Persbericht KNMG, 6 februari 2012
Er zijn patiënten die niet bij hun eigen arts terecht kunnen met hun euthanasieverzoek. Artsenfederatie KNMG is echter huiverig voor de plannen om dit probleem op te lossen via mobiele teams die euthanasie uitvoeren.
Artsen moeten euthanasie niet gescheiden van andere zorgvragen beoordelen. Voor een zorgvuldige beoordeling en het uitvoeren van euthanasie is inzicht in alle problemen en hulpvragen van de patiënt essentieel. De KNMG heeft ernstige twijfels of daaraan kan worden voldaan tijdens een contact dat is gericht op euthanasie.
Er zijn patiënten die aan de criteria voor euthanasie voldoen, maar niet bij hun eigen arts terecht kunnen. De KNMG vindt dit ook een dilemma en wijst artsen (maar ook patiënten) erop om vooral tijdig een helder gesprek aan te gaan over de mogelijkheden en wensen in de laatste levensfase. De KNMG ziet echter weinig meerwaarde in de oplossing die de levenseindekliniek biedt.
De vraag om euthanasie hoort in de ogen van de KNMG thuis in de reguliere arts-patiënt relatie. Alleen in zo’n langere behandelrelatie kan een vertrouwensband ontstaan tussen patiënt en arts. Deze is nodig om als arts overtuigd te kunnen raken van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van een euthanasieverzoek. Ook het vaststellen of het lijden van de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk is vereist een behandelrelatie. Dat geldt nog sterker bij ingewikkelde problematiek zoals dementie en chronisch psychiatrische patiënten.
Zorgvuldige besluitvorming over de dood vraagt bovendien om een open blik, niet om een tunnelvisie waarin, zo doet de naam van de kliniek vermoeden, de dood de enige uitkomst is. De mobiele teams van de levenseindekliniek beoordelen de euthanasievraag geïsoleerd van andere zorgvragen en de ziektegeschiedenis van een patiënt. De KNMG acht dit onwenselijk. Voorkomen moet worden dat mensen euthanasie krijgen terwijl zij beter op een andere wijze hadden kunnen worden geholpen.