Katholieke Stichting Medische Ethiek
22 juni 2019

Toewijding artsen aan het H. Hart van Jezus: Jezus, arts en broeder

Toespraak tot de leden van de Internationale Federatie van Verenigingen van Katholieke Geneesheren (FIAMC)

Paus Franciscus
22 juni 2019

Mijnheer de Kardinaal, mijnheer de voorzitter, dierbare broeders en zusters,

Ik heet u welkom en dank kardinaal Turkson voor zijn vriendelijke woorden. Ik waardeer dat u tijdens uw bijeenkomst, een bijzondere toewijding heeft willen doen aan het Heilig Hart van Jezus en ik verzeker u van mijn gebed opdat zij voor ieder van u vruchtbaar mag zijn. Ik zou enkele eenvoudige gedachten met u willen delen.

De eerste christengemeenschappen hebben de Heer Jezus dikwijls voorgesteld als “geneesheer”, en benadrukten zo de constante aandacht, vol medelijden, die Hij toedroeg aan wie onder allerlei ziekten leden. Zijn zending bestond er vooreerst in, zieken of gehandicapten nabij te zijn, vooral degenen die geminacht en gemarginaliseerd werden. Zo doorbreekt Jezus het oordeel, dat een zieke dikwijls als zondaar beschouwde; met deze medelijdende nabijheid toont Hij de oneindige liefde van God de Vader voor Zijn meest noodlijdende kinderen.

De zorg voor de zieken lijkt dus één van de opbouwende dimensies van de zending van Christus; en om die reden is het in de zending van de Kerk zo gebleven. In de Evangelies is de nauwe band dus evident tussen de verkondiging van Christus en de genezingen die Hij verricht voor degenen die “er slecht aan toe waren, die door velerlei ziekten en pijnen gekweld werden, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en lammen” (Mat. 4, 24).

Ook de manier waarop Jezus zorg draagt voor zieken en mensen die lijden, is belangrijk. Hij raakt deze mensen dikwijls aan en laat zich aanraken, zelfs in de gevallen waarin dat verboden was. Hij doet het bijvoorbeeld met de vrouw die jarenlang aan bloedvloeiingen leed. Hij voelt dat Hij aangeraakt wordt, Hij voelt de genezende kracht die van Hem uitgaat en wanneer deze persoon Hem op de knieën belijdt wat zij gedaan heeft, zegt Hij haar: “Dochter, uw geloof heeft u genezen; ga in vrede” (Luc. 8, 48).

Voor Jezus betekent genezen, de persoon nabij zijn, ook al zouden sommigen dat willen verhinderen, zoals in het geval van de blinde Bartimeüs, in Jericho. Jezus laat hem roepen en vraagt hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” (Marc. 10, 51). Het kan verrassend lijken dat de “geneesheer” aan degene die lijdt, vraagt wat deze van Hem verwacht. Maar dat onderlijnt de waarde van het woord en van het gesprek in de zorgrelatie. Voor Jezus betekent genezen, in gesprek gaan om het verlangen van de mens naar boven te laten komen en de zachte macht van Gods liefde, die werkzaam is in Zijn Zoon.

Want genezen betekent, een weg inslaan: een weg van verlichting, vertroosting, verzoening en genezing. Wanneer een bepaalde behandeling met oprechte liefde voor de ander gedaan wordt, dan verruimt de horizon van de verzorgde persoon, want de mens is één: hij is een eenheid van geest, ziel en lichaam. En dat is duidelijk zichtbaar in de werkzaamheid van Jezus: Hij geneest nooit een deel, maar heel de mens, integraal. Soms begint Hij bij het lichaam, soms bij het hart – dat wil zeggen door de zonden te vergeven 1 – maar altijd om het geheel te genezen.

Tenslotte valt de zorg van Jezus samen met het oprichten van de persoon en na hem nabij te komen en genezen, te zenden. Er zijn veel zieken die na hun genezing door Jezus, Zijn leerling worden en Hem volgen.

Bijgevolg, Jezus komt nader, draagt zorg, geneest, verzoent, roept en zendt. Zoals men ziet, Zijn relatie met mensen die verdrukt worden door ziekte en gebreken, is voor Hem een persoonlijke, rijke relatie, en niet mechanisch of afstandelijk.

In die school van Jezus, de geneesheer en broeder van lijdende mensen, bent u geroepen, u, geneesheren die in Hem gelooft, die lid bent van Zijn Kerk, om mensen nabij te zijn die lijden onder de beproeving van ziekten.

U bent geroepen om te verzorgen met fijngevoeligheid, met respect voor de waardigheid, de lichamelijke en psychische integriteit van de mens.

U bent geroepen om aandachtig te luisteren, het gepaste antwoord te geven dat de verzorging begeleidt, menselijker maakt en dus ook doeltreffender.

U bent geroepen om aan te moedigen, te troosten, op te richten, hoop te geven. Men kan niet genezen en genezen worden zonder hoop; daarin zijn wij allemaal behoeftig en God dankbaar, die ons hoop geeft. Maar ook dankbaar aan degenen die werkzaam zijn in het medisch onderzoek.

In de loop van de laatste eeuw, was er zeer veel vooruitgang. Nieuwe therapieën en vele behandelingen werden beproefd. Al die zorgen waren voor de voorbije generaties ondenkbaar. Wij kunnen en moeten het lijden verlichten en iedereen opvoeden om verantwoordelijker om te gaan met zijn gezondheid en die van de naaste en familie. Wij mogen ook niet vergeten dat verzorgen betekent, de gave van het leven respecteren van het begin tot het einde. Wij zijn er geen eigenaar van: het leven wordt ons toevertrouwd en de geneesheren zijn de dienaren ervan.

Uw zending is tegelijk een getuigenis van menselijkheid, een bevoorrechte manier om ons te laten zien en voelen dat God, onze Vader, zorg draagt voor elke mens, zonder onderscheid. Daarom verlangt Hij tevens gebruik te maken van onze kennis, onze handen en ons hart om elke mens te verzorgen en te genezen, want Hij verlangt aan iedereen leven en liefde te geven.

Dat vraagt van u bekwaamheid, geduld, geesteskracht en broederlijke solidariteit. De stijl van een katholieke geneesheer verbindt professionalisme, bekwaamheid tot samenwerking en ethische striktheid. En dat alles komt ten goede aan de zieken en het milieu waarin u werkzaam bent. Het is geweten, dat de kwaliteit van een dienst dikwijls niet alleen afhangt van het hoog gehalte aan instrumenten waarover men beschikt, maar van het niveau aan professionalisme en menselijkheid van het diensthoofd en het artsenteam. We zien het alle dagen, vele eenvoudige mensen die naar de kliniek gaan: ik zou die dokter willen – waarom? – omdat zij hun nabijheid voelen, hun toewijding.

Door u voortdurend te vernieuwen, door naar de bronnen van het woord Gods en de sacramenten te gaan, zult u uw zending goed kunnen vervullen en zal de Geest u de gave van onderscheiding geven om aan delicate en ingewikkelde situaties het hoofd te bieden, om het juiste woord op de juiste manier te zeggen en door de juiste stilte op de juiste manier.

Dierbare broeders en zusters, ik weet dat u dat reeds doet, maar ik roep u op te bidden voor degenen die u verzorgt en voor de collega’s die met u samenwerken. En vergeet alstublieft ook niet voor mij te bidden. Dank u!



Pope Francis
Saturday, 22 June 2019

Your Eminence, dear President, dear brothers and sisters,

I offer you a cordial welcome and I thank Cardinal Turkson for his kind words. I am impressed that at this meeting you wanted to make a special act of consecration to the Sacred Heart of Jesus. Please know of my prayers that this will prove spiritually fruitful for each of you. I would now like to share with you a few simple thoughts.

The earliest Christian communities often spoke of the Lord Jesus as a “physician”, highlighting in this way his constant, compassionate concern for those suffering from every kind of illness. His mission consisted above all in drawing near to the sick and the disabled, especially to those who for that reason were looked down upon and marginalized. Jesus thus overturned the sentence of condemnation that so often labelled the sick person as a sinner. By his compassionate closeness, Jesus showed the infinite love of God our Father for his children most in need.

Care for the sick emerges, then, as an essential aspect of Christ’s mission and, consequently, of the Church’s mission as well. The Gospels show a clear link between Jesus’ preaching and the acts of healing that he performed for all those who were, in Matthew’s words, “afflicted with various diseases and pains, demoniacs, epileptics and paralytics” (4:24).

Important too is the way that Jesus cared for the sick and suffering. He often touched those persons and let them touch him, even in cases where it was forbidden. This was the case, for example, with the woman who had suffered for years from haemorrhages. Jesus sensed that he had been touched and that healing power had gone forth from him, and when the woman fell to her knees and confessed what she had done, he said to her: “Daughter, your faith has made you well; go in peace” (Lk 8:48).

For Jesus, then, healing involves drawing near to the person, even if at times there were some who would prevent him from doing so, as in the case of the blind Bartimaeus in Jericho. Jesus had the man brought before him and asked: “What do you want me to do for you?” (Mk 10:51). It might surprise us that the “physician” should ask the patient what he expects from him! Yet this highlights the importance of words and dialogue in a relationship of care. For Jesus, care entails entering into dialogue, in order to bring out the individual’s own desire and the soothing power of God’s love working through his Son. Caregiving means starting a process: a process of relief, consolation, reconciliation and healing. When care is given with genuine love for the other, it expands the horizons of the recipient, for human beings are a unity: a unity of spirit, soul and body. We can see this clearly in the ministry of Jesus. He never heals just one part, but rather the whole person, integrally. At times, he starts with the body, at other times with the heart – by forgiving sins (cf. Mt 2:5), but always for the sake of restoring the whole.

Finally, Jesus’ care involves raising up and then sending forth those whom he has drawn near to and healed. Many of the sick who were cured by Christ then became his disciples and followers.

In a word, Jesus draws near, shows concern, heals, reconciles, calls and sends forth. It is obvious that, for him, a relationship with persons afflicted by illness and infirmity is one both personal and profound. Not a mechanical relationship, not a distant one.

It is to this school of Jesus, physician and brother to the suffering, that you, as physicians, believers and members of the Church, have been called. You are called to draw near to those experiencing the suffering brought on by illness.

You are called to provide care with sensitivity and with respect for the dignity and for the physical and psychological integrity of each person.

You are called to listen attentively and to respond appropriately, in addition to the physical care you provide. This will make the latter all the more humane and, consequently, all the more effective.

You are called to offer encouragement and comfort, to raise up and to give hope. Care cannot really be given or received in the absence of hope. In this sense, all of us need hope. We are grateful to God who grants us that hope. But also grateful to all those who are engaged in medical research.

The last hundred years have seen immense progress in this area. New therapies and numerous experimental treatments have developed, forms of care that would have been unimaginable in earlier generations. We can and should alleviate suffering, while at the same time teaching people to become more responsible for their own health and the health of their relatives and friends. And we must remember too, that the work of caring for others also entails respect for the gift of life from beginning to end. For we are not the masters of life; it is given to us in trust, and physicians stand at its service.

Your mission is a witness of humanity, a privileged means of helping others to see and feel that God our Father cares for every individual, without distinction. To do this, he wishes to employ our knowledge, our hands and our hearts, in order to care for and bring healing to every human being. To each of us he wants to grant life and love.

All this requires of you competence, patience, spiritual strength and fraternal solidarity. The way you fulfil your mission as Catholic physicians should unite professionalism with the capacity for teamwork and ethical integrity. This will benefit both the patient and the environment in which you carry out your work. Very often – as we know – the quality of a hospital ward depends not merely on the sophistication of its technology, but on the level of professionalism and humanity shown by the head physician and the medical team. We see this every day, many ordinary people who go to hospital: “I want to see this doctor, or that one” – why? Because they sense their closeness, their dedication.

By constant spiritual renewal and by drawing from the wellspring of God’s word and the sacraments, you will accomplish your mission well. The Holy Spirit will grant you the gift of discernment needed to confront sensitive and complex situations, and to say the right things in the right way, and with the right silence, at the right time.

Dear brothers and sisters, I know that you are already doing it, but I urge you also to pray for your patients and for all your colleagues and assistants. And please, do not forget to pray for me. Thank you!