd kunnen zijn wetsvoorstellen te steunen die ten doel hebben de schade te beperken van zo’n wet en die de negatieve effecten op het gebied van de cultuur en de openbare moraal verminderen.” Paus Johannes Paulus II kwalificeert dit niet als een ongeoorloofde vorm van medewerking aan een onrechtvaardige of onvolmaakte wet.

Volgende logische stap

Maar stemmen voor een wet die medische hulp bij zelfdoding toestaat, impliceert geenszins een rem op het legaliseren van euthanasie. De hierboven vermelde paragraaf uit Evangelium Vitae is dus niet van toepassing op deze kwestie. Integendeel, legalisering van medische hulp bij zelfdoding maakt automatisch de weg vrij voor legalisering van euthanasie als de volgende logische stap. Want er bestaat geen significant moreel verschil tussen deze twee.


Geen moreel verschil tussen hulp bij zelfdoding en euthanasie

No significant moral difference exists between medically assisted suicide and euthanasia

RKKerk.nl, 24 februari 2022

by Willem Jacobus Cardinal Eijk, archbishop of Utrecht, Responsible for medical-ethics questions on behalf of the Dutch Bishops’ Conference and member of the Pontifical Academy for Life

In the case of (voluntary) euthanasia the physician administers by way of an injection or a drip a lethal dose of drugs in order to terminate the life of the patient at his request. One speaks of medically-assisted suicide, when the patient himself takes a lethal dose of drugs, prescribed intentionally by his physician in order to enable the patient to terminate his life. In the first case the physician performs the life terminating act, in medical-assisted suicide the patient himself performs the act which terminates his life.

In euthanasia as well as in medically-assisted suicide the patient takes the initiative to (make) terminate his life, which implies that he in both cases bears the same responsibility for his death. In euthanasia it is the physician who performs the killing act, which is intrinsic evil. In medically-assisted suicide the physician cooperates in terminating the patient’s life. Because he approves of the patient’s intention to end his life, his cooperation is formal (and not material). Formal cooperation in an intrinsically evil act is in itself intrinsic evil. Consequently, there is no significant moral difference between medically-assisted suicide and euthanasia, neither from the patient’s side, nor from that of the physician. Both bear the same moral responsibility in euthanasia as well as in medically-assisted suicide. The only difference is perhaps that medically-assisted suicide brings about less psychic tensions for the physician that euthanasia.

When one would allow medically-assisted suicide, one is confined to also allow euthanasia. Stating that by agreeing with the legislation of medically-assisted suicide one could prevent the legislation of euthanasia makes no sense. One would simply and automatically pave the way for legalizing euthanasia, because the ethical difference between both is not significant.

Would it be possible to apply to this case paragraph 73 of John Paul II’s encyclical Evangelium vitae, in which he writes: “A particular problem of conscience can arise in cases where a legislative vote would be decisive for the passage of a more restrictive law, aimed at limiting the number of authorized abortions, in place of a more permissive law already passed or ready to be voted on … in a case like the one just mentioned, when it is not possible to overturn or completely abrogate a pro-abortion law, an elected official, whose absolute personal opposition to procured abortion was well known, could licitly support proposals aimed at limiting the harm done by such a law and at lessening its negative consequences at the level of general opinion and public morality.” Pope John Paul II does not qualify this as an illicit form of cooperation in an unjust or imperfect law.

However, voting for a law by which medically-assisted suicide is allowed by no means implies a restriction to legalizing euthanasia. So the paragraph of Evangelium vitae, mentioned above, is not applicable to this case. On the contrary, legalizing medically-assisted suicide automatically paves the way for legalizing euthanasia as the next logical step. For no significant moral difference exists between medically-assisted suicide and euthanasia.

Cardinal Eijk comments the position of two other members of the Pontifical Academy for Life, as pointed out in the National Catholic Register and La Vita Cattolica


Ook hulp bij zelfdoding legaliseren schendt de beschermwaardigheid van het leven

Katholiek Nieuwsblad, 18 februari 2022
door broeder René Stockman, generaal overste van de Broeders van Liefde

Het legaliseren van hulp bij zelfdoding wordt soms voorgesteld als een ‘minder kwaad’, dat legalisering van euthanasie kan helpen voorkomen. Bij die redenatie kunnen flinke vraagtekens worden gezet.

In Italië waaide de laatste weken een onheilspellende wind. Er werden pogingen ondernomen om de legalisering van hulp bij zelfdoding via referendum te forceren. Op 15 februari werd dit echter door het grondwettelijk hof afgevoerd. Velen, waaronder de woordvoerders van de Italiaanse Kerk, waren opgelucht.

De zaak is echter nog helemaal niet van de baan, want in het parlement werkt men verder aan een wetsvoorstel om hulp bij zelfdoding alsnog te legaliseren.

Gebotst met de wet

De hele beweging startte met de zaak van Fabiano Antoniani. Hij raakte na een verkeersongeval in 2014 volledig verlamd en blind en zocht tevergeefs naar wegen om zijn leven te beëindigen. Uiteindelijk trok hij naar Zwitserland om daar onder begeleiding zelfdoding te kunnen plegen.

De begeleider, Marco Cappato, is lid van een vereniging die legalisering van hulp bij zelfdoding promoot. Hij werd als medeplichtige in staat van beschuldiging gesteld, maar uiteindelijk vrijgesproken: hij zou hebben gehandeld in lijn met een wens tot zelfdoding die volledig autonoom en vrij was genomen. Dit botste met de wet die in Italië zowel euthanasie als hulp bij zelfdoding strafbaar stelt.

Daarop werd vorig jaar een referendumaanvraag ingediend, om te peilen of ook in Italië de tijd rijp is om euthanasie te legaliseren. Met steun van meer dan 750.000 handtekeningen werd dan eind december 2021 binnen het parlement een verzoek ingediend om in eerste instantie de mogelijkheid tot legalisering van hulp bij zelfdoding te bestuderen. Dat is nu voorlopig on hold geplaatst.

‘A’ en ‘b’ zeggen

Het een lijkt de weg te moeten openen voor het ander. Euthanasie onder bepaalde voorwaarden legaliseren lijkt in Italië nog te ver gaan, dus wordt gepoogd een opening te creëren om eerst hulp bij zelfdoding erdoor te krijgen.

De volgende stap zal dan echter ook heel gemakkelijk kunnen worden gezet, want wie ‘a’ zegt, zegt in dit geval ook al ‘b’. Tenslotte gaat het in beide gevallen om het doden van een mens en dus schending van de beschermwaardigheid van het leven, al zijn de omstandigheden verschillend en zullen ook andere voorwaarden gelden.

Een minder kwaad

Natuurlijk kwamen er meteen reacties. Zo ook in het jezuïetentijdschrift La Civiltà Cattolica. Dat is wel niet de officiële spreekbuis van de Kerk in Italië, maar wordt volgens insiders toch wel gecontroleerd door het Vaticaans Staatssecretariaat.

De stellingname van pater Carlo Casolone s.j., oud-provinciale overste en zelf geneesheer, riep verwondering op en er kunnen ernstige vragen bij worden over gesteld. Hij schreef dat men misschien toch de hulp bij zelfdoding als een minder kwaad kan beschouwen dan euthanasie, en dat het daarom beter zou zijn dit wetsvoorstel te steunen om te voorkomen dat men de stap naar legalisering van euthanasie zou zetten.

Kiezen voor het minste kwaad is natuurlijk plausibel, als het niet gaat over daden die als intrinsiek kwaad moeten worden bestempeld. Maar daarover gaat het bij zowel zelfdoding als euthanasie wel.

Dat is geen veroordeling van mensen die zelfmoord plegen of hun leven beëindigen met euthanasie. Vanuit de geestelijke gezondheidszorg weten we dat mensen soms zozeer ontredderd kunnen zijn dat ze geen andere uitweg meer zien dan zelfdoding. En ook bij euthanasie begrijp ik dat het lijden mensen zodanig kan treffen dat ze hun situatie als uitzichtloos zien.

Uitzichtloosheid doorbreken

Maar het is juist aan de hulpverleners om in zulke gevallen met de betrokkenen te zoeken naar hoe men de uitzichtloosheid kan doorbreken, en te proberen opnieuw perspectief te bieden. Dat is bij mensen die zelfdoding overwegen normaal ook wat men in therapie probeert, terwijl men bij hulp bij zelfdoding juist een heel andere ‘helpende’ hand uitsteekt… De tegenstelling is eigenaardig, maar dit terzijde.

De eigenlijke vraag is of er zoveel verschil bestaat tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding. Bij beide wordt de dood kunstmatig veroorzaakt, en dat rechtstreeks of onrechtstreeks met de hulp van een derde die een middel ter beschikking stelt of zelfs – bij euthanasie – toedient. De uitkomst is dezelfde. Hier spreken van een minder kwaad om een groter kwaad te voorkomen, gaat volgens mij helemaal niet op.

Wanneer de Kerk weigert mee te stappen in de discussie en zich blijft verzetten tegen iedere vorm van kunstmatig beëindigen van het leven, dreigt zij volgens Casolone aan de zijlijn te belanden, en ontneemt zij zichzelf de mogelijkheid om eventueel tot een ethisch compromis te komen. Maar is binnen de huidige context een ethisch compromis wel mogelijk? Wijkt de Kerk dan niet fundamenteel af van wat zij tot nu toe als niet-onderhandelbaar beschouwde: eerbiediging van de absolute beschermwaardigheid van het leven van de conceptie tot de natuurlijke dood?

Moeten we niet juist aan de zijlijn gaan staan en blijven herhalen dat de huidige trends de gemeenschap helemaal niet dienen? Zij zijn eerder nefaste gevolgen van een steeds verdergaand individualisme, dat de beschermwaardigheid van het leven vervangt door een absolute zelfbeschikking, waaraan niet meer getornd kan worden. Daarmee wordt het edelste van de mens, zijn leven zelf, ondergeschikt gemaakt en zelfs opgeofferd.

Hellend vlak

Laten we voorzichtig zijn en ons verweren, om niet meegezogen te worden door deze logica. De bereidheid om na te denken of hulp bij zelfdoding in bepaalde omstandigheden niet toch een uitweg is, is een valkuil, waarbij we belanden op een hellend vlak richting de uiteindelijke relativering van de beschermwaardigheid van alle leven. Wie ‘a’ zegt, zal hier onwillekeurig ook ‘b’ zeggen.


Laat een katholiek zich vaccineren tegen het Corona-virus?

door Lambert J.M. Hendriks en Frans J. van Ittersum

Vaccineren is waarschijnlijk nog nooit zo omstreden geweest als in deze periode, waarin de hele wereld in de ban is van vaccins tegen het corona-virus. Veel regeringsleiders hebben vanaf de eerste uitbraak van COVID-19 gehoopt dat het normale leven weer zou kunnen terugkeren als er een vaccin tegen dit virus zou worden gevonden. Sindsdien is er wereldwijd koortsachtig gezocht naar werkend vaccins. Inmiddels zijn er veel zorgen ontstaan over de vaccins die nu beschikbaar zijn of nog worden onderzocht. Die zorgen hebben dan vooral betrekking op twee dingen: op basis waarvan wordt een dergelijk vaccin geproduceerd en zorgt de snelheid van het proces op dit moment er niet voor dat er onzorgvuldigheden insluipen. Dit laatste lijkt tot nu toe overigens niet het geval te zijn. Er is met de nieuwere vaccintypes al getest bij mensen met bepaalde vormen van kanker rond 2000 en in laboratoria en proefdieren sinds de MERS-epidemie van 2012. Ook nu moet er nog steeds voldaan worden aan alle standaard zorgvuldigheidseisen voor onderzoek bij mensen. Alertheid voor problemen c.q. bijwerkingen op de middellange en lange termijn moet echter vanzelfsprekend blijven bestaan. Dat is niet anders dan bij andere geneesmiddelen: ook die komen op de markt voordat we mogelijk effecten op de lange termijn (meerdere jaren na toediening) kennen. Deze alertheid heeft er recent al toe geleid dat de vaccins van AstraZeneca en Janssen tijdelijk niet zijn gebruikt.

Het is belangrijk om vast te stellen dat vaccineren als zodanig vanuit Rooms-Katholiek perspectief geen ethische bezwaren oplevert. Medisch-ethisch is het moreel goed, om door middel van vaccinatie de werking van het immuunsysteem in het lichaam te activeren. Vanzelfsprekend is het geen verplichting (dit zou tegen het recht op de integriteit van het lichaam zijn), maar het hoort zeker bij de handelingen die moreel goed zijn, wanneer ze worden gesteld. Bijkomende goede motieven kunnen bijvoorbeeld bestaan uit de wens om ook anderen te beschermen tegen infectie, door de vaccinatie-graad (het percentage mensen in de bevolking dat gevaccineerd is) hoog te krijgen. Vanuit de Sociale Leer van de Kerk kan men stellen dat het aanbevelenswaardig is dat mensen zich laten vaccineren, als daar geen andere morele bezwaren of risico’s aan verbonden zijn, om zo verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen (principe van socialiteit) en bij te dragen aan het Algemeen Welzijn (Bonum Commune).

Tegelijkertijd is het ook waar, dat er soms ethische bezwaren kunnen bestaan. Het vaccin kan bijvoorbeeld geproduceerd zijn op embryonale of foetale cellijnen. Deze cellijnen zijn ontstaan door een paar cellen die, meestal lang geleden, verkregen zijn van een embryo of een (geaborteerde) foetus verder te kweken, vervolgens door manipulatie te veranderen en daarna te laten vermenigvuldigen in een laboratorium. Ze verliezen hierdoor deels hun oorspronkelijke eigenschappen, maar kunnen wel eigenschappen behouden of verkrijgen waardoor ze interessant zijn voor wetenschappelijk onderzoek of productie van geneesmiddelen of vaccins. Hoe de morele beoordeling hiervan kan zijn, volgt verderop.

De vaccins tegen het Corona-virus die tot nu toe in de media zijn gekomen, maken gebruik van verschillende technieken om in het menselijk lichaam werkzaam te kunnen zijn. Een paar voorbeelden hiervan zijn de volgende. De vaccins van Valneva (waar de EU een optie op heeft) en Sinovac (dat in China wordt geproduceerd) lijken op klassieke vaccins tegen mazelen, rode hond etc: ze bevatten geïnactiveerd virus dat is gekweekt op Vero cellen (cellen die verkregen zijn uit de nieren van grivetapen). De zeven andere vaccins die door de Europese Unie zijn aangekocht bevatten zelf geen levend, verzwakt of gefragmenteerd virus. De vaccins van Sanofi en Novavax bevatten een molecuul dat op het oppervlak van het Coronavirus voorkomt en dat is geproduceerd in een Baculovirussysteem, dat gebruik maakt van virussen die bij insecten voorkomen. Het levert naar verwachting een reactie van het afweersysteem op die lijkt op die van de klassieke vaccins. Bij de controle na de productie van het vaccin van Novavax wordt gebruik gemaakt van HEK293-cellen. Deze HEK293-cellen zijn ontwikkeld uit cellen uit de nieren van een Nederlandse foetus uit 1972 of 1973. Of deze foetus was geaborteerd of spontaan als miskraam ter wereld was gekomen, is onduidelijk. De onderzoekers die de cellijn ontwikkelden, wisten het niet of niet meer; door anderen is gesuggereerd dat het aannemelijk is dat de cellen wèl van een geaborteerde foetus afkomstig waren.

De aanvankelijk vijf andere door de EU aangekochte vaccins maken gebruik van een nieuwere techniek. Ze bevatten mRNA (Pfizer, Moderna, CureVac) of DNA in een vector (AstraZeneca / Universiteit van Oxford, Janssen). De vaccins van Pfizer en Moderna zijn in een chemisch laboratorium gemaakt. Ook hier wordt gebruik gemaakt van HEK293-cellen voor controle na de productie. De DNA-vector in het AstraZeneca vaccin wordt geproduceerd op HEK293-cellen. Voor de ontwikkeling en productie van het vaccin van Janssen wordt gebruik gemaakt van PER.C6 cellen. Deze zijn rond 1996 voortgekomen uit HER199 cellen die weer voortkomen uit onrijpe cellen van het netvlies van een Nederlands embryo. Het mRNA-vaccin van CureVac (Duitsland) waarvan de ontwikkeling begin oktober 2021 werd gestaakt, werd niet geproduceerd op cellijnen. Voor de controletesten werden HeLa-cellen (baarmoederhalskankercellen die zonder medeweten zijn verkregen van Henrietta Lacks, die in 1951 aan haar ziekte overleed) gebruikt. Bij de productie van al langer bestaande vaccins tegen rodehond, waterpokken en gordelroos (herpes zoster), ebola, polio en hondsdolheid (rabies) worden twee andere cellijnen gebruikt die afkomstig zijn van geaborteerde foetussen uit de zestiger jaren. Het Russische Sputnik V vaccin, dat niet door de EU is aangekocht, maakt, evenals de vaccins van AstraZeneca en Janssen, gebruik van een DNA-vector die zeer waarschijnlijk wordt geproduceerd op HEK293-cellen.

Bovenstaande roept de vraag op hoe we nu aan moeten kijken tegen het gebruik van deze cellijnen voor de ontwikkeling van vaccins. Met het gebruik van embryonale of foetale cellen kan de R.K. Kerk nooit instemmen, omdat embryo’s en foetussen nooit en te nimmer opgeofferd mogen worden voor welk doel dan ook. De handeling van weleer, het verkrijgen van de oorspronkelijk cellen van deze embryo’s of foetussen, is zeer afkeurenswaardig . Toch heeft de Congregatie voor de Geloofsleer in hetzelfde document gesteld dat ernstige redenen, zoals gevaar voor de gezondheid (b.v. een pandemie), een goede reden kunnen zijn om een vaccin dat ontwikkeld of geproduceerd is op deze cellijnen, die na lange tijd weinig of geen verband meer hebben met de oorspronkelijke embryonale of foetale cellen, toch te gebruiken . In december 2020 heeft de Congregatie voor de Geloofsleer dit standpunt m.b.t. de vaccins tegen het coronavirus bevestigd . De CvG voegt daar wel twee dingen aan toe. Allereerst moet men bij gebruik van deze vaccins dan wel zelf of middels aanmoediging van anderen blijven zoeken naar mogelijkheden om vaccins te produceren, waarbij dit ethisch dilemma geen rol meer speelt. Daarnaast stelt de CvG dat mensen die er in geweten toch voor kiezen een dergelijk vaccin niet te nemen, niet ontslagen zijn van de verantwoordelijkheid voor het algemeen welzijn: deze mensen moeten door extra strenge quarantaine- en andere voorzorgsmaatregelen er zorg voor dragen dat zij het virus niet verder verspreiden. Het categorisch afwijzen van vaccins of geneesmiddelen waarbij bij de ontwikkeling of productie gebruikt gemaakt is van materiaal dat in het verre verleden een immorele oorsprong had, is dus niet altijd nodig.

De werking van de vijf nieuwere vaccins is dat het mRNA of vector-DNA in cellen in het menselijke lichaam komt waardoor deze lichaamscellen een oppervlakte-eiwit, dat op het SARS-CoV-2-virus voorkomt, gaan produceren. Het menselijke lichaam begint tegen dit eiwit een afweerreactie (aanmaak van antistoffen). De vector is een verzwakt adenovirus dat van apen afkomstig is en helpt om een stukje DNA dat codeert voor hetzelfde oppervlakte-eiwit als hierboven genoemd de cel in te krijgen. De cellen reageren er op een volstrekt natuurlijke (en menselijke) manier op. De morele handeling bestaat in deze context uit het aanzetten van het menselijk lichaam tot het opbouwen van bescherming voor zijn eigen behoud en functioneren.

Volgens sommigen zou het in het lichaam brengen van mRNA of DNA een vorm van genetische manipulatie zijn. Dit is echter zeker onjuist: het mRNA verandert zeer waarschijnlijk het eigen DNA van de mens niet. Het vaccin-DNA zou het menselijk DNA in sommige cellen wel kunnen veranderen, maar het is belangrijk om dit goed te begrijpen. Ook virussen kunnen zelf menselijk DNA veranderen tijdens een infectie. Sommige veranderingen worden zelfs nog in het DNA overgeërfd. Dit is echter iets anders dan wat met genetische manipulatie wordt bedoeld. In dat laatste geval is de handeling erop gericht het DNA te veranderen en dan ook nog met het doel om betere eigenschappen van het organisme te bewerken. In het geval van vaccinatie gaat het niet alleen om het genezen van een ziekte, maar bovendien is de wijziging in het DNA in het geheel niet bedoeld. Daarmee is het niet vergelijkbaar met genetische manipulatie.

Dat voorzichtigheid en prudentie nodig is bij het omgaan met de eigen gezondheid, is een belangrijke vanzelfsprekendheid. Daarom is het in principe ook alleen maar toe te juichen, wanneer mensen afwachtend zijn en niet zonder nadenken een vaccinatie accepteren. Problematisch is wel de ontzettend grote stroom aan desinformatie die er op gang is gekomen, in combinatie met een ernstig en vaak ongefundeerd wantrouwen. In potentie, kan dit ertoe leiden dat er veel meer mensen ziek worden dan nodig is. Ook zijn er oproepen van katholieke gelovigen, priesters en bisschoppen de vaccins waarbij in de productie of controle gebruik gemaakt is van de immoreel verkregen cellijnen, niet te laten toedienen. Vaak dateren hun inschattingen van voor de publicatie van de CvG. Het is voor Rooms-katholieken belangrijk om zich te realiseren dat de CvG als taak heeft in allerlei moeilijke theologische en moraaltheologische (ethische) discussies een weloverwogen eindoordeel te geven.

Hopelijk kan een goede en transparante informatievoorziening over alle aspecten van de vaccins ervoor zorgen dat mensen met een gerust hart een vaccinatie accepteren. Natuurlijk is nooit vooraf voor de volle 100% te garanderen dat er geen onvoorziene problemen zullen zijn, maar het is wel zinvol dat men zich realiseert dat dit voor werkelijk alle medische ingrepen geldt. Een belangrijke conclusie is dat er vanuit een Rooms-Katholiek perspectief geen redenen zijn om op voorhand een vaccinatie tegen het Corona-virus af te wijzen.

Meer informatie over Preventieve Geneeskunde en Vaccinatie in Handboek Katholieke Medische Ethiek (aanvullingen vanaf 2019) of het artikel Vaccinatie: door God verboden of juist mogelijk gemaakt ? van dezelfde auteurs als dit website artikel.

Dr. Lambert J.M. Hendriks is priester, moraaltheoloog, rector van het Grootseminarie Rolduc en voorzitter van de Katholieke Stichting Medische Ethiek (KSME)

Prof.dr. Frans J. van Ittersum is internist-nefroloog en voorzitter van het Netwerk Katholieke Zorgprofessionals Nederland (een KSME werkgroep)