Toespraak tot de Algemene Vergadering van de Pauselijke Academie voor het Leven
3 maart 2016
Paus Franciscus
Beste broeders en zusters,
Ik heet u allen welkom, die hier bijeen bent voor de Algemene Vergadering van de pauselijke Academie van het Leven. Het doet me bijzonder genoegen Kardinaal Sgreccio te ontmoeten, nog altijd op de been! Dank U! Deze dagen zullen gewijd zijn aan de studie van de deugden in de ethiek van het leven, een onderwerp van academisch belang dat een belangrijk boodschap afgeeft aan de hedendaagse cultuur: het goede dat de mens doet is niet het resultaat van berekeningen of strategie, ook is het niet het product van genetische ordening of maatschappelijke conditionering, maar het is de vrucht van een goed ingesteld hart, van de vrije keuze die tot het werkelijk goede neigt. Wetenschap en technologie zijn niet voldoende; om goed te doen is de wijsheid van het hart noodzakelijk.
De heilige Schrift zegt ons op verschillende manieren dat geode en kwade bedoelingen niet van buiten af in de mens komen, voortkomen uit zijn “hart”. “Van binnenuit,” zegt Jezus tot ons, “uit het hart van de mens, komen de kwade gedachten” (Mk 7, 21). In de Bijbel is het hart niet alleen het orgaan van de gevoelens, maar ook van de geestelijke vermogens, het verstand en de wil. Het is de zetel van de besluiten, van de manier van denken en handelen. Bij de keuzewijsheid, die openstaat om door de Heilige Geest bewogen te worden, is ook het hart betrokken. Daar worden goede werken geboren, maar ook verkeerde, wanneer de waarheid en de ingevingen van de Geest verworpen worden. Het hart is, alles bijeen genomen, de samenvatting van de menselijkheid, vorm gegeven door de handen van God zelf (vgl. Gen 2, 7) en door de Schepper beschouwd met een voldoening zonder weerga (vgl. Gen 1, 31). God stort Zijn eigen wijsheid in het hart van de mens.
In onze tijd herkennen sommige culturele richtingen het kenmerk van de goddelijke wijsheid in de geschapen werkelijkheid niet meer en zelfs niet in de mens. De menselijke natuur wordt dan teruggebracht tot slechts stof, om gevormd te worden naar elk gewenst ontwerp.
In plaats daarvan is de mensheid uniek en in Gods ogen zo kostbaar! Daarom is datgene in de natuur dat we allereerst moeten beschermen onze eigen menselijkheid, zodat die vrucht kan dragen. We moeten haar de zuivere lucht van de vrijheid en het leven gevende water van de waarheid geven; we moeten het beschermen tegen de vergiften van egoïsme en leugens. Dan zal er op de bodem van onze menselijkheid een grote verscheidenheid aan deugden kunnen opbloeien.
De deugd is de meest eigenlijke uitdrukking van het goede dat de mens met Gods hulp kan verwezenlijken. “Zij maakt het voor de persoon niet alleen mogelijk om goede daden te stellen, maar om het beste van zichzelf te geven” (Katechismus van de Katholieke Kerk, 1803). De deugd is niet een eenvoudige gewoonte; zij is de voortdurend vernieuwde houding om het goede te kiezen. Deugd is geen emotie, het is geen vaardigheid die wordt verworven door een opfriscursus en nog het minst van alles een biochemisch mechanisme, maar het is de meest verheven uitdrukking van de menselijke vrijheid. Deugd is het beste wat het mensenhart te bieden heeft. Als het hart zich van het goede afkeert en van de waarheid die vervat is in het Woord van God, dan loopt het zoveel gevaren, het blijft verstoken van oriëntatie en riskeert dat het goed kwaad noemt en kwaad goed. Dan gaat de deugd verloren en neemt de zonde gemakkelijker haar plaats in en daarna de ondeugd. Wie aan dit glibberige pad voedsel geeft vervalt in morele dwaling en wordt bedrukt door een groeiende existentiële angst.
De heilige Schrift toont ons de dynamiek van het verharde hart: hoe meer het hart neigt tot egoïsme en kwaad, des te moeilijke wordt het om het te veranderen. Jezus zegt ons: “Wie zonde begaat is een slaaf van de zonde” (Joh 8, 34). Als het hart bedorven is dan zijn de gevolgen voor het maatschappelijke leven ernstig en de profeet Jeremias herinnert ons daaraan. Ik citeer: “Maar gij hebt geen oog en geen hart dan voor uw voordeel alleen, voor het vergieten van onschuldig bloed, voor geweld en verkrachting” (Jer 22, 17). Deze toestand kan niet veranderen bij machte van theorieën of door maatschappelijke of politieke hervormingen. Alleen het werk van de Heilige Geest kan ons hart omvormen, als we meewerken: God zelf heeft inderdaad zijn werkzame genade verzekerd aan wie Hem zoekt en zich bekeert “uit heel zijn hart” (vgl. Gal 2, 12 ev). Er zijn tegenwoordig veel instellingen die zich wijden aan de dienst van het leven door middel van wetenschappelijk onderzoek en ondersteuning; zij bevorderen niet alleen goede daden maar ook een hartstocht voor het goede. Toch zijn er ook zoveel structuren die meer gericht zijn op economisch belang dan op het algemeen belang. Spreken over de deugd betekent bevestigen dat de keuze voor het goede de hele persoon aangaat en opeist; het is geen “cosmetische” zaak, geen uiterlijke verfraaiing, die geen vrucht zal dragen: op het terrein van de ethiek van het leven gaat het er dan ook om de onwaarachtige verlangens van het hart uit te roeien en met oprechtheid het goede te zoeken. Op het gebied van de ethiek van het leven is de noodzaak van normen die het respect voor de persoon bevestigen op zichzelf niet voldoende om het goed van de mens volledig tot stand te brengen. Het zijn de deugden van iemand die werkt aan de bevordering van het leven die de uiteindelijke garantie zijn dat het goede werkelijk in acht zal worden genomen. Vandaag mankeert het niet aan wetenschappelijke kennis en technische instrumenten waarmee het menselijk leven te ondersteunen in situaties waarin het op zijn zwakst is. Maar de menselijkheid ontbreekt daarbij zo vaak. Een goede handeling is niet de juiste toepassing van ethische wijsheid maar het veronderstelt een werkelijke interesse in de fragiele persoon. Artsen en alle werkers in de gezondheidszorg mogen nooit nalaten om wetenschap, technologie en menselijkheid te combineren.
Daarom beveel ik de universiteiten aan dit alles in aanmerking te nemen in hun opleidingsprogramma’s, zodat de studenten deze instelling van hart en geest kunnen doen rijpen, die noodzakelijk is om het menselijk leven op te nemen en er zorg aan te geven in overeenstemming met de waardigheid die het onder alle omstandigheden eigen is. Ik nodig de directeuren van instellingen van gezondheidszorg en –onderzoek uit om hun medewerkers een menselijke behandeling te laten zien als een integraal deel van de dienstverlening die hun bevoegdheid is. Mogen in alle gevallen zij die zich wijden aan de verdediging en de bevordering van het leven vóór alles in staat zijn om daarvan de schoonheid te laten zien.. Inderdaad, zoals “de Kerk niet groeit door proselitisme maar door ‘aan te trekken’ (Evangelii Gaudium, 14) zo kan het menselijke leven ook alleen worden verdedigd en bevorderd wanneer het bekend is en zijn schoonheid wordt getoond. Door de beleving van een waarachtig medeleven en van de andere deugden zult u de bevoorrechte getuigen zijn van de barmhartigheid van de Vader van het leven.
De hedendaagse cultuur houdt nog vast aan het uitgangspunt dat stelt dat de mens, ongeacht zijn levenssituatie, een waarde is die beschermd moet worden; die waarde valt echter vaak ten offer aan morele onzekerheid, die het onmogelijk maakt het leven doeltreffend te verdedigen. Het gebeurt dan ook niet zelden dat onder de naam van deugd een “schitterende ondeugd” verborgen gaat. Daarom is het noodzakelijk dat de deugden niet alleen de wijze van denken en handelen van de mens richting geven, maar dat zij worden gecultiveerd door een voortdurend maken van onderscheid en door geworteld te zijn in God, die de bron van alle deugd is. Ik zou hier graag iets herhalen dat ik al vaak gezegd heb: We moeten alert zijn op de nieuwe ideologische kolonisatie die het menselijke denken, ook het christelijke denken, aan het overnemen is onder het mom van deugd, van moderniteit, van een nieuwe houding, maar dat is een kolonisatie, die de vrijheid wegneemt, het is een ideologie, dat wil zeggen, zij is bang voor de werkelijkheid, zoals God die geschapen heeft. Laten we vragen om de hulp van de Heilige Geest, zodat Hij ons verheft uit ons egoïsme en onze onwetendheid: als we door hem vernieuwd zijn kunnen we denken en handelen naar Gods hart en Zijn barmhartigheid tonen aan wie in lichaam en geest lijdt.
De wens die ik u wil overbrengen is dat het werk van deze dagen vruchtbaar moge zijn en u en allen die u in uw werk ontmoet moge begeleiden op een weg van groei in de deugd. Ik dank u en ik vraag u, alstublieft, niet te vergeten voor mij te bidden. Dank U.
Vertaling: dr. J.A. Raymakers