Huidige abortuswetgeving en –praktijk vertonen inconsistenties

4. Consistent, vrijwillig verzoek na zorgvuldige overweging
De arts dient zich ervan te vergewissen dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid, na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren; Hierboven ging het al over het besluitvormingsproces na onbedoelde zwangerschap. Het derde WAZ-voorschrift gaat onder meer over de gevolgen van de besluitvorming. De Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO), art. 448, schrijft eveneens voor dat counselors hun patiënten moeten informeren over te verwachten effecten en risico’s van de behandeling. Helaas is dit belangrijke aspect van de verplichte informatie over mogelijke fysieke en mentale gezondheidseffecten niet onderzocht tijdens de evaluatie van de abortuspraktijk in 2005. Evenmin is deze informatieplicht aan bod gekomen tijdens de reguliere inspectie van abortusklinieken door de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2012. (23) Toch heeft recent Zweeds onderzoek aangetoond dat er een verband is tussen abortus en Posttraumatische Stressstoornis, bij circa 20% van de onderzochte vrouwen. (24) Een Nederlandse studie van Arnold van Emmerik et al. bevestigt dit beeld. (25) Ander, longitudinaal onderzoek van David Fergusson et al. wijst uit dat het ondergaan van een abortus voor vrouwen een verhoogd risico op mentale gezondheidsproblemen met zich meebrengt van circa 30%. (26) Deze onderzoeken – of in het geval van Fergusson een nadere analyse – zijn verschenen na een metastudie van de American Psychological Association (APA) uit 2008 en leveren nieuwe gegevens op, die ik bespreek in mijn boek The heart and the abyss. Preventing Abortion. (27) De metastudie van de APA heeft als uitgangspunt gediend bij de totstandkoming van de NGvA-Richtlijn. Naast een risico op mentale gezondsheidsproblemen is er tevens een verhoogd risico op vroeggeboorte bij een volgende zwangerschap na abortus. (28) Op deze risico’s zou gewezen moeten worden tijdens het intakegesprek en in voorlichtingsmateriaal.

De evaluatie laat verder zien dat artsen en verpleegkundigen geneigd zijn de vrouw te volgen wanneer zij aangeeft een abortus te willen ondergaan. Bijvoorbeeld, de hoofden van abortusklinieken geven aan dat het uiteindelijk de vrouw is die beslist. Hun belangrijkste zorg is of de beslissing zorgvuldig en in vrijheid is genomen. (29) Deze manier van denken is inderdaad overeenkomstig de WAZ. Maar hier kunnen we ons afvragen of er geen ambiguïteit is in de wet zelf. De WAZ schrijft voor dat twee autonome beslissingen gemaakt moeten worden, door de vrouw en door de arts, om subjectiviteit te vermijden. In de praktijk, zo bevestigt het evaluatieonderzoek, is een procedureel criterium voor de medische staf vaker doorslaggevend dan inhoudelijk criterium. (30) Op deze manier laat de huidige abortuspraktijk alle verantwoordelijkheid – en alle spijt, wanneer de beslissing achteraf wordt betreurd – bij de vrouw.

5. Verantwoordelijkheid arts
De arts verricht de behandeling slechts indien deze op grond van zijn bevindingen verantwoord is te achten.
Volgens de NGvA-richtlijn moet de counselor de vrouw de gelegenheid geven om haar redenen voor een afbreking van de zwangerschap te uiten en te verklaren. Hij moet tevens garanderen dat de beslissing in alle zorgvuldigheid is genomen. (31)

Ongeveer twee derde van de vrouwen die naar een abortuskliniek of ziekenhuis komen is doorverwezen door de huisarts. (32) De manier waarop huisartsen informatie verzamelen en verwerken over vrouwen die overwegen hun zwangerschap af te breken, is empirisch onderzocht door Tirza van Laar-Jochemsen et al. (33) Zij concluderen dat huisartsen in het besluitvormingsproces informatie geven over gevolgen, risico’s en alternatieven voor abortus in de mate dat de vrouw erom vraagt. Dit laatste komt slechts beperkt voor. (34) Een gedachtewisseling over ethische opvattingen is nog zeldzamer. Deze situatie kan het perspectief van de vrouw belemmeren dat een beslissing wordt genomen op basis van alle relevante informatie. Maar ook voor de arts kan zodoende inzicht ontbreken in wezenlijke elementen in de noodsituatie en de onderliggende waarden en normen van de vrouw, haar partner en eventuele andere nauw betrokkenen.

In het tweede gedeelte van hun onderzoek hebben Van Laar-Jochemsen et al. onderzocht hoe huisartsen kunnen bijdragen aan de preventie en de behandeling van psychosociale gevolgen van abortus bij vrouwen en hoe deze zorg kan verbeteren. (35) Zij doen de aanbeveling dat meer aandacht wordt gegeven aan nazorg, met betrekking tot emotionele stabiliteit en acceptatie van het verlies van de ongeborene. Bijscholing en ondersteuning van huisartsen bij het counselen kan helpen om zowel preventie als nazorg te verbeteren.

Conclusie
Aan de hand van bovengenoemde argumenten concludeer ik dat er verscheidene inconsistenties bestaan tussen de abortuswetgeving en de huidige praktijk. Door onafhankelijke counseling kan de situatie waarin de vrouw zich bevindt, worden bekeken in al zijn dimensies. Niet altijd zal het mogelijk zijn dat de mannelijke verwekker in de besluitvorming wordt betrokken, maar wel veel meer dan nu het geval is. Per situatie kan dan tevens worden beoordeeld in hoeverre aanvullende hulp mogelijk is. Op deze manier kan er recht worden gedaan aan de waardigheid van het ongeboren kind, dat een toekomst heeft die in beginsel net zo waardevol is als onze eigen toekomst.

Noten
1. WAZ, art. 5, lid 1
2. Ibid., lid 2a
3. Ibid., lid 2b
4. Ibid., lid 2c
5. Tweede Kamer der Staten Generaal, 1979/1980, 15475, nr. 6, p. 41
6. Tweede Kamer der Staten Generaal, 2009-2010, 32123XVI, nr. 122, p. 16
7. Tweede Kamer der Staten Generaal, 2010-2011, 30371, nr. 20, p. 7
8. Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Utrecht, 2011, pp. 55-57
9. Visser, M.R.M. et al., Evaluatie Wet afbreking zwangerschap, ZonMW, Amsterdam, 2005, p. 121
10. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage 2013 van de Wet Afbreking Zwangerschap, Utrecht, 2014, p. 16 en 18
11. Funk, Nanette, “Abortion counselling and the 1995 German abortion law”, Connecticut Journal of International Law, 1996, 33, p. 33-65, hier p. 42
12. Ibid., p. 51
13. Budde, E.T., Abtreibungspolitik in Deutschland. Ein Überblick. Wiesbaden, 2015, dl. 4.3
14. Ibid., p. 85
15. Ibid., p. 108 en 122
16. Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Utrecht, 2011, p. 63
17. Ibid., p. 58
18. Visser, M.R.M. et al., op. cit., p. 84
19. O’Reilly, Monica, “Careful counsel: Management of unintended pregnancy”, Journal of the American Academy of Nurse Practitioners, 2009, 21, p. 596–602
20 Zie Ad 3)
21 O’Reilly, M., op. cit., p. 601
22 Visser, M.R.M. et al., op. cit., p. 106
23 Inspectie voor de Gezondheidszorg, Verantwoorde zorg in abortusklinieken, met ruimte voor verbetering. Utrecht, 2013
24 Wallin Lundell, Inger et al., “The prevalence of posttraumatic stress among women requesting induced abortion”, The European Journal of Contraception and Reproductive Health Care, 2013, 18, p. 480–488
25 Emmerik, Arnold A.P. van, Kamphuis, Jan H. en Emmelkamp, Paul, “Prevalence and Prediction of Re-Experiencing and Avoidance after Elective Surgical Abortion: A Prospective Study”, Clinical Psychology and Psychotherapy, 2008, 15, p. 378-385
26 Fergusson, D.M., Horwood, L.J. and Boden, J.M., “Abortion and mental health disorders: evidence from a 30-year longitudinal study”, British Journal of Psychiatry, 2008, 193, p. 444-451
27 Biemans, W.J.A., The heart and the abyss. Preventing Abortion. Connor Court, Ballarat, p. 124-135
28 o.a. Klemetti, R. et al., “Birth outcomes after induced abortion: a nationwide register-based study of first births in Finland”, Human Reproduction, 2012, Nov., 27 (11), p. 3315-3320
29 Visser, M.R.M. et al., op. cit., p. 121
30 Ibid., p. 102
31 Nederlands Genootschap van Abortusartsen, 2011, op. cit., p. 57
32 Visser, M.R.M. et al., op. cit., p. 56
33 Laar-Jochemsen, T.W. van, Zijp-Zuidema, C.E. en Jochemsen, H., Psychische problematiek bij vrouwen na abortus provocatus en de rol van de huisarts, Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut, Ede, 2006
34 Ibid., p. 99-100
35 Ibid., p. 66-102

Overgenomen met toestemming van Pro Vita Humana.

image_pdfimage_print