Aan de Voorzitter van de Pauselijke Academie voor het Leven, aartsbisschop Vincenzo Paglia, en aan de deelnemers aan de Europese Regionale Bijeenkomst van de World Medical Association
Paus Franciscus
7 november 2017
1
Aan mijn Eerbiedwaardige Broeder Aartsbisschop Vincenzo Paglia, Voorzitter van de Pauselijke Academie voor het Leven
Ik maak mijn hartelijke groeten aan u over en aan al de deelnemers van de Europese Regionale Bijeenkomst van de Word Medical Association betreffende vraagstukken aangaande het einde van het leven, die gehouden werd in het Vaticaan, tezamen met de Pauselijke Academie voor het Leven.
Uw bijeenkomst zal vragen behandelen omtrent het einde van het aardse leven. Het zijn vragen die de mensheid steeds hebben uitgedaagd, maar die vandaag nieuwe vormen aannemen omwille van de verhoogde kennis en de ontwikkeling van nieuwe technische instrumenten.
De groeiende therapeutische mogelijkheden van de medische wetenschap hebben het mogelijk gemaakt om vele ziektes te doen verdwijnen, de gezondheid te verbeteren en de levensduur te verlengen. Terwijl deze ontwikkelingen als positief kunnen geduid worden, is het ook mogelijk geworden het leven te verlengen door manieren die ondenkbaar waren in het verleden. Operaties en andere medische ingrepen zijn meer effectief geworden, maar ze zijn niet altijd heilzaam; ze kunnen falende vitale functies ondersteunen of zelfs vervangen , maar dat is niet hetzelfde als de gezondheid bevorderen. Grotere wijsheid is vandaag nodig, omwille van de verleiding om aan te dringen op behandelingen die krachtige gevolgen hebben voor het lichaam, maar soms niet het integrale welzijn van de persoon dienen.
2
Ongeveer zestig jaar geleden stelde paus Pius XII in een gedenkwaardige toespraak tot anesthesisten en specialisten in intensieve zorgen dat er geen verplichting is om in alle omstandigheden toevlucht te zoeken naar elke mogelijke remedie en dat, in sommige specifieke gevallen, het is toegestaan om zich te onthouden van het gebruik ervan. (1) Bijgevolg is het moreel aanvaardbaar om te beslissen geen therapeutische maatregelen te nemen, of er niet mee door te gaan, wanneer hun gebruik niet overeen komt met die ethische en humanistische standaard die later zou genoemd worden “evenredig nut”. (2)
Het specifieke element van dit criterium is dat “het effect dat men ermee hoopt te bereiken, rekening houdend met de toestand van de zieke en met zijn lichamelijke en geestelijke krachten” in overweging wordt genomen. (3) Het maakt dus een beslissing mogelijk die moreel wordt gekwalificeerd als terugtrekken van “therapeutische hardnekkigheid”.
3
Zulk een beslissing erkent op een verantwoordelijke manier de grenzen van onze sterfelijkheid, eenmaal het duidelijk wordt dat verzet ertegen nutteloos is. “Men wil zo niet de dood bewerken; men aanvaardt dat men hem niet kan verhinderen”. (4) Dit verschil van perspectief herstelt de mensheid in de begeleiding van de stervenden, waarbij niet wordt getracht de onderdrukking van de levenden te rechtvaardigen. Het is duidelijk dat het niet aannemen of anders het opheffen van disproportionele maatregelen, betekent hardnekkig behandelen vermijden; vanuit een ethisch standpunt is dit compleet verschillend van euthanasie, dat altijd verkeerd is, vermits de intentie van euthanasie is om het leven te beëindigen en de dood te veroorzaken.
4
Het is overbodig om te zeggen dat in het aanschijn van kritische situaties en in een klinische praktijk het soms moeilijk is om de factoren die in het geding zijn, te evalueren. Om te bepalen of een klinisch aangepaste medische interventie werkelijk proportioneel is, is de mechanische toepassing van een algemene regel niet voldoende. Een zorgvuldige onderscheiding van het morele doel is nodig, evenals van de omstandigheden van de behandeling en de intenties van diegenen die erbij betrokken zijn. Bij het zorgen voor en het begeleiden van een welbepaalde patiënt moeten de persoonlijke en relationele elementen in zijn of haar leven en sterven – dat tenslotte het laatste moment in het leven is – in overweging worden genomen die het best passen bij de menselijke waardigheid. In dit proces komt de eerste rol toe aan de patiënt. De Catechismus van de Katholieke Kerk maakt dit duidelijk: “De beslissingen moeten genomen worden door de patiënt, als hij daartoe de bevoegdheid en het vermogen heeft”. (5) De patiënt in de eerste plaats heeft het recht, vanzelfsprekend in dialoog met medische professionals, om een voorgestelde therapie te evalueren en diens actuele proportionaliteit te beoordelen in zijn of haar geval, en ze noodzakelijkerwijs te weigeren indien wordt geoordeeld dat de proportionaliteit ontbreekt. Die evaluatie is niet gemakkelijk te maken in de huidige medische context, waarin de relatie arts-patiënt enorm is gefragmenteerd en medische zorg een groot aantal technologische en organisatorische aspecten bevat.
5
Ook moet worden opgemerkt dat deze evaluatieprocessen worden bepaald door de groeiende kloof tussen gezondheidsmogelijkheden die voortvloeien uit de combinatie van technische en wetenschappelijk bekwaamheid en economische interesses. Toenemende gesofisticeerde en kostelijke behandelingen zijn beschikbaar voor meer en meer gelimiteerde en geprivilegieerde segmenten van de bevolking. En dit doet vragen rijzen over de duurzaamheid van het leveren van gezondheidszorg en wat kan genoemd worden een systematische tendens naar een groeiende ongelijkheid in gezondheidszorg. Deze tendens is duidelijk zichtbaar op het globale niveau, in het bijzonder wanneer verschillende continenten worden vergeleken. Maar die is ook aanwezig in de meer rijke landen, waar de toegang tot de gezondheidszorg meer afhankelijk dreigt te worden van de economische middelen van de individuen, eerder dan van hun actuele nood voor behandeling.
6
In de complexiteit die voortvloeit uit de invloed van deze verschillende factoren in de klinische praktijk, maar ook in de medische cultuur in het algemeen, moet het hoogste gebod van verantwoordelijke nabijheid zeker in gedachten worden gehouden, zoals we duidelijk zien in het Evangelie van de Barmhartige Samaritaan. (6) Het kan gesteld worden dat de categorische imperatief erin bestaat om nooit de zieken te verlaten. De angst verbonden met de situaties die ons brengen op de drempel van de menselijke sterfelijkheid en de moeilijkheid van de beslissing die we moeten nemen, kunnen ons ertoe brengen om ons te verwijderen van de patiënt. Maar het is daar, meer dan om het even waar, dat wij geroepen zijn om liefde en nabijheid te tonen, waarbij we de grens erkennen die we allen delen en om onze solidariteit te tonen. Laat ieder van ons liefde geven op zijn of haar manier – als een vader, een moeder, een zoon, een dochter, een broer, een zuster, een arts, een verpleegster. Maar laat ons ze geven! En zelfs als we weten dat we niet altijd heling of genezing kunnen garanderen, kunnen en moeten we altijd zorg dragen voor de levenden, zonder dat we zelf hun leven verkorten, maar ook zonder nutteloos hun dood tegen te gaan. Dat is de aanpak die in de palliatieve zorg aanwezig is, en die uiterst belangrijk blijkt te zijn in onze cultuur. Want die is tegenovergesteld aan wat de dood zeer schrikwekkend en niet welkom maakt – pijn en eenzaamheid.
7
In democratische samenlevingen moeten deze gevoelige onderwerpen kalm, ernstig en bedachtzaam worden aangepakt, op een manier om in de mate van het mogelijke aanvaarde oplossingen te vinden, ook op juridisch vlak.
Enerzijds is er een nood om rekening te houden met de verschillende wereldvisies, ethische overtuigingen en religieuze affiliaties, in een klimaat van openheid en dialoog. Anderzijds kan de staat niet verzaken aan zijn plicht om allen die betrokken zijn te beschermen, door de fundamentele gelijkheid te verdedigen waarbij iedereen is erkend door de wet als een menselijk wezen dat leeft met anderen in de samenleving. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan de meest kwetsbaren, die hulp nodig hebben om hun eigen belangen te verdedigen. Indien deze kern van waarden, die essentieel is voor het samenleven, verzwakt, zal de mogelijkheid om tot overeenstemming te komen omtrent die erkenning van de ander, die de voorwaarde is voor elke dialoog en het leven in gemeenschap, ook verloren gaan. Wetgeving inzake gezondheidszorg heeft ook deze brede visie nodig en een begrijpelijke kijk op wat daadwerkelijk het algemeen welzijn bevordert in elke concrete situatie.
8
In de hoop dat deze reflecties kunnen helpen, bied ik u mijn hartelijke goede wensen aan voor een serene en constructieve bijeenkomst. Ik vertrouw erop dat u de meest aangepaste manieren zult vinden om deze delicate onderwerpen te behandelen met een kijk op het welzijn van allen die u ontmoet en met diegenen met u werkt in uw veeleisend beroep.
Moge de Heer u zegenen en moge de Maagd Maria u beschermen.
Noten
1. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Ook over de vraag naar het ontvangen van de Ziekenzalving in die omstandigheid, Le Dr. Bruno Haid – Tot anaesthesisten over het probleem van reanimatie (24 nov 1957)
2. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980). vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring omtrent euthanasie, 5 mei 1980, IV: Acta Apostolicae Sedis LXXII (1980), 542-552.
3. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 4. “De maat die men moet houden bij het gebruik van geneesmiddelen ” In onze tijden is het van groot belang dat het ogenblik van de dood de waardigheid van de menselijke persoon en de christelijke betekenis van het leven intact laat, …”
4. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2278. “Het stopzetten van medische behandelingen die belastend zijn, gevaarlijk, buitengewoon of die niet in verhouding tot de verwachte resultaten staan, kan geoorloofd zijn. Dit is het afwijzen van “therapeutische koppigheid”. Men wil zo niet de dood bewerken; men aanvaardt dat ….
5. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2278. “Het stopzetten van medische behandelingen die belastend zijn, gevaarlijk, buitengewoon of die niet in verhouding tot de verwachte resultaten staan, kan geoorloofd zijn. Dit is het afwijzen van “therapeutische koppigheid”. Men wil zo niet de dood bewerken; men aanvaardt dat ….
6. Vgl. Lc. 10, 25-37. “DE BARMHARTIGE SAMARITAAN. Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ ….
Vertaling: Patrick De Pooter
Overgenomen met toestemming van R.K. Documenten