Een mens in wording is geen puur materiële aangelegenheid

Verklaring van de Belgische bisschoppen
Kerknet, 9 januari 2009

Op 4 december laatstleden heeft de Kamer ingestemd met het ‘wetsontwerp inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek’. Eerder al had ook de Senaat het ontwerp goedgekeurd. Geen van beide stemmingen vond enige weerklank in de media. De bisschoppen vinden dat zij dit niet stilzwijgend aan zich kunnen laten voorbijgaan. Hierna volgt de integrale tekst van het persbericht.

Op de vergadering van de Bisschoppenconferentie van donderdag 8 januari hebben wij het wetsontwerp besproken. Het heeft tot doel de handel in materiaal van menselijke oorsprong te reglementeren. In artikel 2 van het ontwerp staat letterlijk: ‘Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder ‘menselijk lichaamsmateriaal’ elk lichaamsmateriaal, met inbegrip van menselijke weefsels en cellen, gameten, embryo’s, foetussen, evenals de substanties die eruit worden onttrokken, welke ook hun graad van bewerking is’.

Als wij lezen dat de Belgische wetgever een mens in wording – na 8 weken zwangerschap wordt een “embryo” een “foetus” – definieert als “menselijk lichaamsmateriaal” beschikbaar voor medisch onderzoek, dan wordt het ons koud om het hart. Het menselijke leven is onaantastbaar, van aan zijn oorsprong tot aan zijn natuurlijke einde. Alles wat het menselijke verzakelijkt, betekent een teruggang in het project van menselijke beschaving.

Misschien zullen sommigen opwerpen dat het doel van het wetsontwerp toch lovenswaardig is. Daarop moeten wij eens te meer antwoorden dat goede bedoelingen alleen niet volstaan om een moreel verantwoorde handeling te kunnen stellen. We schreven het eerder al in een verklaring uit 2006: “Niet alles wat technisch mogelijk is, is daarom ook meteen moreel wenselijk. Elke dag opnieuw verlegt de wetenschap de grenzen van de geneeskunde. Daarop moeten we ons verheugen, want vaak leidt dit tot nieuwe therapeutische mogelijkheden waardoor mensen onnodig lijden of ongemak bespaard worden Maar er bestaat toch ook een ethische grens aan de technologische vooruitgang: de waardigheid van de mens. Telkens de onvervreemdbare waarde van de mens in het gedrang komt, moet elke technische knowhow zijn grenzen erkennen. Als dat niet gebeurt, dan dreigt de mens – veelal zonder zich daarvan bewust te zijn – het slachtoffer te worden van zijn eigen kunnen.”

image_pdfimage_print