Persbericht Universitair Medisch Centrum St. Radboud, 10 maart 2009
Sinds de invoering van een landelijke richtlijn in 2005 is de toepassing van palliatieve sedatie verbeterd. Er is vaker overleg tussen arts en patiënt voorafgaand aan de sedatie en de medicatie voldoet nu vaker dan voorheen aan de richtlijn. Dit constateren onderzoekers van het UMC St Radboud in een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Archives of Internal Medicine (9 maart).
Palliatieve sedatie is het verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase. Het doel is onbehandelbare symptomen te verlichten. In 2005 heeft de artsenorganisatie KNMG een landelijke richtlijn voor palliatieve sedatie gepubliceerd. In de richtlijn staat onder welke omstandigheden en voorwaarden er tot palliatieve sedatie kan worden overgegaan en hoe de sedatie dan het beste kan worden ingesteld.
Onderzoekers van het UMC St Radboud ondervroegen vóór de publicatie van de richtlijn en twee jaar nadien artsen naar de wijze, waarop ze diepe en continue palliatieve sedatie toepassen. Uit dit onderzoek blijkt dat er sinds de richtlijn in de praktijk veel verbeterd is. Het gaat hierbij om aspecten als overleg, medicatie en betrokkenheid van de patiënt.
Verder blijkt dat het aantal euthanasieverzoeken van patiënten, voorafgaand aan palliatieve sedatie, sterk afgenomen is, terwijl patiënten juist meer betrokken waren bij de besluitvorming. De verklaring voor deze afname is niet bekend. Wellicht daalt de behoefte aan euthanasie bij patiënten, nu palliatieve sedatie een erkende medische mogelijkheid is. Het is van belang om naar dit aspect verder onderzoek te doen bij de patiënten zelf, aldus de onderzoekers. Ze concluderen bovendien, dat de navolging van de richtlijn nog verder verbeterd kan worden, als artsen voorafgaand aan de sedatie één van de beschikbare multidisciplinaire palliatieve teams consulteren.