Pauselijke Academie voor het Leven – 21e plenaire vergadering, Rome, 5-7 maart 2015
door dr. J.A. Raymakers, corresponderend lid van de Pauselijke Academie voor het Leven
De Pauselijke Academie voor het leven is een internationaal gezelschap van katholieke wetenschappers, ingesteld door de H. Paus Johannes Paulus II in 1994. Het is een denktank voor de Congregatie voor de Geloofsleer voor bio-ethische vraagstukken. Er zijn 44 voor het leven door de Paus benoemde leden en 84 corresponderende leden die voor perioden van 5 jaar worden benoemd. Van 5-7 maart 2015 werd de jaarlijks algemene vergadering gehouden.
Het onderwerp van de bijeenkomst van dit jaar was de palliatieve zorg in brede zin. De nadruk lag op de zorg voor alle patiënten met aandoeningen die niet curatief te benaderen zijn (dementie, andere degeneratieve neurologische en andere aandoeningen), in tegenstelling tot de ongeneeslijk zieke oncologische patiënten, aan wie bij palliatieve zorg doorgaans eerst gedacht wordt. Het besloten deel van de vergadering bevatte o.a. een audiëntie bij Paus Franciscus
Op vrijdag 6 maart 2015 werd de workshop “Assisting the elderly and palliative care” gehouden die ook voor belangstellenden en pers toegankelijk was. Er werden 15 voordrachten door experts uit de gehele wereld gehouden.
De voorzitter, Mgr Carasco de Paula wees op de verandering in opvatting die aan de ouderen veel minder een betekenisvolle plaats aan de maatschappij toekent. J.T. Panke wees erop dat verpleegkundige zorg, ook aan ouderen, aan Jezus zelf besteed wordt en als een groot voorrecht gezien moet worden. D. Sulmasy (USA) sprak over klinische besluitvorming en bracht daar het beginsel van de het onderscheid tussen buitengewone en gewone middelen en proportionaliteit nog eens uitvoerig ter sprake. Het onderscheid is niet zuiver subjectief, twee componenten spelen een rol: de biomedische futiliteit en de onredelijke belasting. Hij wees erop dat bij de morele beoordeling van het handelen de betrekkelijke plicht van de zieke om zijn/haar leven te beschermen het uitgangspunt moet zijn en niet de morele zorgverplichting van de zorgverleners. Ook waarschuwde hij voor het verwarren van therapeutische hardnekkigheid (therapeutic fury, acharnement thérapeutique, accanimento terapeutico) met het gebruik van buitengewone middelen. Preziosi benadrukte dat palliatieve zorg geen nihilisme is en wees anderzijds op de viervoudige toename van het gebruik van opiaten voor verkapte euthanasie in de USA van 1999-2010.
Opvallend waren ook de bijdragen van D. Roy (Canada) (Ethics and palliative care for the elderly) en J. Keown (USA) (Legal issues at the end of Life) en T. Thomas (India) die de rol die de familie in de zorg voor de oudere patiënt speelt in India toelichtte. P. Boitte (Fr) en A. Turriziani (It) bespraken de zorgrelatie, de mogelijkheden tot verbetering en het contact met de zieke ook als er geen verbale communicatie mogelijk is. Niet het uitvoeren van taken, maar het herkennen wat de zieke hoopt en bedoelt moet voorop staan. Het belang maar ook de betrekkelijkheid van advanced care directives werd benadrukt in de voordracht van C. Centenos Cortés (Spanje). De volledige tekst van de voordrachten zal zoals steeds in boekvorm verschijnen. C. Gastmans uit Leuven sprak naar aanleiding van de recente wetswijziging in België die euthanasie bij dementen toestaat en de achtergronden daarvan. Ook daar kwam de rol van advanced directives ter sprake. Hij constateert een overmatige nadruk op cognitie en op individuele autonomie en een tekort aan dialoog en begrip voor de situatie van de zieke nu. L. Pessini (Braz.) sprak over tendensen als transhumanisme, de ontkenning van het ouder worden en de ontkenning van de menselijke waardigheid en van de betekenis van kwetsbaarheid als een waarde. Men ziet de mens doorgaans als toerist en consument terwijl hij een pelgrim moet zijn. Hij pleitte voor het ontdekken van een esthetiek in de zorg, interesse voor de schoonheid van de medemens.