Katholiek Nieuwsblad, 24 juli 2009
door Henk Rijkers
Nederland moest zich afgelopen week verantwoorden bij het VN-Mensenrechtencomité in Genève. Vooral het euthanasiebeleid zorgt nog steeds voor gefronste wenkbrauwen. Zijn de Nederlandse mensenrechtenorganisaties wel bij de les?
Gelijk raak. Wie euthanasia intikt in de zoekfunctie op de website van het Mensenrechtencomité (CCPR) van de Verenigde Naties, krijgt als eerste een Nederlands document geserveerd. Het is de reactie van de Nederlandse regering op de zorgen die het Comité had geuit over de situatie van de mensenrechten in ons land. De regering verdedigt in dit stuk uit 2003 ietwat krampachtig de Nederlandse euthanasiepraktijk plus het niet-beschermen op 11 juli 1995 van de dientengevolge vermoorde moslims in Srebrenica (Nederland had geen wettige verplichting het recht op leven van de moslims daar te beschermen, aldus de regering).
‘Uiterst bezorgd’
De defensieve houding van de Nederlandse regering is ook in Genève opgevallen, waar het VN-Mensenrechtencomité zetelt. Men kijkt daar niet alleen kritisch naar Nederland vanwege de euthanasiepraktijk, maar het is wel een van de hoofdzorgen. Dit is ook tot de Nederlandse regering doorgedrongen. Vorige week ging minister Hirsch Ballin van Justitie dan ook zelf naar Genève om de mensenrechtensituatie in ons land te verdedigen. Opnieuw kreeg hij daar kritische vragen over het euthanasiebeleid. Verscheidene leden van het Comité uitten twijfels over de huidige euthanasiewet, omdat die te weinig bescherming zou bieden. Het Mensenrechtencomité had zich al in 2001 “uiterst bezorgd” betoond over de euthanasiewet, omdat die tot “routine” kon leiden. Net als toen, pleiten nu enkele leden opnieuw voor een juridische toetsing vooraf, in plaats van na levensbeëindiging.
Koevoeten
Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) volgt de Nederlandse rapportage aan Genève en heeft ook de zitting van vorige week gevolgd. In het persbericht dat de zitting aankondigt, maakt het NJCM echter geen melding van de euthanasieproblematiek. Dat is verwonderlijk, omdat die in Genève wel degelijk speelt en het om een zaak van leven en dood gaat, waarbij bijvoorbeeld “de nog achterblijvende kansen tot gelijkwaardige participatie van vrouwen” of “islamofobie” (een tendentieuze term, die juristen zouden moeten vermijden) in ethisch belang verbleken. Een grotere zorgvuldigheid zou hier gepast zijn. Overigens laat de kritiek van het Mensenrechtencomité op de overheidssubsidie aan de SGP (ondanks het vrouwenbeleid van die partij) óók zien hoe dubieus de mensenrechten kunnen uitwerken: juist omdat ze zo belangrijk zijn, zijn ze ook gevaarlijk. Het zijn juridische koevoeten, waarmee ingebroken kan worden op de vrijheid van groepen hun leven in te richten zoals ze zelf willen. Wat dat betreft zal moeten worden afgewacht of de oprichting in 2011 van een Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens (waarin de Commissie Gelijke Behandeling zal integreren) in de praktijk wel zo’n eenduidige zegen zal zijn.
Blinde vlek?
In Nederlands Dagblad verklaart Quirine Eijkman, voorzitster van het NJCM, de kritische belangstelling van veel leden in het VN-Mensenrechtencomité vanuit culturele achtergronden: “Het kan zijn dat dat een rol speelt, aangezien euthanasie in veel landen niet is toegestaan of zelfs taboe.” Cultuurrelativisme moet men echter ook op zichzelf willen toepassen. Zou het niet kunnen zijn dat bij Nederland, en mogelijk ook bij haar eigen organisatie, een blinde vlek is ontstaan voor de euthanasieproblematiek, juist omdat het taboe erop hier verloren is gegaan? Overigens vindt Eijkman wel dat, mocht het Mensenrechtencomité bij euthanasie opnieuw een juridische toetsing vooraf bepleiten, Nederland daarover een discussie moet voeren.
Antiterrorisme
In zijn samenvatting van de VN-kritiek maakte minister Hirsch Ballin evenmin melding van euthanasie, maar alleen van kritiek op de asielprocedure, de aanpak van criminaliteit en terreur, en de botsing van grondrechten. Opmerkelijk is dat het Britse comitélid Sir Nigel Rodley, “niet het eerste de beste comitélid” volgens Eijkman, minister Hirsch Ballin uitgedaagd heeft “klip en klaar duidelijk te maken dat Nederland een gidsland op het gebied van mensenrechten wil blijven”. Ook Rodley bespeurt een defensieve houding in de rapportage van de Nederlandse regering. Eijkman: “Als Nederland van Den Haag een juridische hoofdstad van de wereld wil maken, is er wel wat meer nodig dan het huisvesten van internationale hoven en tribunalen.” Zo signaleert de voorzitster van de NJCM een spanning tussen de antiterrorismewetgeving en de mensenrechten: “In Nederland hebben we bijvoorbeeld een ontzettend hoog aantal telefoontaps.”
Eind deze maand komt het VN-Mensenrechtencomité met een eindrapport.
Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.