Katholieke Stichting Medische Ethiek
11 april 2008

Het recht op leven hoort in de Grondwet

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 11 april 2008
Esmé Wiegman-Van Meppelen Scheppink, Tweede-Kamerlid voor de ChristenUnie

Het recht op leven in de Grondwet opnemen is geen overbodige luxe, maar bittere noodzaak in een maatschappij waar standaard prenataal onderzoek wordt aangeboden om te kunnen bepalen ‘of je het kind wilt houden’.

Een oppervlakkige lezer zou zomaar over de volgende afspraak in het coalitieakkoord kunnen heen lezen: “Ten aanzien van de Grondwet, waarvan de laatste algehele herziening 25 jaar geleden van kracht is geworden, wordt door een staatscommissie advies uitgebracht over onder meer (niet limitatief) de voor- en nadelen van een preambule, de toegankelijkheid voor burgers, en de verhouding tussen de opgenomen grondrechten en de uit internationale verdragen voortvloeiende rechten, zoals het recht op eerlijke procesgang (fair trial) en het recht op leven.”
Een commissie adviseert uiterlijk begin volgend jaar hoe deze rechten in de Grondwet moeten worden opgenomen.

Bezinningsmoment
De ChristenUnie vindt het van belang dat het recht op leven in de Grondwet wordt opgenomen. Het behoort tot de kernpunten van de christelijke politiek op te komen voor het leven. Hoewel de achterliggende jaren veel grensverleggende wetgeving tot stand gebracht is (Euthanasiewet, Embryowet), zijn er ontwikkelingen, zowel nationaal als internationaal, die het zinvol maken opnieuw de discussie aan te gaan over de invulling van het recht op leven. Door het in de Grondwet op te nemen, wordt uitdrukking gegeven aan het belang van de bescherming van het menselijk leven. Bovendien wordt daarmee een bezinningsmoment gecreëerd voor nieuwe wetgeving.

Het recht op leven ziet op verschillende onderwerpen. Denk aan problemen met betrekking tot het overleven. Het recht op leven slaat ook op grove schendingen van de mensenrechten en veronachtzaming van de regels voor eerlijke procesvoering. Het recht op leven kan ook betrokken worden op onderwerpen als abortus provocatus en euthanasie.

Vooral dit laatste aspect van het recht op leven – veelal aangeduid als het terrein van de ‘sociale politiek’ – levert veel discussie op. De vraag is of bij de invulling van het recht moet worden uitgegaan van de autonomie van de mens, zijn zeggenschap over eigen leven. Het recht op leven wordt vanuit dat uitgangspunt ingevuld als een zelfbeschikkingsrecht. Het recht op leven kan echter ook gezien worden als een recht op bescherming van ieder leven, in welke fase dan ook.

Verankering
In een aantal ook door Nederland ondertekende internationale verdragen wordt het recht op leven wél expliciet erkend. Het is bijvoorbeeld opgenomen in artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en artikel 3 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM). In het nieuwe Europees Verdrag van Lissabon staat dat Europese lidstaten toe zullen treden tot het EVRM.

Fundamenteel gaat het om de vraag of de notie van ‘onvervreemdbare mensenrechten’ niet met zich meebrengt dat geen afstand gedaan kan worden van het recht op leven, zodat van een zelfbeschikkingsrecht in de zin van het recht om het leven te (laten) beëindigen geen sprake kan zijn.

Intussen is het onmiskenbaar dat het recht op leven verschillend wordt uitgelegd. De wens om het recht op leven in de Grondwet op te nemen kent een risico. De discussie kan de kant uitgaan van het recht op leven als zelfbeschikkingsrecht. Dan wordt het tegenovergestelde bereikt van wat we willen: verankering van de principiële beschermwaardigheid van het menselijk leven.

Blijvende inzet voor de bescherming van het leven van de individuele mens is geboden, maar dat gaat niet alleen om bescherming tegen aantastingen van dit recht, maar ook om zorg voor het leven. Vanuit het standpunt dat God de mens het leven gegeven heeft, is met betrekking tot dit leven goed rentmeesterschap vereist.

De door de overheid geleverde zorg moet doortrokken zijn van het respect voor het individuele leven, ook en zeker als dat leven kwetsbaar is: ongeboren kinderen, gehandicapten, terminaal zieken, zwakker wordende ouderen. Dit betekent in elk geval dat de dood niet gebruikt kan en mag worden als oplossing voor een probleem.

In onze optiek kan er beter voor alternatieven worden gekozen, die ingaan op de hulpvraag die achter de roep om abortus provocatus of euthanasie schuilgaat. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de nood en de diepere oorzaken die aan het acute probleem ten grondslag liggen.

Grondrecht
Het recht op leven zou goed passen binnen de Nederlandse structuur van klassieke en sociale grondrechten: de overheid moet zich enerzijds van handelen onthouden als het gaat om levensbeëindigend handelen, anderzijds moet de overheid het recht op leven actief beschermen.

Vooral bij de bescherming van het ongeboren kind is er veel voor te zeggen om het recht op leven in de Grondwet op te nemen. In een maatschappij waar standaard prenataal onderzoek wordt aangeboden om zo een keuzemogelijkheid te hebben een gehandicapt kind ‘wel of niet te houden’ en waar gehandicapte kinderen zélf een schadevergoeding eisen voor het feit dat ze bestaan, is een extra waarborg van het recht op leven geen overbodige luxe. Opneming in de Grondwet verplicht de wetgever ertoe nieuwe wetgeving expliciet te toetsen aan dit grondrecht.

Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.