Euthanasie en pastoraal handelen

Bisdom ‘s-Hertogenbosch, 2 september 2011

N.a.v. het weigeren van een kerkelijke uitvaart aan een overledene die door euthanasie was gestorven, heeft mgr. R. Mutsaerts nog eens het standpunt van de R.K. Kerk en de manier waarop er met dit standpunt pastoraal om moet worden gegaan verwoord op de website van het bisdom ‘s-Hertogenbosch.

Als gelovigen leggen we ons leven in Gods hand. Het is een christelijke opdracht zieke mensen bij te staan op alle mogelijke manieren. Maar als het gaat om leven en dood, daar moet een mens pas op de plaats maken en dit overlaten aan God, want het leven is heilig. Door het leven in eigen hand te willen nemen, overschrijden we een grens. De Kerk dient daar stelling te nemen voor het leven. Daar waar iemand verkiest het leven te beëindigen middels euthanasie, daar dient de kerk zich terug te trekken. Immers bij het toedienen van sacramenten en bij een kerkelijke uitvaart staat centraal dat we een mensenleven toevertrouwen aan God. Het is de Schepper die het leven geeft; we hebben het leven niet aan onszelf te danken. En het is God die neemt. Het staat de kerk niet vrij medewerking te verlenen aan het doelbewust beëindigen van een mensenleven, en zodoende mee te werken aan wat de kerk als kwaad en zondig beschouwt. De Kerk gelooft dat geen mens het beschikkingsrecht heeft over eigen of andermans leven. Daarom wijst de Kerk euthanasie af. De Kerk ziet het als haar fundamentele plicht elk menselijk leven te beschermen vanaf het prilste begin tot haar meest breekbare levensfase. Pastoor v.d. Sluis heeft daarom juist geoordeeld en gehandeld.

Tevens gelooft de Kerk dat niemand een lange, pijnlijke dood hoeft te ondergaan en dat zieken moeten worden behandeld en de stervenden getroost. Mensen die op sterven liggen en ernstige pijnen lijden als gevolg van ziekte of verwonding, kunnen en moeten pijnstillende medicatie toegediend krijgen, ook als hierdoor het overlijden wordt bespoedigd. Het is dus toegestaan iemand morfine te geven. De Kerk beschouwt het als een christelijke plicht lijden te verlichten. De dosis dient evenwel niet groter te zijn dan voor de pijnbestrijding vereist is.

Palliatieve sedatie (of: terminale sedatie) is het toedienen van slaapmedicatie tijdens de stervensfase. Hierbij wordt de onderliggende ziekte niet meer behandeld en overlijdt de patiënt uiteindelijk aan zijn ziekte. Een natuurlijke doodsoorzaak derhalve. Er is een belangrijk onderscheid met euthanasie, waarin actief het leven wordt beëindigd door middel van toedienen van dodelijke medicatie. Hier overlijdt de patiënt ten gevolge van het toedienen van medicatie; een niet-natuurlijke doodsoorzaak derhalve.

Weliswaar dient iedere normale proportionele en menselijke behandeling altijd voortgezet te worden, maar staat de Kerk het eindeloos rekken van het leven niet voor. Het onthouden van medicijnen of het staken van behandelingen die de dood tot gevolg kunnen hebben, maar waarbij de dood niet het doel of de directe reden is, acht de Kerk niet immoreel. Het stopzetten van medische behandelingen die belastend zijn, gevaarlijk, buitengewoon of die niet in verhouding tot de verwachte resultaten staan, kan geoorloofd zijn. Men wil zo niet de dood bewerken, maar aanvaardt dat men hem niet kan verhinderen.

Het pastoraal handelen is gericht op de overgave aan Gods liefdevolle barmhartigheid. Wanneer men bewust en in volle vrijheid kiest voor euthanasie, dan wil men de regie over het leven in eigen hand nemen en sluit men zich af voor Gods barmhartigheid. Om die reden kan de Kerk hieraan geen medewerking verlenen, omdat pastoraal handelen erop gericht is mensen open te stellen voor Gods liefde. Euthanasie in combinatie met de toediening van het Sacrament van de Zieken suggereert instemming met euthanasie; vandaar dat hier geen medewerking aan verleend kan worden. Dan zal gezocht moeten worden naar mogelijkheden de stervende nabij te zijn met gebed. Wat betreft de kerkelijke uitvaart (eucharistieviering, gebedsviering of absoute) geldt hetzelfde, gezien het publieke karakter van de kerkelijke uitvaart. Dit zou wederom een goedkeuring impliceren. Uiteraard kan men altijd bidden voor het zielenheil van overledenen.

Het kan evenwel zo zijn dat iemand, door pijn, angst en lijden overmand, in wanhoop vraagt zijn leven te beëindigen. Er kunnen ook situaties voorkomen waarin keuzes en gevoelens van wanhoop zich met elkaar vermengen. Het lijden aan een ernstige, ongeneeslijke, lichamelijke ziekte kan invloed hebben op de psyche. Wanneer er aanwijzingen zijn dat de keuze voor euthanasie niet volledig in vrijheid is gedaan, kan men op basis van een prudente afweging van alle factoren een kerkelijke uitvaart toestaan. Alle omstandigheden in achtgenomen kan het derhalve gerechtvaardigd zijn dat deken Blom de uitvaart heeft gedaan. Het is wel onjuist dat hij vooraf geen contact heeft opgenomen met zijn collega in Liempde. Een kerkelijke uitvaart zal ook niet geweigerd worden als betrokkene vóór diens dood enig teken van berouw heeft getoond.

Tot slot. De Kerk beoordeelt het moreel handelen. Dat is haar plicht. Zij beoordeelt dit in overeenstemming met de Bijbel. De Kerk veroordeelt nimmer de persoon. Dat laat zij te allen tijden over aan Gods barmhartigheid. Elk pastoraal handelen is gericht op het zielenheil. Daarom is het de taak van de Kerk te wijzen op Gods liefde, opdat de mens zich zou toevertrouwen aan Gods liefde. Het zou liefdeloos zijn als de Kerk zou meewerken aan wegen die mensen niet leiden naar God.

+ R. Mutsaerts
2 september 2011

image_pdfimage_print