Hulp bij zelfdoding toestaan, houdt legalisering euthanasie niet tegen

Katholiek Nieuwsblad, 4 maart 2022
door kardinaal Wim Eijk, aartsbisschop van Utrecht, bisschop-referent voor medisch-ethische kwesties en lid van de Pauselijke Academie voor het Leven

Een Italiaans wetsontwerp voor de legalisering van medische hulp bij zelfdoding, riep de vraag op of de Kerk zo’n wet niet zou moeten steunen, om zo legalisering van euthanasie te kunnen voorkomen. Dat is echter een utopie: er is geen significant moreel verschil tussen de twee.

Bij (vrijwillige) euthanasie dient de arts door middel van een injectie of een infuus een dodelijke dosis geneesmiddelen toe om het leven van de patiënt op diens eigen verzoek te beëindigen. Men spreekt van hulp bij zelfdoding, wanneer de patiënt zelf een dodelijke dosis geneesmiddelen inneemt, die door zijn arts is voorgeschreven met het doel hem in staat te stellen een einde aan zijn leven te maken. In het eerste geval verricht de arts de levensbeëindigende handeling, in het tweede geval de patiënt zelf.

Intrinsiek kwaad

Zowel bij euthanasie als bij medische hulp bij zelfdoding neemt de patiënt zelf het initiatief om zijn leven te (doen) beëindigen, wat impliceert dat hij in beide gevallen dezelfde verantwoordelijkheid voor zijn dood draagt.

Bij euthanasie is het de arts die de levensbeëindigende handeling verricht, die intrinsiek kwaad is. Bij zelfdoding met medische hulp werkt de arts mee aan de beëindiging van het leven van de patiënt. Omdat hij de intentie van de patiënt om zijn leven te beëindigen deelt, is zijn medewerking formeel (en niet materieel).

Dezelfde morele verantwoordelijkheid

Formele medewerking aan een intrinsiek slechte daad is op zichzelf intrinsiek kwaad. Er is dus geen significant moreel verschil tussen medische hulp bij zelfdoding en euthanasie, noch van de kant van de patiënt, noch van die van de arts. Beiden dragen in beide gevallen dezelfde morele verantwoordelijkheid. Het enige verschil is misschien dat medische hulp bij zelfdoding voor de arts psychisch minder belastend is dan euthanasie.

Wanneer men medische hulp bij zelfdoding zou toestaan, dan is men gedwongen om ook euthanasie toe te staan. Het is zinloos te stellen dat men door in te stemmen met de legalisering van medische hulp bij zelfdoding de legalisering van euthanasie zou kunnen voorkomen. Omdat het morele verschil tussen beide niet significant is, zou automatisch de weg vrijgemaakt worden voor het legaliseren van euthanasie.

Zouden we in dit geval paragraaf 73 van de encycliek Evangelium Vitae van paus Johannes Paulus II toe kunnen passen, waarin hij schrijft: “Een bijzonder gewetensprobleem kan zich voordoen in de gevallen waarin een parlementaire stemming beslissend zou zijn voor het aannemen van een strengere wet, bedoeld om het aantal legale abortussen te beperken, in plaats van een wet die meer toelaat, wanneer die reeds zou zijn aangenomen of ter stemming gereed zou liggen. […] In een geval als het juist genoemde, wanneer het niet mogelijk is een abortuswet af te wenden of volledig af te stemmen, zou het een afgevaardigde, wiens persoonlijke absolute tegenstand tegen abortus duidelijk en aan iedereen bekend gemaakt was, geoorloofd kunnen zijn wetsvoorstellen te steunen die ten doel hebben de schade te beperken van zo’n wet en die de negatieve effecten op het gebied van de cultuur en de openbare moraal verminderen.” Paus Johannes Paulus II kwalificeert dit niet als een ongeoorloofde vorm van medewerking aan een onrechtvaardige of onvolmaakte wet.

Volgende logische stap

Maar stemmen voor een wet die medische hulp bij zelfdoding toestaat, impliceert geenszins een rem op het legaliseren van euthanasie. De hierboven vermelde paragraaf uit Evangelium Vitae is dus niet van toepassing op deze kwestie. Integendeel, legalisering van medische hulp bij zelfdoding maakt automatisch de weg vrij voor legalisering van euthanasie als de volgende logische stap. Want er bestaat geen significant moreel verschil tussen deze twee.

image_pdfimage_print