Katholiek Nieuwsblad, 27 juni 2008
door dr. R. Seldenrijk, directeur van de NPV (Nederlandse Patiënten Vereniging) en voorzitter van het Platform Zorg voor leven, en dr. V.G.H.J. Kirkels, rustend gynaecoloog en adviseur van het Platform Zorg voor Leven
Embryoselectie gaat door, ondanks protesten van de ChristenUnie. In deze discussie rond pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD) en borstkanker wordt te vaak voorbij gegaan aan de morele positie van het embryo.
Erfelijke vormen van borstkanker zijn ernstig. Allereerst voor de betrokkenen. Deze vrouwen beleven hun borsten als een soort tijdbommen. Wellicht bereiken ze de leeftijd van vijftig jaar niet eens. Ernstig ook omdat bij een eventuele zwangerschap een meisje dat dan geboren wordt een heel grote kans heeft op eenzelfde erfelijke belasting, met alle gevolgen van dien.
Deze erfelijke belasting is niet te behandelen. Het enige dat mogelijk, is het gen opsporen. Met PGD is dit dankzij de ivf-techniek al mogelijk in een zeer vroege fase van het zich ontwikkelende embryo. Maar staatssecretaris Bussemaker (Volksgezondheid) spreekt over ‘behandeling’. Dit is in feite een verhullend en verkeerd woordgebruik. De vrouwen met kinderwens worden met PGD niet ‘behandeld’. Er is hooguit sprake van hulpverlening en wel van een bepaalde vorm van hulpverlening. En ook het embryo wordt niet behandeld, maar geselecteerd.
Opgeofferd
Het verlangen naar kinderen is opgesloten in de menselijke natuur. Het is een natuurlijk gegeven dat ook door de samenleving ten volle wordt gerespecteerd. Natuurlijk willen vrouwen die draagster zijn van het borstkankergen dit niet meegeven aan hun kinderen. Maar dat risico lopen ze wel bij een biologisch eigen kind. Als ze dat risico niet willen lopen, hebben ze maar weinig keus. Ze kunnen afzien van hun kinderwens, wat een diep ingrijpende beslissing is, of ze kunnen adoptie overwegen, en ook dat is een indringende keuze.
Een andere mogelijkheid is wel in verwachting te raken maar dan prenatale diagnostiek te laten doen, met als consequentie dat ze voor de beslissing komen te staan, als de erfelijke belasting bij het ongeboren kind wordt vastgesteld, de zwangerschap al of niet te laten afbreken. Is PGD dan een zinvol en acceptabel alternatief?
Embryo’s die met behulp van ivf ontstaan, worden gescreend. Alleen de embryo’s die het borstkankergen niet hebben worden in de baarmoeder ingebracht. Embryo’s die het borstkankergen wel hebben, worden vernietigd. Het is nadrukkelijk zo dat dit embryo niet wordt behandeld maar wordt opgeofferd.
Wanneer men ervan uitgaat dat ook in dit prille begin het embryo al alle mogelijkheden in zich draagt tot een volwaardig mens uit te groeien, betekent dit het afbreken van het leven van een toekomstig medelid van onze menselijke gemeenschap. Vraag is, wie daarmee gebaat is.
Geen klompje cellen
Dat een embryo niet zo maar een klompje cellen is, wordt duidelijk bevestigd door de Embryowet van 2002. Dit kan men alleen al afleiden uit het feit dat hiervoor een extra wet in het leven is geroepen. In deze wet worden de positie en het gebruik van menselijke embryo’s met veel waarborgen omgeven. Onder andere wordt het tot stand brengen van embryo’s louter en alleen voor wetenschappelijk onderzoek verboden.
Het ongeboren leven heeft al eeuwen de belangstelling van artsen, biologen, filosofen en theologen. Door moderne technieken zijn embryo’s zichtbaar geworden. We kunnen ze buiten het lichaam in de hand (Latijn: manum) houden, een tijdlang laten groeien en manipuleren. Desondanks moet men toch constateren dat er zich ontwikkelingen hebben voorgedaan die deze beschermde positie van het embryo geleidelijk hebben aangetast, zoals het vernietigen van overtollige embryo’s bij ivf, het gebruik van restembryo’s voor onderzoek, selectie op geslacht bij geslachtsgebonden erfelijke ziekten en nu de beoogde selectie op dragerschap van erfelijke borst- en darmkanker.
De medische ontwikkelingen die dit mogelijk hebben gemaakt, zijn soms adembenemend en kunnen een zegen zijn voor de mensheid. Maar al deze mogelijkheden roepen even zo vele vragen en problemen op. Daarvan is de morele positie van het ongeboren leven wel de zwaarste. Men krijgt vaak de indruk dat juist aan deze morele positie van het embryo in de vele discussies voorbij wordt gegaan. Alsof embryo’s uitsluitend selectiemateriaal zijn en geen menselijk ‘zijn’ vertegenwoordigen.
Het leven zelf is en blijft een mysterie. Maar kunnen wij in onze cultuurperiode nog met dit mysterie van het leven omgaan? Niemand heeft om het leven gevraagd. Het is ons gegeven, en dat betekent dat er respectvol mee omgegaan dient te worden.