Katholiek Nieuwsblad, 23 september 2016
door dr. L.J.M. Hendriks, moraaltheoloog en voorzitter van de Katholieke Stichting Medische Ethiek
De nieuwe wet op de orgaandonatie is vorige week door de Tweede Kamer aangenomen. Hiermee hoopt de overheid het aantal orgaandonoren te doen toenemen. Echter, er kleven veel bezwaren aan de wet. Het dwingende karakter ervan roept veel weerstand op in de samenleving. Moraaltheoloog Lambert Hendriks pleit voor orgaandonatie uit naastenliefde, en niet omdat de overheid het wil.
Vorige week werd er in de Tweede Kamer gestemd over een nieuwe wet voor de registratie van orgaandonoren. Ternauwernood haalde het voorstel een meerderheid, dat regelt dat van iedereen die zich niet registreert om al dan niet orgaandonor te zijn, de toestemming verondersteld wordt. Al snel bleek dat de extreem kleine meerderheid van één enkele stem in de Kamer, nota bene door de ongewilde afwezigheid van een kamerlid dat tegen had willen stemmen, goed overeenkwam met de sterk verdeelde gevoelens in de samenleving. “Ik krijg nu een heel ander beeld bij het woord ‘overheidsorgaan'”, zo drukte iemand uit dat de overheid nu wel een erg grote claim legt op het lichaam van een overledene.
Weerstand
Er mag geen misverstand over bestaan dat orgaandonatie in principe iets goeds is. Het is “een edele en verdienstelijke daad [die] als een uiting van edelmoedige solidariteit bevorderd [moet] worden”, zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk zegt (nr. 2296). Meerdere keren heeft de Kerk benadrukt dat het een goede uiting van naastenliefde is, wanneer iemand na zijn dood diens organen ter beschikking stelt voor transplantatie. Tegelijkertijd zijn er bij alle lovende woorden over orgaandonatie ook altijd wel enkele bedenkingen, reserves en randvoorwaarden. In 2008 sprak paus Benedictus tot de leden van de Pauselijke Academie voor het Leven over de noodzakelijke vrijheid bij de keuze voor het ter beschikking stellen van organen en het respect voor de waarde van het menselijk leven die onaantastbaar is. Nooit mogen er elementen van dwang, commercie of instrumentalisering van het lichaam een rol spelen. Commerciële elementen zijn er in het huidige wetsvoorstel zeker niet en dwang of instrumentalisering ook niet per se, maar toch roept het donorplan veel weerstand op.
Vrijwillige daad
Deze weerstand drukt precies uit dat orgaandonatie niets anders kan zijn dan een vrije keuze uit naastenliefde. Als iemand donor wordt, dan heeft dat te maken met solidariteit, maar niet met rechtvaardigheid. In dit laatste geval zou iemand immers moreel verplicht zijn om zich als orgaandonor te registreren, terwijl het tegendeel het geval is. Het huidige systeem van het toestemmen in orgaandonatie drukt veel beter uit dat het gaat om een vrijwillige daad van naastenliefde en heeft daarom de voorkeur.
Niet per se verwerpelijk
In verschillende landen bestaat er al een geen-bezwaarsysteem voor orgaandonatie: in o.a. België en Luxemburg, Frankrijk en ook Italië. In dit laatste land wordt daar overigens in de praktijk weinig mee gedaan. Alhoewel iemand die geen bezwaar maakt, daar in principe toestemt in het doneren van organen na de dood, wordt in de praktijk nog steeds de familie geraadpleegd als iemand zelf geen keuze heeft geregistreerd. Aangezien ook in het wetsvoorstel in ons land duidelijk blijkt of iemand heeft toegestemd, of dat hij eenvoudigweg niet gereageerd heeft, zou het weleens op dezelfde praktijk kunnen uitlopen. Het moet gezegd zijn, dat ook bij het voorgestelde geen-bezwaarsysteem de vrijheid natuurlijk in principe gewaarborgd blijft. De overheid zal er zeker alles aan doen om vooral het aantal actief toestemmenden omhoog te krijgen; iets waar het nieuwe systeem net zo goed in voorziet. Bovendien is het voorstel zo aangepast, dat altijd duidelijk is wie zich actief heeft geregistreerd als donor en wie eenvoudigweg nooit bezwaar heeft gemaakt. Op deze wijze is het donorplan, absoluut gezien, niet per se moreel verwerpelijk, maar zoals gezegd heeft het zeker niet de voorkeur. Geen keuze kunnen of willen maken, is nu eenmaal nooit hetzelfde als toestemmen.
Gebrek aan vertrouwen
In de reacties op dit wetsvoorstel wordt goed duidelijk dat er niet zozeer een probleem zit bij de onbekendheid met orgaandonatie, maar dat mensen eerder een probleem zien in de toepassing ervan. Dat de overheid zorg heeft voor het aantal orgaandonoren is prijzenswaardig. Het is ook haar taak om de voorwaarden te scheppen waarin burgers het goede kunnen doen en daartoe ook aangespoord worden. Tegelijkertijd kan ze voor diezelfde burgers niet zelf beslissingen nemen en daar wringt de schoen. Vanuit welk perspectief wil D66 de regels rondom orgaandonatie wijzigen? Het zou voor zich moeten spreken dat de overheid niet kan beschikken over de lichamen van overleden mensen, zelfs als het kwalijk zou zijn dat ze zich niet hebben willen uitspreken over orgaandonatie. De rol van de overheid ligt veel meer op het vlak van bewustwording en het voeren van campagne. Dat deze talloze campagnes niet werken, duidt op het eigenlijke probleem: er is een groot gebrek aan vertrouwen. De vele uitschrijvingen uit het donorregister die hebben plaatsgevonden naar aanleiding van dit wetsvoorstel zijn het duidelijke bewijs daarvan. Er is een gebrek aan vertrouwen in de overheid en wellicht ook in de medische stand als het gaat om de doodscriteria. Deze twijfel mag dan grotendeels irrationeel en ongegrond zijn, maar het is wel een feit dat hij niet op te lossen is door mensen in een bepaalde richting te forceren.
Voor een ander
Het getuigenis van mensen die baat hebben gehad bij een donor of juist van mensen die wanhopig wachten op een orgaan dat hun leven kan redden, is waarschijnlijk van veel groter waarde. Naastenliefde is voor ons als christenen een groot goed, maar er is natuurlijk alleen maar sprake van naastenliefde als er ook welbewust en in volledige vrijheid voor gekozen wordt om iets voor de ander over te hebben. Hoe mooi zou het zijn als dit de motivatie wordt van een toename van het aantal orgaandonoren: niet omdat de overheid hoopt dat je er niet aan denkt om bezwaar te maken, maar omdat we in een land leven waar de een iets voor een ander overheeft.
Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.