Katholieke Stichting Medische Ethiek
1 september 2015

Orgaandonatie bij leven

Het afstaan van een orgaan of weefsel bij leven betekent vrijwel altijd dat er een operatie moet worden uitgevoerd. De chirurg maakt een snede en neemt een orgaan of een deel ervan weg. Er treedt dus altijd een anatomische beschadiging van de donor op. De vraag is of dit een probleem oplevert.

De Schepping van de mens door God betekent dat de mens zijn persoon van God heeft gekregen en deze als een goede rentmeester moet beheren. Aanvallen die de menselijke persoon kunnen beschadigen moeten dan ook – tot op zekere hoogte – worden afgeslagen. In geval van ziek orgaan is operatie gerechtvaardigd volgens het totaliteitsprincipe of therapeutisch principe. Het totaliteitsprincipe is bij orgaandonatie echter niet van toepassing: het doel van de operatie ligt immers niet in het de totaliteit van de donor. De donor is niet ziek en heeft zelf de operatie niet nodig. De operatie wordt gedaan uit liefde voor een andere menselijke persoon. Uiteindelijk zijn moraaltheologen uitgekomen bij het principe van functionele integriteit: d.w.z. een donatie van een deel van het menselijk lichaam is goed als de functionaliteit van het lichaam na de operatie intact gebleven is.

We kunnen dit illustreren aan de hand van een voorbeeld: als we een persoon die een nier wil doneren met de huidige medische technieken goed screenen en gezond bevinden, leidt het afstaan van één nier er niet toe dat de functionaliteit op de korte en lange termijn anders is. Als we een mens één hoornvlies (voorste deel van het oog) zouden laten doneren, kan deze donor na de donatie met één oog niet meer zien en zal hij dus moeizaam diepte kunnen schatten. In dat geval is de functionele integriteit wel aangetast en is orgaan- of weefseldonatie bij leven niet goed. Het afstaan van organen die niet gepaard voorkomen (zoals het hart) leidt niet alleen tot beschadiging van de functionele integriteit, maar zelfs tot de dood en is dus ook fout.

In de praktijk betekent dit dat het afstaan van bloed, beenmerg, één nier en een deel van de lever bij donoren waar het operatierisico klein is, moreel goed kan worden beschouwd. Bloed en beenmerg worden opnieuw aangemaakt; het afstaan van één nier of een deel van de lever leidt niet tot aantasting van de functionele integriteit.