Tertio, 4 juli 2007
Peter Vande Vyvere
“Morgen voer ik een euthanasie uit. Ik raadpleeg geen andere arts en ik dien het dossier ook niet in bij de controlecommissie.” Dat liet de Gentse huisarts en UG-docent Marc Cosyns vrijdag weten in een opiniestuk in De Standaard. Natuurlijk kreeg die provocatie ruime media-aandacht. Dat was precies wat Cosyns wou en uiteindelijk voerde hij zijn voornemen zelfs niet uit. Met die misplaatste mediastunt wilde hij euthanasie op de politieke agenda zetten nu er over enige tijd een nieuwe regering komt.
Cosyns vindt ‘de extra administratieve en regelgevende poespas’ die bij euthanasie komt kijken, overbodig. Hij merkt op dat dit bij andere, voor hem gelijkwaardige, vormen van stervensbegeleiding als palliatieve sedatie – het kunstmatig in slaap brengen van de patiënt – of het stoppen van voedsel- en drankvoorziening, niet hoeft. Uiteindelijk wil Cosyns dat euthanasie uit het strafrecht wordt gehaald en wordt benaderd als een ‘gewone’ medische handeling en een patiëntenrecht. Dat past in een sterke maatschappelijke tendens van absolute zelfbeschikking die ook ‘dood op bestelling’ insluit.
De actuele wetgeving blijft euthanasie principieel verbieden, maar sinds de euthanasiewet van 28 mei 2002 valt het strafbare karakter daarvan onder bepaalde voorwaarden weg als de patiënt in een medisch uitzichtloze toestand verkeert met ondraaglijk fysiek of psychisch lijden door een ongeval of een ziekte. Er is daarbij controle door een andere arts nodig en een commissie verifieert of de voorwaarden van de wet werden nageleefd. Tegenstanders waarschuwden destijds dat de vage criteria van de wet de deur op een kier zetten voor een – al dan niet wettelijk geregelde – veel ruimere toepassing. Die vrees lijkt te worden bewaarheid. De discussie over de uitvoering van euthanasie bij dementerenden en bij kinderen is volop aan de gang. De suggestie dat patiënten ‘recht hebben’ op euthanasie is nooit van de lucht. In zijn jongste verkiezingsprogramma pleitte Open VLD er zelfs voor euthanasie als een ‘grondrecht’ te beschouwen (zie Tertio nr. 377). Dat laatste zou elke zorginstelling verplichten op een euthanasievraag in te gaan. In die geest moeten we de demarche van Cosyns begrijpen.
Over de bewogenheid, de mens- en patiëntbetrokkenheid van dokter Cosyns gaat het hier niet. Wel rijzen bij zijn stellingname ernstige ethische en juridische bezwaren. Het stopzetten van een behandeling en het opvoeren van de pijnbestrijding – met een snellere dood tot gevolg – zijn ethisch niet gelijk te schakelen met het actief en intentioneel beëindigen van het leven.
Want dat is toch Cosyns’ positie: euthanasie is een gewone medische handeling bij de stervensbegeleiding, een ultieme vorm van palliatieve zorg, en hoort dus niet thuis in het strafrecht. Dat is op zijn minst erg betwistbaar, hoe dun de scheidslijn tussen ‘laten sterven’ en ‘doden’ in uitzonderlijke gevallen ook is. Is het niet wijs dat een samenleving het bewust en actief doden van een mens onder alle omstandigheden met de grootste huiver en voorzichtigheid omringt, ook juridisch? Is het niet evident dat het opzettelijk beëindigen van een mensenleven een taboe en dus principieel strafbaar is?
Je kunt die vragen met tal van andere uitbreiden. Hoe vrij is een mens die om euthanasie vraagt? Is het denkbeeldig dat dit verzoek wordt ingegeven door de angst anderen psychologisch of financieel tot last te zijn? In welke mate speelt de tijdsgeest die het zwakke, zieke en stervende leven minder waard acht omdat het niet meer past in de prestatie- en consumptiewereld? En is de omgeving, de medische wereld incluis, wel altijd bestand tegen dergelijke subtiele vormen van druk? Al die vragen rechtvaardigen een uiterst behoedzame omgang met euthanasie. En die doorgedreven zorg voor het leven – die natuurlijk niet tot therapeutische hardnekkigheid moet leiden – mag gerust wettelijk worden verankerd.
Er valt zelfs iets voor te zeggen het hele gamma van mogelijke medische handelingen bij het levenseinde juridisch preciezer te omschrijven, zodat meer in plaats van minder toetsing mogelijk wordt. In geen geval mogen we alles op een hoopje gooien.
Neen, euthanasie is geen palliatieve zorg, geen gewoon medisch handelen en geen patiëntenrecht. Een nieuwe regering en een nieuw parlement hebben vooral tot taak de palliatieve zorg nog sterker uit te bouwen en onderzoek naar en toepassing van pijnbestrijding te bevorderen. Mediatiek stuntwerk is daarvoor niet nodig, verstandig bestuur des te meer.
Overgenomen met toestemming van Tertio.