Getuigen in de gezondheidszorg

Communio 2018, 3-4, p 246-252

door prof.dr. F.J. van Ittersum

Het geven van een getuigenis wekt vaak hoge verwachtingen: mensen die tijdens een massabijeenkomst roepen “in de Here te zijn” of anderszins hun verliefdheid op Jezus Christus niet onder stoelen of banken steken.

Voor mensen die in deze tijd in de gezondheidszorg werken zou een vergelijkbare manier van getuigen kunnen bestaan uit het vertellen van ervaringen met het weigeringen van medewerking aan abortus, euthanasie of andere handelingen die men moreel verwerpelijk vindt. De eerste manier van getuigen is mij niet zo op het lijf geschreven; t.a.v. de tweede mogelijkheid kan ik slechts uit een beperkt arsenaal van ervaringen putten, ook omdat in mijn vak de genoemde onderwerpen minder aan de orde zijn dan in de huisartsengeneeskunde, de gynaecologie of oncologie (kankergeneeskunde). Verder loop ik het risico dat er een discrepantie is tussen wat ik vind en opschrijf en wat mij daadwerkelijk lukt in het dagelijks leven te verwezenlijken. Op het gevaar af dat het een algemeen verhaal wordt en mensen na het lezen eerder mijn beperkingen en falen herkennen dan mijn daden, wil ik toch een aantal onderwerpen bespreken waarvan ik denk dat ze in het kader van het thema van deze Communio editie “Cultuur en geloof” relevant zijn. Ze komen uit mijn eigen ervaring waarin zowel het behandelen van patiënten, het opleiden tot artsen tot medisch specialist en het leiden van een afdeling waar naast patiëntenzorg en opleiding ook wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan een plaats hebben.

Cultuur en getuigen
Het uitgangspunt van onze tijd is individualistisch. Dat wil zeggen iedereen mag en moet zijn eigen leefomgeving naar eigen inzicht inrichten en zijn eigen normen en waarden bepalen. Voor christenen is deze ontwikkeling desastreus geweest. Toen dit gedachtegoed gemeengoed werd, landde het bij christenen die zich jarenlang beschermd hadden geweten binnen hun eigen maatschappelijke zuilen en niet zondermeer de christelijke normen eigen hadden gemaakt. Daarbij was de mogelijkheid om de norm zelf te bepalen voor velen zo aantrekkelijk dat men al vrij snel van de norm van de christelijke zuil afstapte. De zuilen zelf waren er onvoldoende op ingericht om mensen alsnog voor te bereiden op het eigen maken van de christelijke norm zodat men deze met overtuiging uit kon dragen in een andersdenkende, mogelijk zelfs vijandige omgeving. Het christelijk onderwijs gooide het godsdienstonderwijs snel overboord en de christelijk ouders waren meestal niet vaardig deze taken over te nemen.

Het gevolg is dat mensen die wel christelijk zouden willen leven en hun gedrag, ook in hun werk, op de wil van God zouden willen afstemmen, tamelijk onwetend zijn, zowel wat betreft feitenkennis van christelijk onderwerpen als in hun manier van denken bij het zoeken naar goed en kwaad. Zo kunnen afgestudeerde artsen niet zomaar medisch-ethische dilemma’s vanuit hun christelijke overtuiging en de bijbehorende christelijk moraal kunnen analyseren. De universiteiten leren de studenten nauwelijks vaardigheden om dilemma’s vanuit christelijk en in het bijzonder katholiek perspectief te analyseren. Als ik spreek met christelijke studenten, en ook artsen valt mij op hoe goed ze zijn in het benaderen van morele dilemma’s vanuit hun aangeleerde professionele vaardigheden, maar ook hoe beperkt ze zijn om e.e.a. vanuit de katholieke moraal te benaderen. Beide benaderingen verschillen uiteindelijk wezenlijk van elkaar: de hedendaags professionele vaardigheden komen er op neer dat het maken van individuele keuzes tot zijn recht komt, terwijl het christendom nog zoveel extra’s die het gevolg zijn van de Liefde van God te bieden heeft. De beperkte kennis van de christelijke en specifiek katholieke moraal en het idee dat iets goed is, als het individu het zelf goed vindt, leidt ertoe dat het besef van het echte goed en kwaad in de gezondheidszorg vervaagt. Zo leidt de gangbare praktijk om in de huisartsenpraktijk in grote getale anticonceptie aan gehuwde en ongehuwde vrouwen voor te schrijven in mijn beleving nauwelijks tot gewetensnood bij katholieke huisartsen in opleiding.

Een bijkomend probleem van de op individualisme gebaseerde cultuur is intolerantie. Het lijkt logisch dat een situatie waarbij individuen zelf hun normen en waarden moeten bepalen leidt tot tolerantie, maar het tegendeel is waar. Tolerantie wordt breed gepropageerd, maar is in de praktijk selectief: mensen met gedrag dat in eerdere eeuwen werd afgekeurd (homosexuelen, bewust-ongehuwde moeders etc) eisen de tolerantie op, maar degenen die, ook al is het alleen voor zichzelf christelijke of meer traditionele standpunten willen innemen, kunnen er niet zondermeer op rekenen.

Het gevolg laat zich raden: de slecht onderlegde christenen die ook intolerant bejegend worden schrikken terug om te getuigen van hun geloof met als gevolg dat hun geloof buiten de kerkdiensten om weinig of geen inhoud krijgt. Daarbij speelt voor deze christenen ook nog mee dat de maatschappelijk gangbare standpunten vaak gemakkelijker en aantrekkelijk zijn om na te volgen.

Wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien ? (Jakobus, 2, 14) [1]

De eerste stap van getuigen in onze tijd is het besef dat ons geloof zich moet vertalen in daden, ook daden die wij doen in b.v. ons werk of andere situaties die in deze tijd geen christelijke oriëntatie meer hebben. Daden zijn in dit verband handelingen die we doen, maar ook handelingen die we bewust nalaten, omdat ze niet overeenstemmen met de christelijke moraal. In dit verband denk ik aan twee dingen. Allereerst zichtbaar maken dat je gelooft, ook al heeft dit voor je werk geen directe betekenis. Praktische mogelijkheden om dit te doen zijn zichtbaar voor het eten bidden, een kruisje ophangen op je werkplek of niet onder stoelen of banken steken dat je naar de kerk gaat en hoogfeesten zoals Kerstmis en Pasen een niet commerciële betekenis hebben. Ook al lijkt het dat je hier niets mee bereikt, geeft het voor niet-christenen aan dat het christendom in onze maatschappij nog steeds levend is. De tweede uitwerking van de woorden van Jakobus betreffen het door laten werken van de boodschap van Christus in je handelen. Dit is de kern waar het om draait. Het kan dan gaan om de manier hoe we ons opstellen naar andere mensen, collega’s patiënten, maar ook hoe we de christelijke stem laten horen in onze organisaties of in de maatschappij.

image_pdfimage_print