Autonomie (letterlijk: zichzelf de wet stellen) betekent zeggenschap over de eigen persoon en haar domeinen, lichaam en geest. Deze kan slechts zover reiken dat zij niet in strijd komt met de natuurwet en het gebod van de liefde. Zoals we spreken over de vrije wil, het streefvermogen dat in vrijheid op het goede gericht en in die zin begrensd is, zo geldt dat ook voor de autonomie van de persoon. Zij omvat o.a. niet de vrije beschikking over het eigen leven of de vrijheid om het leven, biologische en geestelijke vermogens te frustreren of de lichamelijke of geestelijke gezondheid moedwillig in gevaar te brengen. Ook gaat zij niet zover dat het de mens vrijstaat zijn lichaam of zijn persoon (dus ook zijn geest) te onderwerpen aan experimenten of handelingen die met zijn finaliteit in strijd zijn of die zijn gezondheid en/of integriteit in gevaar brengen.