Hoe ‘Dignitas Personae’ verstaan?

Kerknet, 12 december 2008

Op 12 december publiceerde het Vaticaan de Instructie ‘Dignitas personae’ over enkele biomedische kwesties. Bij velen komen de Vaticaanse richtlijnen over de voortplanting hard aan, zeker wanneer ze die voornamelijk te horen krijgen via nogal op sensatie beluste media. Wat staat er werkelijk in en (hoe) kunnen we dit begrijpen?

Aanleiding voor dit nieuwe document was de twintigste verjaardag van voorganger Donum vitae uit 1987. Daarin sprak de Congregatie van de Geloofsleer, toen onder leiding van huidige paus Benedictus XVI, zich voor het eerst uit over biomedische ontwikkelingen met betrekking tot het begin van het leven. Het verbod op kunstmatige bevruchting stond erin centraal. Sindsdien nam de medische wetenschap een hoge vlucht. Nieuwe ethische kwesties dienden zich aan: kloneren, pre-implantatie genetische diagnostiek, stamcelonderzoek. Maar hoewel Dignitas personae die nieuwe technologieën kort bespreekt, en in de meeste gevallen afkeurt, zoomt het document toch vooral opnieuw in op vruchtbaarheidstechnieken.

Daarbij staan twee principes centraal. Ten eerste moet een kind de vrucht zijn van de liefde tussen de man en de vrouw binnen het huwelijk. Ten tweede bezit het menselijke leven de hoogste beschermwaardigheid en alle daarmee gepaard gaande rechten, vanaf het allereerste begin. Dat brengt het leergezag van de Kerk tot een erg streng oordeel over vruchtbaarheidstechnieken die de “huwelijksdaad onderbreken” of een onethische behandeling van menselijke wezens tot gevolg hebben. Daarmee worden overtallige embryo’s bedoeld die niet in de baarmoeder worden geplaatst, maar aan hun lot worden overgelaten, in de diepvriezer bewaard of vrijgegeven voor onderzoek.

Bert Vanderhaegen is bio-ethicus en aalmoezenier in het UZ Gent. Vele gelovige wetenschappers en andere betrokkenen zullen dit document ervaren als een kaakslag, meent hij. Toch kun je er ook een heel waardevolle boodschap uit halen. “Met recente uitwassen zoals het verkopen van pasgeboren baby’s nog vers in het geheugen, kan het geen kwaad dat het leergezag van de Kerk herinnert aan de fundamentele waardigheid van de mens en dat het waarschuwt voor een fel doorgeschoten nutsdenken waarvan ongeboren leven het slachtoffer kan worden. Interessant is in die zin een passage in de tekst waarbij een vergelijking wordt gemaakt met racisme en slavernij. Zijn wij in bepaalde gevallen geen embryo’s aan het discrimineren en hun menselijke condities naar eigen goeddunken aan het vastleggen? Het Vaticaan drukt met dit document dan ook allereerst zijn grote bezorgdheid uit over de instrumentalisering van het menselijk embryo.”

Het leergezag volgt niet de redenering van vele ethici over een ‘geleidelijke beschermwaardigheid’, waarbij een embryo nauwelijks bescherming geniet, maar het menselijke leven in opgaande lijn rechten verwerft, wanneer het pijn kan voelen en meer op een mens begint te gelijken. “Het lichaam van een menselijk wezen,” zo lezen we in de instructie, “kan nooit herleid worden tot een optelsom van cellen.” Die overtuiging wordt ook gelovig geduid. “Het onderricht van de Kerk wordt er soms van beschuldigd teveel verboden uit te spreken”, alzo de instructie. “Maar die zijn eigenlijk gebaseerd op de dankbaarheid voor en de bevordering van de gaven die God aan de mens gaf, zoals het leven, de kennis, de vrijheid en de liefde. De mens is geroepen om de schepping mee vorm te geven tot welzijn van de hele mens en van iedereen.”

“De instructie heeft een ‘doctrinair’ karakter”, aldus nog Bert Vanderhaegen. “Ze schept een kader waarbinnen wij ons geweten kunnen vormen en roept de publieke opinie op zich te bezinnen. Over de vraag hoe we in de pastoraal moeten omgaan met deze leer, spreekt het document zich niet uit. We moeten daarnaast dus ook de kerkelijke leer leggen over de eigen verantwoordelijkheid van de mens. Die moet in de praktijk zijn handelen aftoetsen aan de leer én aan zijn eigen geweten.”

image_pdfimage_print