Katholieke Stichting Medische Ethiek
6 juni 2008

ChristenUnie op de bres voor menselijk leven

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 6 juni 2008
door Henk Rijkers

Opeens blijken embryo’s een politiek strijdpunt van de eerste orde. Tegenover een samenleving die zich laat bedwelmen door eugenetische illusies, vecht de ChristenUnie voor het elementairste mensenrecht: dat op leven.

“Je laat de politiek ook niet besluiten wat er met een ontstoken blinde darm moet gebeuren. Dat moet je overlaten aan de mensen die er wél verstand van hebben, doktoren in een ziekenhuis”, aldus Joep Geraedts, hoofd afdeling Klinische Genetica van het Academisch Ziekenhuis Maastricht, in De Limburger. Maar zouden we mensen inderdaad hun gang moeten laten gaan, omdat ze “er verstand van hebben”? Ook als dat verstand er blijk van geeft geen verschil meer te zien tussen een blinde darm en een genetische test waarbij (reageerbuis)embryo’s worden vernietigd? We spreken immers over de selectie van menselijk leven: eugenetica, een discipline waarin collega’s zich onderscheiden hebben, aan wie de Limburge geneticus liever niet herinnerd zal willen worden. Niet zelden mochten zij tevens beslissen over leven en dood in de postnatale fase, en deden dat ook. Ondanks die historische context en de evidente ethische beladenheid van PGD (Pre-implantatie Genetische Diagnostiek), wil Geraedts’ ziekenhuis niet meer wachten op toestemming van het kabinet. De huidige vergunning zou volstaan. Het AZM heeft slechts uit hoffelijkheid op politieke steun gewacht.

Pionier
“Mensen die er verstand van hebben” vormen traditioneel de effectiefste lobby voor de uitholling van de bescherming van ongeboren menselijk leven (en dus van het menselijk leven überhaupt). Medische ambities houden zich schuil achter ‘schrijnend leed’ van patiënten en eisen op grond daarvan ruim baan. Het doet denken aan de stelling van David Berlinski dat de wetenschap onze nieuwe god is geworden, en wel een jaloerse “die naast zich geen andere duldt”. Maar juist omdat de kaarten zo liggen, is het standpunt van professor Hans Galjaard waardevol, die geldt als een pionier in de humane genetica. Galjaard verloor zelf een broer vanwege een erfelijke aandoening. Hij is geen principieel tegenstander van embryo-selectie, maar vindt de stap van het AZM zonder wettelijk kader problematisch. Door te testen op een gen dat slechts een kans geeft op ziekte, wordt wéér een nieuwe barrière geslecht. In het Algemeen Dagblad zet hij uiteen hoe de medische praktijk op steeds hellender vlak raakt: “Jonge moeders hebben een kans van één op duizend op een kind met Down. Toch krijgen ze de prenatale test. De hielprik kent erfelijke ziektes die hier één keer per jaar voorkomen. Eerst bood een prenatale test zekerheid. Er zijn nu dna-testen die alleen een risico aangeven. Zoals tachtig procent kans op een erfelijke vorm van borst- of darmkanker. Een aandoening die zich pas vijftig jaar later kan openbaren. Wie weet is dan genezing mogelijk. En als je test op tachtig procent, dan doen we straks ook zeventig of tien procent. Iedereen heeft wel een risico.”

Search and destroy
Toch wordt het verzet tegen embryoselectie breed aangevoeld als een religieus achterhoedegevecht, in plaats van als een erezaak die raakt aan het allereerste mensenrecht: dat op leven. Het is opvallend hoe sterk de eugenetische gedachte zich aan het bevrijden is van het nazistische stigma. Blijkbaar is de waarschuwing van de geschiedenis uitgewerkt. Toch gaat het bij de embryotesten om missies van search and destroy, zoals gynaecologe Adri van Beest (VBOK) het eerder in KN uitdrukte. Men wil immers ontkiemd menselijk leven opsporen dat ongewenste erfelijke eigenschappen bezit en dat vernietigen. Je zou zeggen dat een wettelijk kader hierbij geen kwaad kan. Niet alleen vanwege het doden, maar ook vanwege het discriminerende karakter ervan. Wie maakt immers uit of en op grond waarvan een embryo door de test komt?

Robert P. George, een toonaangevend jurist in de Verenigde Staten, stelt dat het testen van embryo’s het sowieso moeilijk maakt nog een lijn te trekken als controversiële, meer discriminerende toepassingen worden voorgesteld: selectie op geslacht, doofheid of dwerggroei. “Zo werkt het hellende vlak nu eenmaal”, zegt George. “Als we zeggen dat het prima is sommige embryo’s af te danken omdat ze doof zijn, is het moeilijk te zeggen wat er fout aan is mensen toe te staan embryo’s af te danken omdat ze niet doof zijn.” Dit is geen gezocht argument. Er hebben zich al ouders gemeld die zelf doof zijn en beslist een doof kind willen.

Maatschappelijk karakter
Intussen moet de ChristenUnie zich verdedigen tegen de aantijging een ‘gevoelloos moralisme’ te bedrijven. Henk Jochemsen, CU-lid en directeur van het Prof.dr. G.A. Lindeboom Instituut, wijst er in NRC Handelsblad op dat PDG een methode is die collectief gefinancierd wordt. Dat geeft embryoselectie “onmiskenbaar ook een maatschappelijk karakter”, aldus Jochemsen. “Gaan we niet toe naar een samenleving waarin je alleen geboren mag worden als je geen aanleg hebt voor (ernstige) aandoeningen?” En hoe zullen we aankijken tegen mensen die toch met die aandoeningen geboren worden? Misbaksels, die door de kwaliteitscontrole zijn geglipt? Jochemsen: “Juist om op te komen voor kwetsbare mensen en groepen van patiënten, is er alle reden zich tegen de voorgestelde uitbreiding van de PGD te verzetten.”

Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.