Katholiek Nieuwsblad, 15 januari 2021
door Selinde van Dijk-Kroesbergen
Uit onderzoek blijkt dat het percentage sterfgevallen door euthanasie per gemeente erg verschilt. De arts en het aanbod van een alternatief lijken hierin een bepalende factor.
Het is algemeen bekend dat geloofsovertuiging een belangrijke reden is om al dan niet op euthanasie over te gaan. Ook kan politieke voorkeur een verband hebben met de keuze voor levensbeëindiging. Zo is het waarschijnlijk dat bijvoorbeeld een SGP-stemmer niet voor euthanasie zal kiezen.
Verder spelen leeftijd, gezondheid en inkomen een rol in de voorkeur van mensen. Zelfs de mate van sociale cohesie in de omgeving is van invloed. Het blijkt dat hoe minder vrijwilligers en mantelzorgers beschikbaar zijn, hoe eerder er voor euthanasie wordt gekozen.
Een fenomeen dat veel voorkomt
De onderzoekers, de ethici Theo Boer en Stef Groenewoud, hebben met deze elementen rekening gehouden. Na correctie bleek alsnog dat de regionale verschillen in Nederland erg groot zijn. In Almere komt euthanasie het vaakst voor: 7,37 procent van alle sterfgevallen. In Ameland, Schiermonnikoog en Dokkum overleden slechts 2,15 procent door euthanasie.
“Geografische variatie is een fenomeen dat veel voorkomt in de zorg,” zegt onderzoeker Stef Groenewoud. Hij is gezondheidswetenschapper en medisch ethicus aan het Radboudumc in Nijmegen en doet al jarenlang onderzoek naar geografische verschillen in zorggebruik.
“We weten dat iemand met een hernia in Groningen vier keer zoveel kans op een operatie maakt, als iemand met een hernia in Kralingen,” vertelt Groenewoud. “Maar”, vervolgt hij, “stel dat dit nou ook het geval zou zijn bij de meest onomkeerbare behandeling, euthanasie?” De onderzoekers bleken gelijk te krijgen.
Couleur locale
“Regionale verschillen zijn prima, zolang het zorgaanbod maar is afgestemd op de wensen en behoeften van de mensen,” vindt Groenewoud. “Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat patiënten met prostaatkanker in een bepaalde regio een voorkeur hebben voor een laserbehandeling. Als het aanbod van de zorg hierop is afgestemd, is het goed. Het gaat er uiteindelijk om dat de zorg meebeweegt met de couleur locale.”
De invloed van het zorgaanbod
Het wordt volgens hem een probleem wanneer het aanbod van de zorg niet overeenkomt met de wensen en behoeftes van de patiënt en de familie. Omdat de andere kenmerken die een rol spelen bij de keuze voor euthanasie al uit de resultaten zijn gehaald, zijn de onderzoekers nu bij de fase aangekomen om te onderzoeken in hoeverre het zorgaanbod van invloed is.
Het heeft er alle schijn van dat de invloed van artsen en het al dan niet aanbieden van een alternatieve behandeling aanzienlijk is. “Sommige dokters zullen geneigd zijn om eerder euthanasie aan te bieden dan hun collega’s, anderen juist weer minder snel. Omdat euthanasie geen normaal medisch handelen is, mag een arts een beroep doen op gewetensbezwaar. In zo’n geval zal de arts eerder alternatieven zoals palliatieve zorg aanbieden.”
Onwenselijk
Op zich hebben de onderzoekers hier geen probleem mee. “Zolang het maar gelijk opgaat met de wensen van de patiënt”, stelt Groenewoud. “Wanneer de toegang tot alternatieven minder goed is, vinden we dat onwenselijk.”
Dat laatste willen Boer en Groenewoud verder onderzoeken. Om te beginnen met een update van het onderzoek. Voor het onderzoek zijn cijfers uit de jaren 2013-2017 gebruikt. De ethici willen nu ook de cijfers over de jaren 2018 en 2019 analyseren.
‘De spiegel is nog niet haarscherp’
Artsenfederatie KNMG heeft volgens Groenewoud laten weten dat verder onderzoek niet nodig is. Zij twijfelen niet aan de zorgvuldigheid rondom euthanasie.
“Ik vind het jammer dat de handschoen niet door de KNMG wordt opgepakt om ons gezamenlijk in te zetten om de zorg rondom het levenseinde nog verder te verbeteren”, reageert Groenewoud hierop. “De spiegel die we de gezondheidszorg nu voorhouden, is nog niet haarscherp. We willen het nu verder met de artsen scherpstellen.”
Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.