Tertio, 12 maart 2008
door Jan De Volder
De euthanasiedood van de Tongerse politicus Marcel Engelborghs kwam vorige week uitgebreid in de media. Mogen daar nog kritische vragen bij worden gesteld?
Open VLD-schepen Marcel Engelborghs leed aan een ongeneeslijke beenderkanker, de aftakeling van zijn lichaam zette door, hij had zijn euthanasieaanvraag bewust en meermaals gesteld, een tweede arts had positief geadviseerd: wettelijk was hier niets aan de hand. Toch roept een en ander vragen op, niet in het minst de wijze waarop hij zijn laatste maanden liet verslaan door het VTM-programma Telefacts en Het Laatste Nieuws.
Engelborghs mocht dan begrafenis noch doodsbrief willen, hij zorgde voor een uitgebreid media-afscheid. Streefde hij daar een propagandadoel mee na? In elk geval draagt zoiets bij tot de banalisering van het sterven, toch een diepmenselijk en intiem gebeuren dat gewoonlijk met de nodige schroom en huiver wordt benaderd. Niets daarvan bij Engelborghs: het was een cleane, rationele daad waarbij hij zo weinig mogelijk emotie tolereerde: niet bij zichzelf en niet bij zijn omgeving. Zozeer dat het bijna onnatuurlijk, ja onmenselijk werd.
De keuze van de Tongerse levensgenieter gaat terug op een uitgesproken autonomiegedachte. Zijn ziekte en zijn dood moesten voor zo weinig mogelijk mensen een last zijn. Daartoe schonk hij zijn bezittingen weg, ruimde hij zelf zijn appartement op en zette hij verzekeringen en contracten stop. Maar kan sterven ooit zo’n individueel en asociaal gebeuren zijn? De uitbaatster van zijn stamcafé vond het alvast wreed dat haar geen echt afscheid werd gegund. Ook aandoenlijk was de vriend die hem minstens toch naar het ziekenhuis wilde begeleiden. Maar dat mocht niet: Marcel zou een taxi nemen, alleen. Enfin, de camera mocht wel mee. Die hield op met draaien bij de ingang van het ziekenhuis. Het katholieke Gasthuisberg nota bene. “Zulke delicate beslissingen vinden plaats in een vertrouwensrelatie tussen de behandelende arts en de patiënt”, licht Martin Hiele, hoofd van de begeleidingscommissie toe. “Het is niet courant, het gebeurt zo’n vijf tot tien keer per jaar.” De mediatisering daarvan roept vragen op, geeft hij toe: “Want hoe vrij ben je om alsnog op je beslissing terug te komen?” Maar van de euthanasie elders laten uitvoeren of de pers er niet bij dulden, kon geen sprake zijn. “Het eerste zou hardvochtig, het tweede hypocriet overkomen.”
Duidelijk is dat vele katholieke ziekenhuizen geen gebruik willen maken van het wettelijke recht om geen euthanasie toe te laten binnen hun muren. Bestaat in de praktijk dan nog een verschil met niet-katholieke instellingen? De vraag rijst of het niet hypocriet is dat een ziekenhuis het etiket katholiek claimt, maar praktijken toestaat die haaks staan op het katholieke denken. Hoever kan de spreidstand gaan? Of rekent men er in Leuven op dat de katholieke visie op euthanasie evolueert? Zeg nooit nooit, maar dat lijkt wel onwaarschijnlijk in de voorzienbare toekomst.
Zover als in Italië, waar een kerkelijke begrafenis werd geweigerd aan euthanasievoorvechter Piergiorgio Welby, hoeft de kerk niet te gaan. Maar zou iedereen niet gebaat zijn met wat meer consequentie? Voor de geloofwaardigheid van het katholieke discours is het in elk geval wenselijk dat het alternatief blijft bestaan: plaatsen waar euthanasie principieel wordt geweigerd, maar waar extra wordt geïnvesteerd in bestrijding van de fysieke pijn en psychische stervensbegeleiding.
De vraag naar wat precies een menselijke omgang met lijden en dood betekent, wordt in de toekomst almaar prangender. In de beklijvende roman De moderne dood beschrijft de Zweedse schrijver Carl-Henning Wijkmark hoe mensen ertoe kunnen worden gebracht op hun 75ste spontaan euthanasie aan te vragen. Geen last zijn voor de anderen en de samenleving kosten besparen staan daarin centraal. Zover zijn we gelukkig niet. Maar de vraag is toch of de huidige praktijk en wetgeving niet de kiemen in zich dragen van zo’n ‘dood op bestelling’.
Overgenomen met toestemming van Tertio.