4. De toekomst
Het ligt voor de hand dat er in de toekomst nog wel vaker conflictsituaties zullen voorkomen als iemand, die oprecht christelijk wil leven zich moet verhouden tot een geseculariseerde overheid. Dit past eigenlijk niet goed bij een samenleving die juist gestoeld is op christelijke waarden, die het belang van vrijheid en bescherming van zwakken juist hoog in het vaandel dragen. In de geschiedenis van het christendom is er zeker ook veel onverdraagzaamheid geweest tegenover anderen, maar dit laat onverlet dat het opkomen voor minderheden en het beschermen van weerlozen juist heel christelijke waarden zijn.
Dit wordt overigens niet altijd op de juiste manier herkend. Christenen worden ook in de huidige Nederlandse politieke constellatie beschouwd als een machtig blok, terwijl ze dat in feit al lang niet meer zijn. Het is niet toevallig dat er tegenwoordig in Nederland en Vlaanderen veel aandacht is voor de gebruiken van vreemdelingen die in ons land een thuis vinden (denk aan de schappen met Halal-voedsel bij de Albert Heijn, of ook het enthousiasme voor transcendente meditatie en yoga, of boeddha-beelden) of voor de regels van godsdiensten die vreemd zijn aan onze cultuur (denk aan de grote aandacht voor de jaarlijkse Ramadan, de islamitische vastenmaand). Voor christelijke feesten en gebruiken bestaat die aandacht niet, omdat men het christendom beschouwt als een reeds gevestigde godsdienst, die eerder binnen de perken moet worden gehouden, dan dat ze aandacht verdient. Dit is natuurlijk een sterk achterhaalde gedachte.
Juist in onze sterk geseculariseerde samenleving is het een belangrijke taak van de christelijke politiek om de menselijke waardigheid te verdedigen en door oprechtheid en authenticiteit te bewijzen dat oppervlakkigheid en korte-termijn-denken overwonnen moeten worden. De scheiding tussen Kerk en Staat kan daarbij juist een grote positieve rol spelen. De waarden waar de Kerk voor staat, komen dan immers duidelijker niet voort uit een verwevenheid van politieke en godsdienstige belangen. Het gaat dan alleen nog maar om het wezenlijke: het beschermen van het algemeen welzijn van mensen met een universele waardigheid. Het is weliswaar geen christelijk privilege om daarvoor op te komen, maar in de praktijk blijkt duidelijk dat er in de huidige maatschappij een grote nood is aan een dergelijke visie.
Dr. Lambert Hendriks studeerde aan het Grootseminarie Rolduc en werd in 2002 tot priester gewijd. In 2009 promoveerde hij aan Johannes Paulus II Instituut van de Lateraanse Universiteit te Rome op het proefschrift “Choosing from Love. The Structure of the Human Act according to Thomas Aquinas”. Sinds 2016 is hij rector van de ambtsopleidingen in het bisdom Roermond en doceert hij moraaltheologie. Tevens is hij lid van het kathedrale kapittel van het Bisdom Roermond.
Noten
1 Vgl. “Eindtermen Kennis van de Nederlandse samenleving” (2013): “7.3.1. Weet dat de wetten van de staat boven die van religie en traditie staan”.
2 Vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk (= CKK), 2234-2257.
3 Vgl. CKK, 2242.
4 Vgl. Brief aan Diognetus, V,10: “Zij [de christenen] gehoorzamen aan de vastgestelde wetten, maar door hun eigen levenswijze overtreffen zij de wetten”. Voor een interessante studie naar de visie van de kerkvaders ten aanzien van de houding van christenen tegenover de keizer, zie: David Ivan Rankin, From Clement to Origen: The Social and Historical Context of the Church Fathers, 2006.
5 Vgl. Justinus, Apologia I,17.
6 Zoals in de Passio Scillitanorum (180) waar Speratus zegt: “Numquam malefecimus, iniquitati nullam operam praebuimus: numquam malediximus, sed male accepti gratias egimus propter quod imperatorem nostrum observamus”.
7 Vgl. “Inquisition”, in: Lexikon für Theologie und Kirche (=LThK), dl. 5, 527vv. en “Joseph II” in: LThK, dl. 5, 1008-1010.
8 Vgl. P. Hamans, Geschiedenis van de katholieke kerk, dl. 1, 259vv.
9 Het voert te ver om hier een lijst op te sommen van dergelijke standpunten. De houding is herkenbaar in veel debatten en wetsvoorstellen. De manier waarop na de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen van 2017 in coalitie-besprekingen de voorman van D66 zich aanvankelijk afkeerde van de ChristenUnie mag exemplarisch heten.
10 Vgl. de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, art. 18: “Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften”.
11 Kardinaal Newman heeft in deze zin aangegeven dat het geweten zelfs boven het hoogste leergezag staat, al doet hij dat in een context waarin hij beide verdedigd. J.H. NEWMAN, A Letter Addressed to the Duke of Norfolk on Occasion of Mr. Gladstone’s Recent Expostulation. Certain Difficulties Felt by Anglicans in Catholic Teaching, vol. 2, London: Lomans, Green and Co., 261: “Certainly, if I am obliged to bring religion into after-dinner toasts, (which indeed does not seem quite the thing) I shall drink—to the Pope, if you please,—still, to Conscience first, and to the Pope afterwards.”
12 Dat wil zeggen dat het zekere oordeel van het geweten – dus zonder dat de handelende persoon daarover twijfelt – toch objectief gezien verkeerd is. Dan is sprake van een ‘dwalend geweten’, dat echter ook gevolgd moet worden. Vgl. CKK 1790.
13 Dignitatis humanae, 3: “De voorschriften nu van de goddelijke wet verneemt en kent de mens door middel van zijn geweten, dat hij trouw moet volgen in het geheel van zijn activiteit om zo te komen tot zijn einddoel, God. Men mag hem daarom niet dwingen om tegen zijn geweten te handelen. Maar men mag hem evenmin beletten om volgens zijn geweten te handelen, vooral waar het gaat over de godsdienst. Want de uitoefening van de godsdienst bestaat krachtens zijn aard zelf op de eerste plaats in vrijwillige en vrije innerlijke daden, waardoor de mens zich rechtstreeks richt op God.”
14 Vgl. bijvoorbeeld J. Mahoney, The Making of Moral Theology. A Study of the Roman Catholic Tradition (1987) of F. Sullivan, Magisterium (1983).
15 Men denke bijvoorbeeld aan medici, apothekers, wetenschappers of medewerkers van banken. Vgl. ook: L. MELINA – J. NORIEGA – J.J. PÉREZ-SOBA, Camminare nella luce dell’amore, 432.
16 Vgl. art. 6 van de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden: “Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”
17 Vgl. Van Ittersum, F./Hendriks, L., “Orgaandonatie na euthanasie. Een ethische beschouwing vanuit het standpunt van de rooms-katholieke kerk”, in: Tijdschrift voor Geneeskunde en Ethiek, 21(2011), 76-80.
Lees pdf van dit artikel in de oorspronkelijke opmaak van Communio 6, 2017, De Staat en de gelovige
Overgenomen met toestemming van Communio