Katholieke Stichting Medische Ethiek
7 februari 2012

Euthanasiepraktijk gaf boost aan palliatieve zorg

TertioTien jaar na de euthanasiewet

Tertio, 7 februari 2012
door Jan De Volder

België kreeg tien jaar geleden zijn grensverleggende euthanasiewet. Welke balans valt er te maken? De 600 ingeschrevenen voor de studiedag ‘Het nieuwe sterven’ zijn er alvast in geïnteresseerd.

‘Het nieuwe sterven’ is de titel van een studiedag die Zorgnet Vlaanderen en de KU Leuven morgen, donderdag 9 februari, houden over de impact van tien jaar euthanasiewet. Want, zeggen de organisatoren, sinds de euthanasiewet van 2002 vonden er heel wat ingrijpende verschuivingen plaats in de omgang met het levenseinde en het denken daarover.

Almaar progressiever
Hoezeer euthanasie in het voorbije decennium is ingeburgerd, blijkt uit het Europese waardenonderzoek. De helft van de Belgen – 49 procent – vindt tegenwoordig euthanasie ‘vrijwel altijd’ aanvaardbaar, tien jaar geleden was dat maar een derde – 33 procent – en twintig jaar geleden een vierde – 24 procent. Slechts vijftien procent vindt nu euthanasie ‘vrijwel nooit’ gerechtvaardigd, in 1981 was dat nog 58 procent. “Ethisch wordt de publieke opinie nog altijd progressiever of alvast minder behoudsgezind met betrekking tot het zelfbeschikkingsrecht over leven en dood. Die trend lijkt geen einde te kennen”, concluderen Koen Abts, Karel Dobbelaere en Liliane Voyé in de studie Nieuwe tijden, nieuwe mensen (Lannoo, 2011).

Toename
Gebeurt euthanasie vaak? Het eerste jaar in 2003 waren er 235 aangegeven euthanasiegevallen of gemiddeld bijna één per dag. Sindsdien liep het cijfer gestaag op, maar niet spectaculair. In 2008 – het laatste jaar waarvoor het Nationaal Instituut voor de Statistiek gegevens heeft – waren er al 705 of bijna drie keer hoger in vijf jaar tijd. Volgens de officiële gegevens is één procent van alle sterfgevallen een gevolg van euthanasie – volgens de criteria van de wet van 12 mei 2002 –, maar onderzoekers gaan er vanuit dat het echte aantal ongeveer dubbel zo hoog ligt (1,9 procent). Met name vooral in Franstalig België zouden artsen huiveriger zijn voor de administratieve controle (zie kader).

Mediatisering
Hoewel de euthanasiepraktijk dus niet zo’n geweldige vlucht nam, bestaat wel het idee dat de medisch uitgevoerde dood het meest ‘menselijke’ sterven zou zijn. Sterk gemediatiseerde gevallen van politici, schrijvers en anderen deden soms bijna aan propaganda denken. De recente film Tot altijd over de Gentse SP.A-militant Mario Verstraete, de eerste man die van de nieuwe wet gebruikmaakte, past daar enigszins in. “Ik blijf het moeilijk hebben met die mediatisering, zeker als de euthanasie op voorhand wordt aangekondigd”, zegt CD&V-politica Mia Deschamphelaere, die altijd het euthanasiedebat van nabij heeft gevolgd. “Dan rijst toch de vraag hoe vrij de persoon nog is op het moment van de euthanasie. Kan hij nog wel terug?”

Hellend vlak
Wat kan na tien jaar worden gezegd over het gevaar van het ‘hellend vlak’? Duidelijk is dat ouderen of zieken niet massaal en tegen hun wil worden doodgespoten, een karikatuur die in het buitenland wel eens de ronde wil doen. Maar hoe staat het met de impliciete druk die ouderen van hun omgeving en de tijdsgeest kunnen ondervinden om tijdig plaats te maken? “Ik zie daar geen tekenen van”, zegt Bernadette Van den Heuvel, directeur ouderenzorg van de Gasthuiszusters in Antwerpen. “Maar afwachten wat een volgende generatie ouderen doet want zij komen uit een andere cultuur.” Van den Heuvel ziet wel een ‘slippery slope’ omdat meer existentiële problemen aan de basis liggen van de euthanasievraag. “In Nederland heb je al het debat over ouderen die levensmoe zijn of ‘klaar zijn met het leven’. Wat zegt dat over onze samenleving en onze zorg? Ik denk dat de christelijke zuil het debat niet uit de weg mag gaan.”

Marc Desmet heeft het over een ‘licht hellend vlak’. “Wat je ziet, is een verschuiving – althans in het debat, niet zozeer in de feiten – van euthanasie bij patiënten in de terminale fase naar vormen van hulp bij zelfdoding en euthanasie bij wilsonbekwamen. Volgens de wet geldt een voorafgaande wilsverklaring alleen in het geval van een onomkeerbare coma, maar dat zijn in de praktijk heel weinig gevallen. De discussie verschuift naar dementie, dat gaat over veel meer gevallen.”

Palliatieve sedatie
In het maatschappelijke debat over het levenseinde hamerden de christendemocraten tien jaar geleden op het belang van de uitbouw van de palliatieve zorg. Hoe staat het daarmee? Onze gesprekspartners zijn het erover eens dat ook die een grote boost heeft gekregen. “Doordat het levenseinde bespreekbaar is geworden, bekijkt men ook de alternatieven”, zegt Van den Heuvel. “Mensen zijn meestal gerustgesteld wanneer je zegt dat ze niet nodeloos gaan lijden en dat we ze niet alleen zullen laten. De palliatieve sedatie is enorm toegenomen. Ongeveer veertien procent van alle overlijdens gebeurt na palliatieve sedatie, terwijl maar één à twee procent na euthanasie”, bevestigt Desmet. “Dat zie je zelfs in Nederland, een cultuur die toch meer uitgesproken dan de onze van helderheid houdt. Palliatieve sedatie is dus niet dat ‘katholieke achterpoortje’ zoals vrijzinnigen soms vermoeden. Ik had trouwens onlangs ook een vrijzinnige patiënte die euthanasie vroeg, maar uiteindelijk opteerde voor palliatieve sedatie. Dat zegt iets over onze antropologie. Als mensen over het verloop van zo’n stervensproces worden geïnformeerd, zijn ze gerustgesteld. En beseffen ze dat euthanasie toch erg ingrijpend en abrupt is.”

Therapeutische hardnekkigheid
Grotere bewustwording van de therapeutische hardnekkigheid is een andere positieve evolutie. “Er wordt nu veel meer gekozen om een behandeling te staken of niet op te starten”, zegt Desmet. “Bij ons is er een niet-behandelbeslissing bij zeventien procent van de overlijdens. In een land als Italië is dat maar vier procent.” Desmet vindt dat we meer dan vroeger hebben geleerd patiënten ook te laten vertrekken, door bijvoorbeeld het stoppen van dialyse, beademing of het toedienen van voedsel en vocht. “Dat is best wel moeilijk voor artsen, want enerzijds hebben ze meer mogelijkheden en anderzijds kunnen sommigen moeilijk leven met het idee dat ze niet alles hebben uitgeprobeerd. Maar dat is niet altijd in het belang van de patiënt.” Van den Heuvel ziet ook minder behandelhardnekkigheid dan vroeger. “Ik zie dat mensen veel minder kunnen leven met het onvoorziene of het niet-onmiddellijk oplosbare. Daarom is vroegtijdige zorgplanning zo belangrijk.” “Bij het levenseinde komen zoveel medische beslissingen kijken”, zegt Deschamphelaere. “Euthanasie is maar een fractie van één procent. Het wordt tijd voor een regelgeving voor al het andere.”

Geen snelle uitbreiding
In Vlaanderen sturen partijen als Open VLD, SP.A en Groen aan op een uitbreiding van de euthanasiewet. Daarbij denken ze vooral aan minderjarigen, dementen en andere wilsonbekwamen die nu zijn ‘uitgesloten’. Toch is het weinig waarschijnlijk dat die er snel komt. Het is duidelijk dat de Franstalige tegenhangers er veel minder warm voor lopen. Vanwaar dat verschil? “Vlaanderen staat meer bloot aan de Nederlandse cultuur en Wallonië aan de Franse. En in Frankrijk staat de medische en politieke wereld huiverig tegenover de wettelijke mogelijkheid van euthanasie”, zegt Mia Deschamphelaere. Marc Desmet die geregeld ook in Parijs doceert, heeft dezelfde ervaring. “Het is opvallend dat een land met zo’n traditie van scheiding tussen kerk en staat en zonder christendemocratische partij toch die boot blijft afhouden. Maar de zorgcultuur is in zuiderse landen toch heel anders.” Toch is ook in Frankrijk het laatste woord in het euthanasiedebat niet gezegd, want vorige week zette de socialistische presidentskandidaat, François Hollande (PS), de deur op een kier. (JDV)

Overgenomen met toestemming van Tertio.