Katholieke Stichting Medische Ethiek
30 mei 2007

Geen amnestie voor pril leven

TertioTertio, 30 mei 2007
door Peter Vande Vyvere

Het internationaal bestuur van de mensenrechtenorganisatie Amnesty International nam onlangs een controversieel standpunt in over abortus. Tot voor kort stelde de beweging zich op dat terrein neutraal op, maar nu wil ze zich inzetten voor het recht van vrouwen op de toegang tot veilige en legale abortus en op goede informatie daarover. Dat engagement geldt weliswaar alleen voor situaties waarin vrouwen zwanger zijn door verkrachting, seksueel geweld of incest of als er een risico bestaat dat de zwangerschap het leven en de gezondheid van de vrouw in gevaar brengt.

De organisatie ontdekte naar eigen zeggen dat zo’n engagement nodig was tijdens haar wereldwijde campagne ‘Stop geweld tegen vrouwen’, in 2004. Ze stelde toen vast dat bijvoorbeeld in Congo en Darfur verkrachting systematisch wordt gebruikt als oorlogswapen, dat in El Salvador zwangerschapsafbreking zonder enige uitzondering – zelfs bij een levensbedreigende zwangerschap – verboden is en vrouwen in Nigeria voor een abortus de doodstraf riskeren.

Tegen het bezwaar dat een mensenrechtenorganisatie zich toch niet tegen het meest fundamentele recht – het recht op leven – kan keren, brengt Amnesty in “dat het internationaal recht niet bepaalt wanneer leven begint”.

Wat daarvan te denken? We moeten ons zeker hoeden voor een plompe veroordeling. Het zal je dochter, je zus, je vrouw of je moeder maar zijn die na een vreselijke verkrachting door een soldaat van de bezetter ook nog zwanger blijkt van haar beul. Je zult het zelf maar meemaken. Pure gruwel. Amnesty beweert bovendien dat jaarlijks wereldwijd tienduizenden vrouwen en meisjes sterven door een onveilige abortus. Over de aantallen valt te discussiëren, maar elk ‘geval’ is er een te veel. Neen, de organisatie lanceerde niet zomaar eventjes een politiek correct ideetje, maar velde na wikken en wegen een oordeel in wat de christelijk-ethische traditie een ‘waardeconflict’ noemt.

Maar is dat oordeel ethisch verantwoord? Heeft het menselijke leven niet vanaf de bevruchting recht op bescherming, omdat van dan af een levensvorm ontstaat waarin alle latere stadia in aanleg aanwezig zijn? Die positie neemt alvast de katholieke kerk in. Ze doet dat niet zomaar, vanuit dogmatische hoogten, maar vanuit de fundamentele overtuiging dat hoe minder een mens zijn leven zelf kan beschermen, hoe meer bescherming hij nodig heeft van zijn medemensen. Vanuit een diepe medemenselijke intuïtie dus, vanuit de zorg voor de allerzwakste, het weerloze prille leven.

Maar wat als dat in botsing komt met de zorg voor de vrouw? In de hierboven geschetste, verscheurende situaties gaat het daarover. En toch, heeft uiteindelijk zelfs het kind dat door verkrachting is verwekt, geen fundamenteel recht op leven? En heeft dat recht geen voorrang op het zelfbeschikkingsrecht van de moeder? De katholieke kerk neigt principieel naar een ‘ja’. Ze beseft maar al te goed dat de keuze voor het leven de onnoemelijke problemen van de vrouw die zwanger werd na een aanranding, niet oplost. Maar door het kind te doden, zijn die problemen ook niet van de baan. Mag je ook in dat schrijnende geval als ideaal vooropstellen dat het leven een kans krijgt?

De ethische basisreflex van de christelijke traditie is zeker niet dwaas: wees veeleisend in je ambities en normen en barmhartig voor wie daar niet aan kan beantwoorden. Die houding is des te meer nodig in kwesties van leven en dood. Zo vaak blijkt immers dat het legaliseren van uitzonderingen de deur openzet voor een ruimere toepassing. Dat is met de Belgische abortus- en euthanasiewetgeving niet anders.

Er zijn natuurlijk extreem uitzonderlijke gevallen waarin de zwangerschap het leven van de moeder bedreigt en moeder en kind allebei het leven dreigen te verliezen. Dan adviseert de kerk ‘een doordachte gewetensbeslissing’. De vermaledijde leer is genuanceerder dan vaak wordt beweerd.

Al die afwegingen illustreren dat de gewijzigde koers van Amnesty International in het abortusvraagstuk niet dwingend en zelfs niet verkieslijk is. De organisatie houdt zich beter bij haar corebusi- ness: de verdediging van de fundamentele mensenrechten.

Peter Benenson (1921-2005), de stichter van Amnesty, was een overtuigde gelovige. Natuurlijk kun je van een pluralistische humanitaire organisatie niet verwachten dat ze een onversneden christelijk geïnspireerde ethiek huldigt. Maar consensus was er allerminst. Daarom had Amnesty het beter bij de neutrale opstelling van voorheen gehouden. Voor velen heeft de organisatie nu als pleitbezorger van de rechtelozen aan geloofwaardigheid ingeboet. Dat is zeker het geval voor vele overtuigde gelovigen die zich in Amnesty engageren of donateur zijn. Nu komen zij voor een prangende gewetenskwestie te staan.

Overgenomen met toestemming van Tertio.