Katholieke Stichting Medische Ethiek
19 april 2024

Vaticaan: geen alternatief? Dan zijn huidige coronavaccins moreel geoorloofd

Katholiek Nieuwsblad, 22 december 2020

Als er geen alternatieven beschikbaar zijn, is het moreel acceptabel om coronavaccins te ontvangen die zijn ontwikkeld of getest met behulp van cellijnen die uit geaborteerde foetussen afkomstig zijn. Dat schrijft de Vaticaanse Congregatie voor de Geloofsleer.

Echter, “het geoorloofd gebruik van dergelijke vaccins impliceert op geen enkele manier – en mag op geen enkele manier impliceren – dat er een morele instemming is met het gebruik van cellijnen die voortkomen uit geaborteerde foetussen”.

“Zowel farmaceutische bedrijven als gezondheidsinstanties van overheden worden dus aangemoedigd om ethisch acceptabele vaccins te produceren, goed te keuren, te verspreiden en aan te bieden die geen gewetensproblemen creëren voor de zorgaanbieders of de mensen die gevaccineerd gaan worden”, aldus de Congregatie.

Verheldering

De notitie ‘Over de moraliteit van het gebruik van sommige anti-Covid-19 vaccins’ werd vorige week door paus Franciscus bekeken, die volgens de Congregatie opdracht gaf voor publicatie. Het document verscheen maandag.

Vaccins tegen het nieuwe coronavirus worden inmiddels in sommige delen van de wereld gedistribueerd. Dit leidde tot vragen aan de Congregatie om een leidraad voor het gebruik van vaccins waarbij “in de loop van het onderzoek en de productie cellijnen zijn gebruikt die aan weefsel zijn ontleend dat werd verkregen van twee abortussen die in de afgelopen eeuw plaatsvonden”.

Bisschoppen, katholieke organisaties en experts deden volgens de Congregatie “diverse en soms conflicterende” uitspraken over de moraliteit van het gebruik ervan, wat vragen opriep. Hoewel de Congregatie zelf en de Pauselijke Academie voor het Leven eerder al notities en instructies publiceerden over dit thema, “verlangt deze congregatie enkele indicaties aan te bieden ter verheldering”.

Moreel aanvaardbaar

De Kerk leert dat er verschillende niveaus van verantwoordelijkheid voor medewerking aan kwaad bestaan. Zo is de verantwoordelijkheid van degene die besluit cellijnen van ongeoorloofde oorsprong te gebruiken, niet dezelfde als die van mensen “die geen zeggenschap in een dergelijk besluit hebben”, citeerde de Congregatie een eigen instructie Dignitas Personae uit 2008.

“Als ethisch onberispelijke Covid-19-vaccins niet beschikbaar zijn – bijvoorbeeld in landen waar vaccins zonder ethische problemen niet beschikbaar worden gemaakt voor artsen en patiënten, of waar hun distributie moeilijker is vanwege speciale opslag- en transportomstandigheden, of wanneer verschillende soorten vaccins in hetzelfde land worden verdeeld maar gezondheidsautoriteiten het burgers niet toestaan te kiezen met welk vaccin zij ingeënt worden – dan is het moreel aanvaardbaar om Covid-19-vaccins te ontvangen waarbij cellijnen uit geaborteerde foetussen zijn gebruikt in het onderzoeks- en productieproces”, schrijft de Congregatie in haar nieuwe notitie.

Anders oncontroleerbare verspreiding

Het gebruik ervan is moreel geoorloofd als de “passieve materiële medewerking” met het kwaad van een abortus “waaruit de cellijnen voortkomen, wat degene betreft die het uiteindelijke vaccin gebruikt, ver verwijderd is”

“De morele plicht om zulke passieve materiële medewerking te vermijden, is niet verplicht als er een ernstig gevaar bestaat, zoals een anders oncontroleerbare verspreiding van een ernstige pathologische ziekteverwekker – in dit geval de pandemische verspreiding van het SARS-CoV-2 virus dat Covid-19 veroorzaakt.”

In zo’n geval kunnen “alle vaccinaties die als klinisch veilig en effectief worden erkend, in goed geweten gebruikt kunnen worden, met de zekerheid dat het gebruik ervan geen formele medewerking aan de abortus vormt”.

‘Geen goedkeuring abortus’

De Congregatie benadrukt wel dat dit alles “geen goedkeuring” betekent van abortus, “ook niet indirect”, en dat het “noodzakelijkerwijs verzet tegen deze praktijk veronderstelt van de kant van degenen die deze vaccins gebruiken”.

De Congregatie herhaalde de oproep van het Vaticaan aan farmaceuten en overheden om vaccins te ontwikkelen en gebruiken waarbij überhaupt geen moreel gecompromitteerde cellijnen zijn gebruikt.

Vaccinatie kan worden aangeraden

Wat het vaccineren zelf betreft, is er niet alleen een plicht om de eigen gezondheid te beschermen, maar ook om het algemeen welzijn te bevorderen. Vanuit dat oogpunt kan vaccinatie worden aangeraden als er geen andere manieren zijn om een epidemie te stoppen of voorkomen, “in het bijzonder om de zwaksten en meest blootgestelden te beschermen”.

Wie op gewetensgronden geen vaccins wil ontvangen waarbij in de productie cellijnen uit geaborteerde foetussen zijn gebruikt, “moet zijn uiterste best doen” om besmetting te voorkomen en de gezondheid van anderen niet in gevaar te brengen.

Vaccins beschikbaar maken voor arme landen

Tot slot merkt de Congregatie op dat farmaceuten, overheden en ngo’s een morele plicht hebben om effectieve, veilige en ethisch acceptabele vaccins ook toegankelijk te maken voor de armste landen, “op een manier die niet kostbaar is voor hen”.

Anders wordt dit gebrek aan toegang nog een teken van discriminatie en onrechtvaardigheid “die arme landen ertoe veroordeelt in gezondheids-, economische en maatschappelijke armoede te blijven leven”.


Responses to questions proposed concerning “uterine isolation” and related matters

The Cardinal Members of the Congregation for the Doctrine of the Faith in answer to the questions examined in ordinary session decreed the following replies:

  1. Q. 1.When the uterus becomes so seriously injured (e.g., during a delivery or a Caesarian section) so as to render medically indicated even its total removal (hysterectomy) in order to counter an immediate serious threat to the life or health of the mother, is it licit to perform such a procedure notwithstanding the permanent sterility which will result for the woman?
  2. R. Affirmative.
  3. Q. 2.When the uterus (e.g., as a result of previous Caesarian sections) is in a state such that while not constituting in itself a present risk to the life or health of the woman, nevertheless is foreseeably incapable of carrying a future pregnancy to term without danger to the mother, danger which in some cases could be serious, is it licit to remove the uterus (hysterectomy) in order to prevent a possible future danger deriving from conception?
  4. R. Negative.
  5. Q. 3.In the same situation as in no. 2, is it licit to substitute tubal ligation, also called “uterine isolation,” for the hysterectomy, since the same end would be attained of averting the risks of a possible pregnancy by means of a procedure which is much simpler for the doctor and less serious for the woman, and since in addition, in some cases, the ensuing sterility might be reversible?
  6. Negative.

Explanation

In the first case, the hysterectomy is licit because it has a directly therapeutic character, even though it may be foreseen that permanent sterility will result. In fact, it is the pathological condition of the uterus (e.g., a hemorrhage which cannot be stopped by other means), which makes its removal medically indicated. The removal of the organ has as its aim, therefore, the curtailing of a serious present danger to the woman independent of a possible future pregnancy.

From the moral point of view, the cases of hysterectomy and “uterine isolation” in the circumstances described in nos. 2 and 3 are different. These fall into the moral category of direct sterilization which in the Congregation of the Doctrine of the Faith’s document Quaecumque Sterilizatio (AAS LXVIII 1976, 738-740, no. 1) is defined as an action « whose sole, immediate effect is to render the generative faculty incapable of procreation ». And the same document continues: « It (direct sterilization) is absolutely forbidden … according to the teaching of the Church, even when it is motivated by a subjectively right intention of curing or preventing a physical or psychological ill-effect which is foreseen or feared as a result of pregnancy ».

In point of fact, the uterus as described in no. 2 does not constitute in and of itself any present danger to the woman. Indeed the proposal to substitute “uterine isolation” for hysterectomy under the same conditions shows precisely that the uterus in and of itself does not pose a pathological problem for the woman. Therefore, the described procedures do not have a properly therapeutic character but are aimed in themselves at rendering sterile future sexual acts freely chosen. The end of avoiding risks to the mother, deriving from a possible pregnancy, is thus pursued by means of a direct sterilization, in itself always morally illicit, while other ways, which are morally licit, remain open to free choice.

The contrary opinion which considers the interventions described in nos. 2 and 3 as indirect sterilizations, licit under certain conditions, cannot be regarded as valid and may not be followed in Catholic hospitals.

During an audience granted to the undersigned Prefect, the Sovereign Pontiff John Paul II approved these responses adopted in an ordinary session of the Congregation for the Doctrine of the Faith, and ordered them to be published.

Rome, at the Congregation for the Doctrine of the Faith, the 31st of July 1993.

+ Joseph Card. Ratzinger
Prefect

+ Alberto Bovone
Titular Archbishop of Caesarea in Numidia
Secretary