Over onderzoek en nieuwe mogelijkheden in de geneeskunde

2. Het belang van de patiënt als rechtvaardiging van nieuwe medische methoden van onderzoek en behandeling
2.1. De overwegingen waarvan sommigen uitgaan

De fundamentele beschouwingen, waarvan men uitgaat, kan men hier als volgt formuleren: “De medische behandeling van de zieke eist een bepaalde maatregel. Door dit feit zelf is de morele geoorloofdheid ervan bewezen.” Ofwel: “Zulk een nieuwe methode, tot nu toe helemaal niet of weinig toegepast, zal mogelijk, waarschijnlijk of zeker resultaten opleveren. Daarom worden alle ethische beschouwingen omtrent de geoorloofdheid van deze methode uitgeschakeld en moeten zij als niet toepasselijk worden beschouwd.”

2.2. Is het belang van de patiënt een absolute norm?
Men ziet duidelijk, dat hier waar en vals dooreen gemengd zijn. Het “belang van de patiënt” geeft in vele gevallen aan het optreden van de arts zijn morele rechtvaardiging. Het vraagstuk heeft bovendien hier betrekking op de absolute waarde van dit beginsel; bewijst het op zichzelf, brengt het de bedoelde interventie van de geneeskunde in overeenstemming met de zedelijke orde?

2.3. De rechten van de arts worden bepaald door die van de patiënt
Allereerst moet men vooropstellen, dat de arts als privaat persoon geen enkele maatregel mag nemen, op geen enkele wijze mag ingrijpen zonder toestemming van de patiënt. De arts heeft over de patiënt slechts de macht en de rechten, die deze hem uitdrukkelijk of impliciet en stilzwijgend verleent. De patiënt van zijn kant kan niet meer rechten geven dan hij bezit. Het beslissende punt in dit debat is de morele geoorloofdheid van het recht van de patiënt om over zichzelf te beschikken. Hier ligt de morele grens van de behandeling van de arts, die met toestemming van de patiënt handelt.

2.4. De patiënt heeft geen onbeperkte rechten over zichzelf
Wat de patiënt betreft, hij is niet absoluut meester over zichzelf, over zijn lichaam en over zijn geest. Hij kan dus niet vrij naar eigen goeddunken over zichzelf beschikken. Het motief alleen, waarom hij handelt, is op zichzelf niet voldoende en ook niet beslissend. De patiënt is gebonden aan de innerlijke doelmatigheid, die de natuur zelf heeft vastgesteld. Hij bezit het recht van het gebruik – beperkt door de natuurlijke doelstelling – van de vermogens en van de krachten van zijn menselijke natuur. Wijl hij vruchtgebruiker is en niet eigenaar, heeft hij geen onbeperkte macht, handelingen van vernietiging of mutilatie, van anatomische of functionele aard te stellen. Maar krachtens het beginsel van de totaliteit, krachtens zijn recht om de diensten van het organisme als één geheel te gebruiken, kan hij beschikken over afzonderlijke delen, om deze te vernietigen of te verminken als dit en in de mate waarin dit noodzakelijk is voor het welzijn patiënt van het wezen in zijn geheel, om zijn bestaan te verzekeren of om grote en blijvende nadelen te vermijden en natuurlijk om die nadelen te herstellen, die op geen andere wijze weggenomen of hersteld kunnen worden. De patiënt heeft dus niet het recht zijn physieke en psychische integriteit aan medische experimenten of onderzoekingen te onderwerpen, als deze behandelingen vernietiging, mutilatie, verwonding of ernstig gevaar met zich brengen of die tot gevolg hebben.

2.5. Bij het beschikken over zichzelf moet de patiënt de hiërarchie van waarden in acht nemen
Bij de uitoefening van zijn recht om over zichzelf, zijn vermogens en zijn organen te beschikken, moet het individu bovendien de hiërarchie van orden en waarden in acht nemen en binnen eenzelfde orde van waarden de hiërarchie van de bijzondere waarden, voor zover de regels van de moraal dit vorderen. Zo bijv. mag de mens niet op zichzelf toepassen of laten toepassen medische behandelingen, physieke of somatische, die zonder twijfel ernstige gebreken, of physieke of psychische ziekten wegnemen, maar die tevens met zich meebrengen een blijvende opheffing of een belangrijke en duurzame vermindering van de vrijheid, d.w.z. van de menselijke persoonlijkheid in haar typische en karakteristieke functie. Zo verlaagt men de mens tot het niveau van een zuiver voor ontvangen reflexen sensitief wezen of tot een levende automaat. Zulk een omverwerping van waarden duldt de zedenwet niet; zij bepaalt ook hier de beperkingen en de grenzen van “het medische belang van de patiënt”.

2.6. Verwerping in dit verband van de pansexuele methode
Een ander voorbeeld: om bevrijd te worden van remmingen, verdringingen en psychische complexen staat het de mens niet vrij voor therapeutische doeleinden alle en ieder van zijn lusten in de sexuele sfeer bij zich op te wekken, die woelen of gewoeld hebben in zijn wezen en die golven van onzuivere gevoelens in zijn onbewustzijn of onderbewustzijn veroorzaken. Hij mag zich hiermee niet door volledig bewuste voorstellingen en begeerten bezighouden met al de schokken en reacties, die zulk een handeling meebrengt. Voor de mens en de christen bestaat er een wet van persoonlijke gaafheid en zuiverheid, van persoonlijk zelfrespect, een wet die verbiedt zich zo volledig in de wereld van sexuele voorstellingen en begeerten onder te dompelen. Het medisch en psychotherapeutisch belang van de patiënt vindt hier een morele grens. Het is niet bewezen, het is zelfs onjuist, dat de pansexuele methode van een bepaalde psycho-analytische school een onontbeerlijk integrerend deel is van iedere ernstige psychotherapie, die deze naam waardig is; het is onjuist, dat de verwaarlozing van deze methode in het verleden ernstige psychische nadelen veroorzaakt heeft en dwalingen in de leer en de toepassing van de opvoeding, in de psychotherapie en niet minder ook in de pastoraal; het is onjuist, dat het urgent is, deze lacune aan te vullen en allen, die zich met psychische kwesties bezig houden, in te wijden in de leidende ideeën, en zelfs, als het moet, in het praktisch gebruik van, deze techniek van de sexualiteit.

Wij spreken hierover, omdat heden ten dage deze beweringen al te dikwijls met een apodictische zekerheid worden aangediend. Het zou beter zijn, op het gebied van het instinctieve leven meer aandacht te schenken aan de indirecte behandeling en aan de actie van het bewuste psychisme op het geheel van de verbeeldings- en gevoelsactiviteit. Deze techniek vermijdt de genoemde afdwalingen; zij wil verlichten, genezen en leiden; zij beïnvloedt ook de dynamiek van de sexualiteit, waarover men zoveel spreekt en die zich moet bevinden of zelfs werkelijk bevindt in het onbewuste of onderbewuste.

2.7. De arts heeft slechts die rechten, die de patiënt hem geeft en geven kan
Tot hier toe spraken wij rechtstreeks over de patiënt, niet over de medicus, en wij hebben uitgelegd, waar het persoonlijk recht van de patiënt om over zichzelf, over zijn geest, over zijn lichaam, over zijn vermogens, organen en functies te beschikken, een morele grens vindt. Maar tevens hebben wij de vraag beantwoord, waar voor de medicus de morele grens ligt bij zijn onderzoekingen en bij het gebruik maken van nieuwe methoden en nieuwe procédé’s in “het belang van de patiënt”. Deze grens is dezelfde als voor de patiënt; zij wordt bepaald door het oordeel van het gezond verstand; zij wordt getrokken door de eisen van de natuurlijke zedenwet; zij vloeit voort uit de natuurlijke doelleer, die in de wezens is neergelegd en uit de rangorde van waarden, uitgedrukt in de natuur der dingen. Die grens is dezelfde voor de arts als voor de patiënt, omdat, gelijk wij reeds zeiden, de arts als privépersoon slechts over de rechten beschikt, die de patiënt hem geeft en de patiënt niet meer kan geven dan hij zelf bezit.

Wat wij hier zeggen, geldt ook voor de wettelijke vertegenwoordiger van iemand, die niet in staat is, zelf over zijn aangelegenheden te beschikken, nl. kinderen die nog niet tot de jaren van verstand gekomen zijn, zwakzinnigen en krankzinnigen. Deze wettelijke vertegenwoordigers, aangesteld door een particuliere beslissing of door het openbaar gezag, hebben over het lichaam en het leven van hun onderhorigen geen ander recht dan deze zelf zouden bezitten, als zij er toe in staat waren, en dat precies in dezelfde mate. Zij kunnen dus de arts geen verlof geven, buiten deze grenzen er over te beschikken.

image_pdfimage_print