Over de anesthesie

3. Over de narcose en de gehele of gedeeltelijke beroving van het bewustzijn
3.1 Inleiding

Uw tweede vraag had betrekking op de narcose en de gehele of gedeeltelijke uitschakeling van het bewustzijn, vergeleken met de christelijke moraal. Deze vraag werd als volgt door u geformuleerd: “De algehele uitschakeling van het gevoel in al zijn vormen (algemene anesthesie) of de meer of minder grote vermindering van het pijngevoel (hypo en analgesie) gaan altijd gepaard, respectievelijk met de opheffing of de vermindering van het bewustzijn en de hogere intellectuele vermogens (geheugen, associatieproces, kritisch vermogen, enz.). Zijn deze verschijnselen, die gewoonlijk optreden bij de chirurgische narcose en bij de analgesie voor en na de operatie, in overeenstemming met de geest van het Evangelie?”

Het Evangelie vermeldt, dat men onmiddellijk voor de kruisiging wijn met gal vermengd aan de Heer te drinken aanbood, zonder twijfel om Zijn lijden te verzachten. Nadat Hij ervan geproefd had, wilde Hij het niet drinken (4), omdat Hij in het volle bewustzijn wilde lijden, aldus volbrengend wat Hij tot Petrus op het ogenblik van de gevangenneming had gezegd: “Zal Ik de kelk niet drinken die de Vader Mij bereid heeft?” (Joh. 18, 11). Die kelk was zo bitter, dat Jezus in Zijn zielenood had gesmeekt: “Vader, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan! Maar dat Uw wil geschiede, en niet de Mijne!”. (5) Staat de houding van Christus jegens Zijn lijden, zoals deze blijkt uit dit verhaal en uit andere Evangeliepassages (6), de christen toe om de gehele of gedeeltelijke narcose te aanvaarden?

Daar gij de kwestie onder twee aspecten beschouwt, zullen Wij achtereenvolgens de opheffing van het lijden, en de vermindering of de totale uitschakeling van het bewustzijn en van het gebruik van de hogere vermogens behandelen.

3.2 De opheffing van het lijden
De opheffing van het lijden hangt, zoals gij zegt, af hetzij van de uitschakeling van het gevoel in het algemeen (algemene anesthesie), hetzij van een meer of minder uitgesproken vermindering van het vermogen om te lijden (hypo en analgesie). Wij hebben reeds het belangrijkste over het morele aspect van de uitschakeling van het lijden gezegd; voor het oordeel vanuit godsdienstig en zedelijk standpunt is het van weinig belang of deze veroorzaakt wordt door een narcose of door andere middelen: binnen de aangegeven grenzen bestaat er geen bezwaar tegen en blijft zij in overeenstemming met de geest van het Evangelie. Van de andere kant mag men het feit ontkennen noch onderschatten, dat de vrijwillige aanvaarding (verplicht of niet) van het lichamelijk lijden, zelfs bij gelegenheid van een chirurgische ingreep, een uiting kan zijn van verheven heldenmoed en in werkelijkheid ook vaak van een heldhaftige navolging van het Lijden van Christus getuigt. Dat betekent echter niet dat zij daarvan een onmisbaar element zou zijn; vooral bij belangrijke operatieve ingrepen is het niet zeldzaam, dat de anesthesie uit anderen hoofde urgent is en dat noch de chirurg, noch de patiënt er zich aan kunnen onttrekken zonder in de christelijke prudentie te kort te schieten. Hetzelfde geldt voor de analgesie voor en na de operatie.

3.3 Uitschakeling of vermindering van het bewustzijn
Vervolgens noemt gij de vermindering of de uitschakeling van het bewustzijn en van het gebruik van de hogere vermogens onder de verschijnselen, die het verlies van het gevoel vergezellen. Gewoonlijk is het verlies van het gevoel juist hetgeen gij wilt bereiken; maar vaak is het niet mogelijk, dat verlies te verwezenlijken zonder tegelijkertijd totale of gedeeltelijke bewusteloosheid te verwekken. Buiten het terrein van de chirurgie is die verhouding dikwijls omgekeerd, niet alleen in de geneeskunde, maar ook in de psychologie en bij het strafrechterlijk onderzoek. Daar tracht men een vermindering van het bewustzijn, en daarmee van de hogere vermogens, te bereiken teneinde de mechanismen der psychische controle lam te leggen, welke de mens voortdurend gebruikt om zich in zijn gedragingen te beheersen; zonder weerstand geeft hij zich dan over aan het spel van gedachteassociaties, van gevoelens en van wilsimpulsen. Het is duidelijk, dat een dergelijke situatie gevaren inhoudt; het kan zelfs gebeuren, dat men op die manier instinctieve krachten losmaakt die immoreel zijn. Deze uitingen van het tweede stadium van de narcose zijn welbekend, en tegenwoordig tracht men hun optreden te verhinderen door vooraf narcotica toe te dienen. Het uitschakelen van het controleapparaat is buitengewoon gevaarlijk, wanneer als gevolg daarvan geheimen uit het privé-leven, van de persoon of van het gezin, en van het sociale leven kenbaar worden gemaakt. Het is niet voldoende, dat de chirurg en al zijn assistenten gehouden zijn, niet alleen tot het natuurlijke geheim (secretum naturale), maar ook tot het beroepsgeheim (secretum officiale, secretum commissum) met betrekking tot al wat er op de operatiezaal gebeurt. Er zijn bepaalde geheimen, die aan niemand bekend mogen worden gemaakt, zelfs niet, zoals een technische formule zegt: “uni viro prudenti et silentii tenaci”. Wij wezen hierop reeds in Onze toespraak van 15 april 1953 over de klinische psychologie en de psycho-analyse (7). Men kan dan ook het gebruik van narcotica bij de behandeling vóór de operatie, teneinde dergelijke onaangenaamheden te voorkomen, slechts goedkeuren.

Merken Wij op, dat tijdens de slaap de natuur zelf de intellectuele activiteit min of meer volledig onderbreekt. Is in een niet al te diepe slaap het gebruik van de rede (“usus rationis”) niet volkomen uitgeschakeld en kan het individu nog over zijn hogere vermogens beschikken – Sint Thomas van Aquino wees hierop reeds (8), het “dominium rationis”, het vermogen krachtens hetwelk de rede vrijelijk over de menselijke activiteit heerst, wordt door de slaap uitgeschakeld. Hieruit volgt niet dat, als de mens zich overgeeft aan de slaap, hij handelt tegen de zedelijke orde, door zich van het bewustzijn en van de zelfbeheersing door het gebruik van de hogere vermogens te beroven. Maar het staat eveneens vast, dat er gevallen kunnen zijn (en zij komen herhaaldelijk voor), waarin de mens zich niet mag overgeven aan de slaap, maar in het bezit van zijn hogere vermogens moet blijven om zich te kunnen kwijten van een zedelijke plicht die hem is opgelegd. Soms verzaakt de mens, zonder daartoe door een strikte plicht gehouden te zijn, aan de slaap om onverplichte diensten te bewijzen of om zich een zelfverloochening op te leggen met het oog op hogere zedelijke belangen. De uitschakeling van het bewustzijn door de natuurlijke slaap biedt dus in zich geen enkele moeilijkheid; het is echter ongeoorloofd, deze uitschakeling te aanvaarden, wanneer daardoor de vervulling van een zedelijke plicht in het gedrang komt. Het verzaken aan de natuurlijke slaap kan bovendien in de morele orde uitdrukking en uitvoering zijn van een niet verplicht gericht zijn op de zedelijke volmaaktheid.

Over de hypnose
Maar het bewustzijn kan ook door kunstmatige middelen worden beïnvloed. Of dit resultaat bereikt wordt door de toediening van narcotica dan wel door hypnose (hetgeen men een psychisch gevoelloos maken zou kunnen noemen), maakt uit het oogpunt van de moraal geen enkel wezenlijk verschil. De hypnose is echter, ook wanneer men ze op zichzelf beschouwt, aan bepaalde regels onderworpen. Het zij Ons toegestaan in dit verband te herinneren aan de zinspeling op het medisch gebruik van de hypnose, welke Wij maakten in de aanvang van de toespraak van 8 januari 1956 over de pijnloze, natuurlijke bevalling. (9)

Bij de kwestie die Ons op het ogenblik bezighoudt, gaat het over een hypnose, welke verricht wordt door de medicus, in het belang van een klinisch doel en met inachtname van de voorzorgsmaatregelen, die door de medische wetenschap en door de medische ethica worden verlangd, zowel van de medicus die de hypnose verricht als van de patiënt die er zich aan onderwerpt. Op het aldus omschreven gebruik van de hypnose is het morele oordeel van toepassing dat Wij straks uitspreken over de uitschakeling van het bewustzijn.

Maar Wij willen niet, dat men zonder meer tot de hypnose in het algemeen uitstrekt hetgeen Wij zeggen over de hypnose ten dienste van de medicus. Deze laatste kan immers, als object van wetenschappelijk onderzoek, niet worden bestudeerd door onverschillig wie, maar slechts door een ernstig geleerde, binnen de morele grenzen die gelden voor elke wetenschappelijke activiteit. Dit is niet het geval met een willekeurige kring van leken of priesters, die er zich mee bezighouden als met een interessante zaak, zuiver experimenteringsgewijs, of zelfs alleen maar uit tijdverdrijf.

Over de geoorloofdheid van de uitschakeling en de vermindering van het bewustzijn
Om de geoorloofdheid van de uitschakeling en van de vermindering van het bewustzijn te kunnen beoordelen, moet men in aanmerking nemen, dat het redelijk en vrij op een doel gericht handelen kenmerkend is voor het menselijk wezen. De individuele mens kan bijvoorbeeld zijn dagelijks werk niet verrichten als hij voortdurend in een toestand van schemerdonker gedompeld blijft. Bovendien is hij verplicht om al zijn handelingen met de eisen van de zedelijke orde in overeenstemming te brengen. Aangezien de natuurlijke krachten en de blinde instincten niet bij machte zijn om op zichzelf een geordende activiteit tot stand te brengen, blijkt het gebruik van de rede en van de hogere vermogens absoluut noodzakelijk, zowel om de juiste normen der verplichting te kunnen inzien, alsook om ze toe te passen op bijzondere gevallen. Hieruit vloeit de zedelijke verplichting voort zich niet van dit bewustzijn te beroven zonder werkelijke noodzaak. Hieruit volgt, dat men het bewustzijn niet in verwarring mag brengen of mag uitschakelen, enkel en alleen met het doel zich aangename gevoelens te verschaffen, door zich over te geven aan de dronkenschap of door vergiften tot zich te nemen die een dergelijke toestand kunnen oproepen, ook wanneer men niets anders dan een zekere euforie tracht te bereiken. Als die vergiften in een grotere hoeveelheid dan een bepaalde dosis worden toegediend, veroorzaken zij een meer of minder uitgesproken verstoring of zelfs een volledige verbijstering van het bewustzijn. De feiten wijzen uit, dat misbruik van bedwelmende middelen leidt tot een totaal veronachtzamen van de meest fundamentele plichten van het persoonlijke leven en van het gezinsleven. Het is daarom niet zonder reden dat de overheid tussenbeide komt inzake de regeling van de verkoop en het gebruik van narcotica, om de maatschappij voor ernstige fysieke en morele schade te behoeden.

Is de chirurgie praktisch genoodzaakt om een vermindering en zelfs een volledige uitschakeling van het bewustzijn door middel van een narcose tot stand te brengen? Vanuit technisch standpunt valt het antwoord op deze vraag onder uw competentie. Vanuit moreel standpunt zijn de beginselen, die in het voorafgaande werden geformuleerd als antwoord op uw eerste vraag, in hoofdzaak van toepassing zowel op de narcose als op de uitschakeling van het lijden. Wat op de allereerste plaats voor de chirurg van belang is, dat is de uitschakeling van het pijngevoel en niet de uitschakeling van het bewustzijn. Wanneer het bewustzijn wakker blijft, roept het hevige pijngevoel vaak onvrijwillige reacties en reflexen op, die ongewenste complicaties tot gevolg kunnen hebben en zelfs tot een dodelijke hartcollapsus kunnen leiden. Het psychisch en organisch evenwicht in stand houden, voorkomen dat het op hevige wijze geschokt wordt is zowel voor de chirurg als voor de patiënt een belangrijk doel, dat alleen dank zij de narcose bereikt kan worden: Het is nauwelijks nodig om op te merken dat, indien verwacht kan worden, dat anderen op immorele wijze ingrijpen terwijl de zieke buiten bewustzijn is, de narcose op ernstige moeilijkheden stuit, welke dienovereenkomstige maatregelen noodzakelijk maken.

3.4 De leer van het Evangelie
Voegt het Evangelie aan deze regels van natuurlijke moraal nog nadere verduidelijkingen en aanvullende eisen toe? Als Jezus Christus op de Calvarieberg de wijn vermengd met gal weigerde, omdat Hij in het volle bewustzijn tot de bodem toe de kelk wilde drinken, die de Vader Hem voorhield, dan volgt daaruit, dat de mens de kelk van het lijden moet aanvaarden en drinken telkens wanneer God het van hem verlangt. Maar men moet niet denken, dat God dit verlangt telkens wanneer er zich een gelegenheid om te lijden voordoet, welke daarvan ook de oorzaken en de omstandigheden mogen zijn. De woorden van het Evangelie en de handelwijze van Jezus betekenen niet, dat God zulks wil van alle mensen en op ieder ogenblik, en de Kerk heeft er deze interpretatie ook volstrekt niet aan gegeven. Wel houdt het doen en laten van de Heer een diepe betekenis voor alle mensen in. Ontelbaar zijn in deze wereld degenen die door lijden worden bekneld (ziekten, ongevallen, oorlogen. natuurrampen), waarvan zij de bitterheid niet kunnen verzachten. Het voorbeeld van Christus op Golgotha, Zijn weigering om Zijn lijden te lenigen zijn voor hen een bron van troost en kracht. De Heer heeft de Zijnen overigens gewaarschuwd dat die kelk hen allen wacht. De Apostelen, en na hen duizenden martelaren hebben daar getuigenis van afgelegd en leggen er nog steeds, tot op de dag van vandaag, glorieus getuigenis van af. Dikwijls echter is de aanvaarding van het lijden zonder verzachting volstrekt geen verplichting en beantwoordt zij niet aan enige norm van volmaaktheid. Dit geval komt regelmatig voor, wanneer daarvoor namelijk ernstige motieven bestaan en de omstandigheden niet tot het tegendeel noodzaken. Men kan dan het lijden vermijden, zonder ook maar enigszins in tegenspraak te komen met de leer van het Evangelie.

3.5 Conclusie en antwoord op de tweede vraag
De conclusie kan dus, na de voorafgaande uiteenzetting, als volgt worden geformuleerd: binnen de aangegeven grenzen en met inachtname van de vereiste voorwaarden is de narcose, die een vermindering of een uitschakeling van het bewustzijn ten gevolge heeft, geoorloofd krachtens de natuurlijke moraal en in overeenstemming met de geest van het Evangelie.

image_pdfimage_print