Voltooid leven

4. Die wet moet er nooit komen

Op het kabinetsplan voor voltooid leven is van diverse kanten de nodige kritiek gekomen. De KNMG acht een nieuwe wet om meerdere redenen onwenselijk. Onder meer is zij bang dat de nieuwe wet de Euthanasiewet gaat ondermijnen. Het gevolg is dat er voor mensen die wegens een medische aandoening hun leven willen (laten) beëindigen, strengere regels gelden dan voor mensen met een doodswens om andere dan medische redenen. Als een arts binnen het kader van de Euthanasiewet het verzoek om levensbeëindiging niet inwilligt, dan kan de patiënt proberen hulp bij suïcide te krijgen volgens de nieuwe wet bij een stervenshulpverlener. Omdat hij dan niet meer hoeft aan te tonen dat zijn lijden het gevolg is van een medische aandoening, heeft hij gemakkelijker toegang tot hulp bij suïcide. Wordt door de nieuwe wet zo niet een sluiproute gecreëerd die ten koste gaat van de Euthanasiewet? Zouden ook artsen niet in de verleiding komen om hun patiënten op deze mogelijkheid te wijzen? De KNMG vreest dat als de Euthanasiewet eenmaal zal zijn ondermijnd, de zorgvuldigheid zou wegvallen die zij ten aanzien van levensbeëindigend handelen garandeert.(34)

Niet alleen bij de KNMG bestaat de vrees dat door een nieuwe wet die hulp bij suïcide wegens een voltooid geacht leven mogelijk maakt, de door de Euthanasiewet gegarandeerde zorgvuldigheid met betrekking tot het levensbeëindigend handelen zal worden ondermijnd. Psychiaters vragen zich af of de beoogde stervenshulpverleners, die niet noodzakelijk artsen hoeven te zijn, ook daadwerkelijk kunnen toetsen of het verzoek om hulp bij suïcide consequent, weloverwogen en duurzaam is. Ouderen verzoeken niet zelden om levensbeëindiging doordat zij lijden aan een depressie. Deze diagnose is bij ouderen niet in alle gevallen gemakkelijk te stellen en wordt daarom frequent gemist. Mensen die verzoeken om (hulp bij) de beëindiging van hun leven wegens een depressie vallen in principe onder de Euthanasiewet. Een psychiater schijft dat het haar ervaring is dat ouderen met een depressie door de gesprekken die binnen het kader van de in de Euthanasiewet voorgeschreven procedure gevoerd moeten worden, soms van hun verzoek om levensbeëindiging afstappen.(35) Hoewel er ook tegen de Euthanasiewet principiële bezwaren bestaan, moet worden geconstateerd dat deze wet in ieder geval een zekere zorgvuldigheid waarborgt in de besluitvorming ten aanzien van levensbeëindigend handelen, waarvan men kan vrezen dat die (deels) wordt prijsgegeven door de nieuwe wet betreffende voltooid leven.

Wat kunnen we zeggen van de nieuwe wet die het kabinet of Pia Dijkstra voornemens is uit te werken? Die wet moet er niet komen om de volgende redenen:

  1. Het creëren bij wet van mogelijkheden voor hulp bij suïcide aan mensen die hun leven voltooid achten, maar niet ondraaglijk en uitzichtloos lijden aan een onbehandelbare medische of psychiatrische aandoening, is een nieuwe verruiming van de mogelijkheden voor levensbeëindigend handelen. Daarmee is de nieuwe wet die het kabinet in gedachten heeft, een volgende stap op het hellend vlak (in het Engels the slippery slope, de gladde helling), waardoor het respect voor de waarde van het menselijk leven in de loop van enkele decennia al danig is uitgehold. De nieuwe wet zal het respect voor het menselijk leven alleen maar verder ondermijnen.
  2. De mens heeft ten aanzien van zijn leven slechts een relatieve autonomie, maar niet de autonomie die het kabinet hem toekent.
  3. Het is een misvatting dat de autonomie van mensen er door de nieuwe wet groter op zal worden.

a. Het hellend vlak
Op de eerste plaats bevestigt dit voornemen van het kabinet datgene waar al vanaf het begin van de euthanasiediscussie voor is gewaarschuwd: door euthanasie of hulp bij suïcide toe te staan, ook al gebeurt dit in nog zo beperkte mate, begeeft men zich op een hellend vlak.(36) Dat laten de ontwikkelingen in de laatste halve eeuw in Nederland ook zien. In de jaren ’70 en het begin van de jaren tachtig ging de discussie over het toelaten van euthanasie in het terminale stadium van een ongeneeslijke lichamelijke aandoening. Later werd ook euthanasie vóór het terminale stadium bespreekbaar. Aan het begin van de jaren ’90 kwam euthanasie of hulp bij suïcide wegens psychiatrische aandoeningen in beeld, of bij mensen in een gevorderde staat van dementie wanneer betrokkenen een schriftelijke euthanasieverklaring hadden getekend toen zij nog over hun toestand konden oordelen. Het Gronings Protocol uit 2004, dat later een landelijke regeling werd, schiep mogelijkheden voor de levensbeëindiging van gehandicapte pasgeborenen. Hierdoor is ook een opening geboden voor levensbeëindiging zonder verzoek van de betrokkene.

Dat nu ook mogelijkheden worden gecreëerd voor hulp bij suïcide bij mensen die gezond zijn, viel daarom in zekere zin te voorzien, al was overigens de mededeling van het kabinet hiervoor een nieuwe wet te zullen uitwerken voor iedereen een verrassing, omdat dit op zo frappante wijze van het advies van de Adviescommissie voltooid leven afwijkt. Als men levensbeëindigend handelen op verzoek toestaat wegens een bepaalde vorm van lijden, dan zal men steeds aanlopen tegen de vraag of levensbeëindiging bij een iets minder ernstig lijden ook aanvaardbaar is. De deur, eenmaal op een kier gezet, zwaait dan gemakkelijk steeds verder open. Als nu ook ruimte wordt gecreëerd voor hulp bij suïcide bij gezonde mensen, zij het onder voorwaarden, wat is dan de volgende stap?

Een belangrijke stap die met de nieuwe wet wordt gezet, is in ieder geval dat de arts er geen centrale rol in zal spelen. Het oordeel dat het leven is voltooid, is de verantwoordelijkheid van het betrokken individu. Naast de voortschrijdende uitholling van het respect voor het menselijk leven wordt met deze wet een verdere stap gezet in de richting van de individualisering in onze toch al hyperindividualistische cultuur. De stervenshulpverlener heeft niet tot taak te toetsen of het leven al dan niet voltooid is, maar of het verzoek om hulp bij suïcide vrij, weloverwogen en duurzaam is.

Er is bijgevolg sprake van een hellend vlak in meerdere opzichten, namelijk waar het gaat om de voortschrijdende uitholling van het respect voor het leven, een steeds intenser wordende individualisering van de samenleving en mogelijke vermindering van de zorgvuldigheid waarmee levensbeëindigend handelen wordt toegepast.

Welke verdere omwikkelingen staan ons nog te wachten? Het antwoord hierop ligt nu in handen van de Tweede Kamer. Zal deze het initiatiefwetsvoorstel van Pia Dijkstra – eventueel in gewijzigde vorm – aanvaarden en daardoor hulp bij suïcide wegens een voltooid geacht leven mogelijk maken?

Alhoewel, heeft de praktijk de Haagse politiek niet al ingehaald? In september 2017 maakte de Coöperatie Laatste Wil bekend een goedkope chemische stof, een poeder, dat in Nederland legaal en vrij verkrijgbaar is als conserveermiddel, aan te bevelen waarmee mensen zichzelf op elke gewenst moment een zekere en pijnloze dood kunnen bezorgen. Tegenstanders waarschuwen echter dat gebruik van het middel in kwestie niet zomaar tot een zekere en pijnloze dood leidt, maar epileptische aanvallen kan veroorzaken. Bovendien wijzen zij op het risico dat dit poeder, eenmaal bekend, ook gebruikt zou kunnen worden om andere mensen uit de weg te ruimen. De media hebben dit middel het poeder van Drion gedoopt, naar het lid van de Hoge Raad dat in 1991 voor het eerst een oproep had gedaan om artsen straffeloos in staat te stellen aan ouderen medicamenten ter beschikking te stellen waarmee ze op een zelfgekozen moment uit het leven zouden kunnen stappen.(37) De Coöperatie zegt dit middel te propageren om recht te doen aan de autonomie van mensen die hun leven wensen te beëindigen. Alleen leden die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben en minstens een half jaar lid zijn, worden geïnformeerd over welk middel het gaat, om te voorkomen dat sommigen het in een opwelling gebruiken om hun leven te beëindigen.(38) Het Openbaar Ministerie beschikt niet over mogelijkheden om tegen de Coöperatie Laatste Wil op te treden, omdat advies geven over suïcide, in tegenstelling tot hulp bij suïcide, niet strafbaar is. Recent lijkt de Coöperatie Laatste Wil haar aanpak te hebben bijgesteld. De eerste brieven zijn per e-mail verstuurd aan 3200 leden die het zelfdodingspoeder hebben besteld. Zij krijgen een kluisje toegestuurd, dat alleen zij zelf met een code of vingerafdruk kunnen openen. Vervolgens  ontvangen zij tijdens een bijeenkomst het betreffende middel dat zij dan onder toezicht in het kluisje moeten deponeren.(39) Het Openbaar Ministerie zou pas kunnen optreden nadat een van de leden het middel heeft gebruikt en daarmee daadwerkelijk zijn leven heeft beëindigd. Is dit wellicht de laatste stap op het hellend vlak en zijn we nu onderaan de helling beland?

b. Slechts een relatieve autonomie
Een principiële vraag is of de autonomie van de mens zover gaat dat hij ook beschikkingsrecht heeft over leven en dood. Het antwoord op die vraag is ontkennend. De mens heeft uiteraard een zekere autonomie, maar die is relatief en omvat niet het recht om te beschikken over eigen leven en dood of dat van iemand anders. (40) De centrale vraag is: welke waardigheid heeft het menselijk leven? Het lichamelijk leven van de mens hangt samen met de waarde die het lichaam heeft. Bij levensbeëindiging beëindigt men het lichamelijk leven (niet dat van de ziel, die onsterfelijk is). Onze cultuur ziet het lichaam vaak als een object, een ding, waar wij vrij over kunnen beschikken. De menselijk persoon zou alleen het bewustzijn – hogere hersenfuncties – betreffen, dat vrijelijk zou kunnen beschikken over het menselijk lichaam als een puur middel tot welk doel ook. Binnen deze visie heeft het lichaam alleen de waarde die het individu eraan toekent. Wanneer het lichamelijk leven door ziekte of andere oorzaken ontluisterd is en daarom zijn waarde verloren heeft, zou het individu er door actieve levensbeëindiging afstand van mogen doen.

Het lichaam is echter geen object of een ding, maar behoort wezenlijk tot de menselijke persoon. De mens is zowel wat zijn lichaam betreft als wat zijn geestelijke dimensie betreft geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. God en wie naar zijn beeld geschapen zijn, zijn altijd een doel in zich en nooit een louter middel tot een doel. Dit geldt ook voor het lichaam. De beëindiging van het lichamelijk leven om aan het lijden een einde te maken houdt in dat het wordt opgeofferd als een middel om het lijden te beëindigen. Dit betekent dat het lichaam en daarmee de menselijke persoon wordt gedegradeerd tot een middel. Daarom is levensbeëindiging op verzoek of zonder verzoek altijd een moreel kwade handeling die nooit of te nimmer mag worden verricht.(41) Het lichaam deelt in de waardigheid van de menselijke persoon die een doel in zich is en daarom een waarde die altijd en overal blijft, ook als het individu in kwestie de indruk heeft dat die verloren is gegaan. Het laatste bevestigen we als we om die reden euthanasie of hulp bij suïcide toestaan. We zouden daarentegen mensen moet helpen om de essentiële waardigheid van het leven weer te (her)ontdekken.(42)

c. De autonomie is er niet mee geholpen
Het kabinet denkt met de nieuwe wet recht te doen aan de autonomie van mensen die een persistente actieve stervenswens hebben wegens een lijden dat niet door medische factoren is bepaald. Daar valt veel op af te dingen. Dat de beschermwaardigheid van het leven in sommige gevallen moet wijken voor het recht op zelfbeschikking betekent dat men aan de vrijheid van de mens een hogere waarde toekent dan aan zijn leven. Het is waar dat de vrijheid een hogere waarde is dan het leven. Dat zien we bij de martelaar die toelaat dat anderen hem doden, omdat hij zich daardoor niet laat dwingen om Christus te verloochenen, maar in vrijheid ervoor kiest Hem trouw te blijven. Echter, de vrijheid mag dan een hogere waarde zijn dan het leven, het leven is een fundamentele waarde ten opzichte van de vrijheid: zonder leven geen vrijheid. Beëindiging van het leven betekent ook beëindiging van de vrijheid.

Afgezien van deze fundamentele beschouwing: is met de nieuwe wet die het kabinet wil invoeren, de autonomie van mensen met een doodswens echt gediend? We kunnen ons met recht en reden afvragen of ze wel echt dood willen. Hulpverleners weten uit ervaring dat het verzoek om levensbeëindiging vaak een roep om hulp is. Dan moet geen hulp bij suïcide worden aangeboden, maar samen met betrokkenen worden gesproken om te zien wat zijn echte probleem is en hoe hij geholpen kan worden. Als mensen gebukt gaan onder eenzaamheid, verlies van dierbaren en ouderdomsverschijnselen, dan moeten we geen mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding aanbieden, maar ons afvragen of we niet een en ander aan onze zieken- en ouderenzorg dienen te verbeteren. Hiermee komen we aan de werkelijke problemen tegemoet waar mensen mee worstelen die een stervenswens uiten.

Ook het kabinet zegt overigens dat we, alvorens over te gaan tot daadwerkelijke hulp bij suïcide, ons eerst moeten afvragen of we niet iets aan de situatie van deze mensen moeten doen. Als de mogelijkheid tot hulp bij suïcide eenmaal realiteit wordt en er wellicht een trend uit voortvloeit om bij een stervenswens hulp bij suïcide aan te bieden, dan kan dat pogingen om de zorg voor deze mensen te verbeteren ontmoedigen. Tevens kunnen ouderen en eenzamen zich onder die omstandigheden schuldig gaan voelen, als ze verder willen leven. Ze zouden daardoor het gevoel kunnen krijgen teveel een claim op hun familieleden te leggen of een kostenpost voor de gezondheidszorg te worden. Dit betekent dat de wens om te sterven niet op vrijwillige basis tot stand komt. In dit verband moet ook rekening worden gehouden met het risico dat de stervenswens in een aantal gevallen kan ontstaan onder druk van derden, bijvoorbeeld familieleden. Meyboom-De Jong, lid van de commissie Schnabel, vraagt zich af of dat valt te voorkomen en ook of stervenshulpverleners “zelfs met hun kopstudie” in staat zullen zijn dat te herkennen:

“Ik deel de angst van ouderen dat hun op den duur euthanasie kan worden opgedrongen, als ze ‘er niet meer toe doen’. Die grote groep mensen hebben we met ons advies (het advies van de Commissie Schnabel, W.E.) willen beschermen: Compassie gaat boven autonomie”.(43)

Ouderen hebben vaak angst voor het verpleeghuis, dat de laatste tijd als gevolg van negatieve berichtgeving een steeds slechtere reputatie geniet, of ze zijn bang thuis zonder voldoende zorg te vereenzamen. Aan deze problematiek zouden we aandacht moeten besteden en daar is de wet voor hulp bij suïcide bij voltooid leven, die het kabinet voor ogen staat, geen adequaat antwoord op. De juriste Anne-Mei The, die overigens euthanasie niet afwijst, zegt hierover:

“Het gaat in wezen om de vraag; hoe behandelen we onze ouderen? Hoe we omgaan met ouderdom, lijden, kwetsbaarheid, eenzaamheid, sociaal isolement is een onderschat probleem… Mensen hebben het gevoel er niet meer bij te horen, niet voor vol te worden aangezien en geen bijdrage aan de samenleving meer te kunnen leveren. Daardoor voelen ze zich wanhopig en overbodig. Maar ik geloof niet dat de maakbare dood op het einde de oplossing is”.(44)

Epiloog

Tenslotte: het kabinet wil tegemoet komen aan de autonomie van mensen, maar richt zich uitsluitend op autonomie in de vorm van uiterlijke vrijheid, het vrij zijn van wetten die de overheid oplegt, of vrij zijn van sociale druk. Maar veel belangrijker is de innerlijke vrijheid of – zo men wil – de innerlijke autonomie: het innerlijk vermogen waardoor de mens zichzelf, zijn gedachten, impulsen en gevoelens in beheer heeft en daardoor in staat is om moreel goede keuzes te maken, ook als dat heel moeilijk is. Aristoteles zou daarom zeggen: de echt innerlijk autonome mens is de deugdzame mens. De deugden geven een mens de innerlijke vrijheid of autonomie die hij nodig heeft om met het lijden om te gaan. Vanuit het christelijk geloof zeggen we: de autonome mens in de zin van een innerlijke vrije mens is de door Christus verloste mens. Aan deze innerlijke autonomie moeten we op de eerste plaats aandacht schenken. Deze innerlijke vrijheid moeten we zien te versterken door goede professionele en liefdevolle palliatieve zorg en zieken- en ouderenzorg, waarvan ook pastorale zorg een intrinsiek onderdeel is. De ervaring leert dat mensen daardoor die innerlijke kracht terug kunnen krijgen, weer zin in het leven gaan zien en het ook willen voortzetten.

Noten
* Delen van deze lezing zijn ontleend aan eerdere artikelen over het gelijknamige onderwerp in het Katholiek Nieuwsblad: W.J. Eijk, “Ook bij gezonde mensen medische hulp bij zelfdoding?”, in: Katholiek Nieuwsblad (2016), 21 oktober, pp. 4-5.10; Idem, “Straks ook medische hulp bij suïcide voor mensen die gezond zijn?”, in: Pro Vita Humana 24(2017), nr. 1, p. 001 (http://provitahumana.nl/pvhcoart201711.html).

  1. J.H. van den Berg, Medische macht en medische ethiek, G.F. Callenbach, Nijkerk 1969. Hoewel Van den Berg in dit boekje alleen een lans brak voor de legalisering van levensbeëindigend handelen zonder verzoek, was het de aanleiding tot een publiek debat over levensbeëindigend handelen zowel op als zonder verzoek. De discussie richtte zich overigens aanvankelijk vooral op levensbeëindigend handelen op verzoek, zie: W.J. Eijk, “Eutanasia: un piano inclinato”, in: Il Regno 67(2017), 1 januari, pp. 41-56 (Italiaanse vertaling van W.J. Eijk, “Dutch experience of euthanasia and physician-assisted suicide”, lezing voor de plenaire vergadering van de Canadese Bisschoppenconferentie, Cornwall (Ontario), 26 september 2016).
  2. “Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WtL) van 12 april 2001”, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2001), nr. 194.
  3. B.D. Onwuteaka-Philipsen, J.K.M. Gevers e.a., Evaluatie Wet Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, ZonMw, Den Haag 2007, p. 99. 14% van alle artsen gaf aan nooit euthanasie te verrichten of hulp bij suïcide te verlenen, terwijl 1% toevoegde dat zij bovendien nooit een patiënt die om euthanasie verzoekt, naar een andere arts zouden verwijzen. In 2010 bleek dat 5% van de verzoeken om levensbeëindiging niet was ingewilligd wegens principiële bezwaren van artsen, zie: Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde: Sterfgevallenonderzoek 2010, op. cit., p. 17.
  4. De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde. Standpunt van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), vastgesteld door het Federatiebestuur en in werking getreden op 23 juni 2011 (www.knmg.nl/zelfgekozen-levenseinde). Vgl. W.J. Eijk, “Come concepisce l’Associazione Medica Reale Olandese il ruolo del medico nell’interruzione della vita su richiesta?”, in: Medicina e Morale 61(2011), nr. 6, pp. 973-991.
  5. De te restrictieve interpretatie zou volgens de KNMG deels worden veroorzaakt door de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Brongersma (zie hieronder).
  6. Regionale Toetsingscommissies Euthanasie, Jaarverslag 2009, pp. 20-23.
  7. Ibidem, p. 22.
  8. Zie: http://www.npo.nl/2doc/15-02-2016/VPWON_1248719
  9. H. Drion, “Het zelfgewilde einde van oudere mensen”, in: NRC/Handelsblad (1991), 19 oktober, p. 8.
  10. Hoge Raad 24 december 2002, Landelijk Jurisprudentie Nummer (LJN): AE8772.
  11. Commissie Dijkhuis, Op zoek naar normen voor het handelen van artsen bij vragen om hulp bij levensbeëindiging in geval van lijden aan het leven, Utrecht 2004, speciaal p. 15.
  12. M. Peeters, Onderzoek naar (hulp bij) zelfdoding op basis van voltooid leven in verzorgingshuizen, NVVE, Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, 2010, p. 4.
  13. E. Sutorius, J. Peters, S. Daniëls, “Proeve van een wet,” in: Uit Vrije Wil. Waardig sterven op hoge leeftijd, J. Peters, E. Sutorius, Boom, Amsterdam 2011, pp. 45-83.
  14. Vgl. Memorie van Toelichting, ibid., pp. 72-76.
  15. EenVandaag Opiniepanel, “Huisartsen over Euthanasie”, p. 10, zie: http://opinie.eenvandaag.nl/ uploads/doc/huisartsen-euthanasie.pdf
  16. De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde…, op. cit.
  17. Zie: https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=cde11004-bb08-4452-8f5e-159490332f7b&title=Motie%20Dijkstra%20over%20stervenshulp%20onder%20strikte%20voorwaarden.pdf
  18. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 33 026, nr. 2 (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/ moties?qry=%2A&fld_tk_categorie=Kamerstukken&srt=date%3Adesc%3Adate&clusterName=Moties&Ty pe=Kamerstukken&fld_prl_kamerstuk=Moties&fromdate=01%2F03%2F2012&todate=30%2F03%2F201 2&sta=226).
  19. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 33 026, nr. 3 (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/ moties?qry=%2A&fld_tk_categorie=Kamerstukken&srt=date%3Adesc%3Adate&clusterName=Moties&Ty pe=Kamerstukken&fld_prl_kamerstuk=Moties&fromdate=01%2F03%2F2012&todate=30%2F03%2F201 2&sta=211).
  20. Zie: https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/plenaire_vergaderingen/details?date=0803-2012#2011A04691.
  21. Adviescommissie voltooid leven, Voltooid leven: Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten, Den Haag, Januari 2016, speciaal pp. 208-231 (zie: https://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/levenseinde-en-euthanasie/documenten/rapporten/2016/02/04/rapport-adviescommissievoltooid-leven).
  22. E.I. Schippers, G.A. van der Steur, “Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal: Kabinetsreactie en visie voltooid leven,” 12 oktober 2016: https://www.rijksoverheid.nl/ documenten/kamerstukken/2016/10/12/kabinetsreactie-en-visie-voltooid-leven
  23. Vgl. G. den Hartogh, “Stervenshulp holt zorgvuldigheidseisen uit”, in: Medisch Contact 72(2017), 16 februari, nr. 7, pp. 34-36, speciaal 34.
  24. E.I. Schippers, G.A. van der Steur, “Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal: Kabinetsreactie en visie voltooid leven”, op. cit., p. 2.
  25. Ibidem, p. 5.
  26. Johannes Paulus II, “Encycliek Evangelium vitae: Over de waarde en de onschendbaarheid van het menselijk leven (25 maart 1995), Kerkelijke documentatie 23(1995), nr. 5, pp. 213-288, citaat pp. 260-261.
  27. E.I. Schippers, G.A. van der Steur, “Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal: Kabinetsreactie en visie voltooid leven”, op. cit., pp. 6-8.
  28. Ibidem, pp. 8-9.
  29. Ibidem, p. 10.
  30. Ibidem.
  31. Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en enkele andere wetten (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek), zie: https://d66.nl/content/uploads/sites/2/2016/12/Wet-toetsing-levenseindebegeleiding-van-ouderen-opverzoek.pdf Zie ook: de Memorie van toelichting: https://d66.nl/content/uploads/sites/2/2016/12/Memorievan-toelichting-Wet-toetsing-levenseindebegeleiding-van-ouderen-op-verzoek.pdf
  32. ChristenUnie, Max, KBO-PCOB, Manifest ‘Waardig ouder worden’: https://waardigouderworden.christenunie.nl/l/library/download/1085097
  33. Vertrouwen in de toekomst, Regeerakkoord 2017-2021, VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, 1.4 Zorg, Medisch-ethische onderwerpen, pp. 17-18, zie: https://www.kabinetsformatie2017.nl/kabinetsformaties/k/ kabinetsformatie-2017/documenten/publicaties/2017/10/10/regeerakkoord-vertrouwen-in-de-toekomst
  34. Overwegingen artsenfederatie KNMG bij “Kabinetsreactie en visie Voltooid Leven”, 19 maart 2017, spec. pp. 18-19, zie: https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/dossiers/lijden-aan-het-leven.htm vgl. “Kabinetsplan voor wet Voltooid leven onwenselijk” in: Medisch Contact (2017), 30 maart, pp. 10-11; “KNMG: ‘voltooid leven’-wens invoelbaar, maar regeling onwenselijk”, in: Ibid., pp. 42.
  35. A. Kuiken, “Ziek en/of levensmoe?”, in: Trouw (2016), 21 oktober, Verdieping, pp. 10-11.
  36. W.J. Eijk, “Eutanasia: un piano inclinato,” op. cit.
  37. “In eenzaamheid beslissen om eruit stappen”, in: Trouw (2017), 13 september, Verdieping, pp. 4-5; B. Ummelen, “Poeder van Drion? Maak weg naar zelfgekozen dood niet te makkelijk”, in: Trouw (2017), 26 september, p. 21; S. van Veen, “Poeder van Drion kost onnodig mensenlevens”, in: De Volkskrant (2017), 7 september, p. 22.
  38. E. Keulen, “De pil van Drion wordt een goedkoop poedertje”, in: Trouw (2017), 2 september, p. 3.
  39. M. Visser, “Eerste laatstewil-pillen kunnen worden opgehaald”, in: Trouw (2018, 2 oktober, p. 9. 40. W.J. Eijk, “Il Magistero di Giovanni Paolo II sul valore della vita umana”, in: Giornata commemorativa del decennale di fondazione, J. de Dios Vial Correa, E. Sgreccia (red.), Libreria Editrice Vaticana, Città del Vaticano 2005 (Collana della Pontificia Academia pro Vita), pp. 71-90.
  40. Zie voor een uiteenzetting over de ethische waarde van het menselijk lichaam en het menselijk leven: Manual of Catholic medical ethics. Responsible healthcare from a Catholic perspective, W.J. Eijk, L.M. Hendriks, J.R. Raymakers, J.I. Flemming (red.), Court Connor Publishing, Ballarat 2014, pp. 61-77.
  41. W.J. Eijk, “Plicht om het leven te beschermen staat voorop”, in: Trouw (2016), 17 oktober, p. 12-13.
  42. H. Maasen, “Rol arts bij voltooid leven onduidelijk”, in: Medisch Contact 71(2016), nr. 42, pp. 1011, citaat p. 11.
  43. L. de Jong, “Ouderen vinden we nutteloos”, in: De Volkskrant (2016), 22 oktober, pp. 22-23, citaat p. 22.

Kardinaal Wim Eijk is arts en moraaltheoloog. Als aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht (sinds 2008) werd hij in 2012 tot kardinaal gecreëerd. Hij is lid van de Congregatie voor de clerus en van de Congregatie voor de katholieke opvoeding en gewoon lid van de Pauselijk Academie voor het leven.

Overgenomen met toestemming van Communio

image_pdfimage_print