Over de plastische chirurgie

III. De plastische chirurgie en de moraal
1. De functie van het geweten

Maar een plastisch chirurg is, gelijk iedere arts, niet alleen een geleerde en een technicus, die zó door zijn beroep gecaptiveerd wordt, dat de juistheid van zijn handelingen alleen zou zijn af te meten naar zijn trouw aan de regels van zijn wetenschap en kunst. Geen enkel goed en geen enkele waarde van de mens en de wereld staat zó op zichzelf, dat ze niet op een of andere manier verband houdt met alle andere goederen en waarden. De chirurg is gebonden door reële betrekkingen en verantwoordelijkheden; als mens is hij gebonden aan God en aan Zijn wetten; in zijn beroep is hij gebonden aan de maatschappij, aan wier leden hij zijn zorgen wijdt. Bijgevolg moet hij zich bij zijn beslissingen en zijn handelen laten leiden door zijn menselijk geweten en zijn beroepsgeweten, nog voordat zijn weldoende hand zich met de lichamen bezig houdt voor het aanbrengen van de correcties, die de wetenschap en de techniek hem ingeven. De vele gevolgen van een chirurgische ingreep moeten daarom beschouwd worden in het licht van het christelijk geweten en het beroepsgeweten, wil het werk van een plastisch chirurg in ieder opzicht volmaakt zijn. Onder de gevolgen, die meer direct met zijn beroep samenhangen, zijn er enkele van groot belang op moreel en psychologisch gebied, die wij in het kort willen bespreken.

2. Een probleem van christelijke moraal
Tengevolge van de zeer recente ontwikkeling van de plastische chirurgie, en meer in het bijzonder van de aesthetische chirurgie, heeft het christelijk geweten zich lange tijd bezig gehouden met de vraag omtrent het geoorloofde van haar ingrepen, vooral waar deze niet zozeer een functioneel herstel beoogden als wel een positieve verfraaiing van de persoon, bijv. door het veranderen van de gelaatstrekken of door de verwijdering van rimpels, die door natuurlijke slijtage waren ontstaan.

3. De waarde van de lichamelijke schoonheid
De lichamelijke schoonheid van de mens, die vooral tot uitdrukking komt in het gelaat, is in zichzelf een goed, hoewelondergeschikt aan andere, hogere goederen, en daarom is ze iets kostbaars en begerenswaardigs. Ze is immers een afstraling van de schoonheid van de Schepper, een volmaaktheid van de menselijke persoon, een normaal symptoom van de lichamelijke gezondheid. De schoonheid is als het ware een woordeloze taal van de ziel, die iedereen kan verstaan; ze is een uiterlijke weerspiegeling van de innerlijke waarden van de geest, want, zoals de engelachtige leraar zegt, het naaste doel van het lichaam is de redelijke ziel; daarom kan men het lichaam in zover volmaakt noemen, als het alle eigenschappen bezit, die het tot een geschikt werktuig maken van de ziel en haar werkingen. (1) Afgezien van het psychologisch proces in het subject, dat zijn schoonheid naar buiten toont, door het oog van de ander te strelen, volgens de bekende definitie “Pulchra enim dicuntur, quae visa placent: schoon noemt men, wat het oog behaagt” (2), is het aan geen twijfel onderhevig, dat er in de uiterlijke werkelijkheid elementen zijn, die bij het zien aangenaam aandoen, zonder dat men deze, gelijk een bepaalde psychoanalytische school wil, altijd en overal kan herleiden tot de sfeer van het instinct, dat op de voortplanting gericht is. Wanneer wij op ons onderwerp de klassieke analyse van de drie wezenlijke elementen van het schone toepassen, (3) dan worden voor de physieke schoonheid van het menselijk lichaam en het menselijk gelaat vereist: de volmaaktheid van de afzonderlijke ledematen of delen, hun onderlinge harmonie en vooral het naar waarheid uitdrukken van de innerlijke waarden van de geest; dit laatste komt speciaal toe aan het gelaat. Wat de eerste twee vereisten betreft, bestaan er vanaf de oudste tijden bepaalde regels, die bij de kunstenaars en bij u, beoefenaars van dé plastische chirurgie, bekend zijn, zoals bijv. de regel, die het profiel van het gelaat, vanaf de wenkbrauwboog tot aan de kin, in zes gelijke afmetingen verdeelt, of een andere regel, die het volmaakte van de neuslijn ziet in haar rechtheid. Toch willen deze en dergelijke regels niet één enkel schoonheids. type vaststellen, zeker niet voor alle mensenrassen, maar ze willen alleen de grenzen aangeven, waarbuiten men kan spreken van onvolmaaktheid en misvormdheid. Terwijl echter de volmaaktheid en de harmonie van de delen gemakkelijk kenbaar en als het ware meetbaar zijn, wordt een waarheidsgetrouwe uitdrukking alleen waargenomen door de intuïtie van de waarnemer; en toch is deze de meest beslissende factor, die schoonheid geeft aan het gelaat en die een bijna eindeloze variatie van typen mogelijk maakt.

4. Morele waardering van de plastische chirurgie
Welnu, het valt niet te betwijfelen, dat het christendom en de christelijke moraal de waardering en de juist geordende zorg voor de lichamelijke schoonheid nooit als in zichzelf ongeoorloofd hebben veroordeeld. Integendeel, de leer, die zelfverminking verbiedt, die aan God alleen het volledig beschikkingsrecht over het lichaam toekent, die de juist geordende zorg voor de lichamelijke gezondheid gebiedt, sluit impliciet ook de waardering in voor datgene, wat een volmaaktheid van het lichaam uitmaakt. Wij behoeven er niet op te wijzen, dat zin en zorg voor schoonheid een kenmerk zijn van de uiterlijke manifestaties van de Kerk en haar kunst. Toch moet de christelijke moraal, die op het laatste doel gericht is en die het geheel van de menselijke waarden omvat en regelt, noodzakelijk aan de lichamelijke schoonheid de haar toekomende plaats aanwijzen, en dit is zeker niet de hoogste plaats in de hiërarchie van de waarden, omdat de lichamelijke schoonheid geen geestelijk en geen wezenlijk goed is.

De eerbied voor deze rangorde van waarden verklaart sommige uitingen van wantrouwen of soms van minachting ten opzichte van de lichamelijke schoonheid, die men kan ontmoeten in de moraal- en ascetische literatuur en in de levens van de heiligen. En wanneer de aestetische chirurgie met haar moderne ontwikkeling de mening vraagt van de christelijke moraal, dan vraagt ze in feite slechts, welke waarde de lichamelijke schoonheid heeft. De christelijke moraal antwoordt, dat deze een goed is, maar een lichamelijk goed, dat gericht is op heel de mens en dat, gelijk andere soortgelijke goederen, kan misbruikt worden. Als een goed en als een gave van God moet men ze waarderen en er zorg voor dragen, zonder evenwel verplicht te zijn tot buitengewone middelen. Veronderstel, dat iemand aan de aesthetische chirurgie vraagt, zijn gelaatstrekken te perfectioneren, terwijl deze voldoen aan de regels van de normale a ésthetica, waarbij dan iedere minder goede bedoeling, ieder gevaar voor de gezondheid en ieder ander immoreel gevolg is uitgesloten, maar alleen – omdat men nu eenmaal een reden moet hebben – uit waardering voor de aesthetische volmaaktheid en om de vreugdedie het bezit ervan geeft. Wat zal in dit geval het oordeel zijn van de christelijke moraal? Dit verlangen of deze daad, zoals hier verondersteld, is in zichzelf noch moreel goed, noch moreel slecht, maar alleen de omstandigheden, waaraan feitelijk geen enkele daad zich kan onttrekken, geven haar de morele waarde van goed of slecht, van geoorloofd of ongeoorloofd. Hieruit volgt, dat de zedelijke waarde van de handelingen, die betrekking hebben op de aesthetische chirurgie, afhangt van de concrete omstandigheden van de afzonderlijke gevallen. Bij de morele waardering van deze omstandigheden zijn de voornaamste voorwaarden, die meer onmiddellijk dit gebied raken en die beslissend zijn in de uitgebreide casuistiek van de aesthetische chirurgie, de volgende: de bedoeling moet goed zijn, de algemene gezondheidstoestand van de persoon in kwestie mag geen grote risico’s lopen, de motieven moeten redelijk zijn en geproportioneerd aan het “buitengewone middel”, waarvan men gebruik maakt. Zeker ongeoorloofd is bijv. een ingreep, die men laat doen met de bedoeling, de verleidende kracht van zijn charme te vergroten en zó anderen gemakkelijker tot zonde te brengen, of uitsluitend om een schuldige te onttrekken aan de gerechtelijke arm; ofwel een ingreep, die schade toebrengt aan het normaal functioneren van de lichamelijke organen of die men laat toepassen louter uit ijdelheid of modegril. Daarentegen zijn er talrijke motieven, die een dergelijke ingreep of wel rechtvaardigen ofwel positief raadzaam maken. Bepaalde mismaaktheden of ook slechts onvolmaaktheden kunnen aanleiding geven tot psychische storingen of een beletsel vormen voor de maatschappelijke ot huiselijke betrekkingen of – vooral bij mensen uit het openbare leven en bij artiesten – een belemmering zijn voor de ontplooiing van hun activiteit. Van de andere kant, kunnen de christelijke beginselen daar, waar herstel niet mogelijk zou zijn, door hun onuitputtelijke rijkdom de motieven aan de hand doen en de kracht geven om met berusting de lichamelijke ge. breken te verdragen, die door Gods geheimnisvolle raadsbesluiten zijn toegelaten. Als men zo de licha. melijke schoonheid beschouwt in het licht van he1 christelijk geloof en de aangegeven morele voorwaar den eerbiedigt, dan komt de aesthetische chirurgie nie1 in strijd met de wil van God, wanneer ze aan het grootste werk van de zichtbare schepping, de mens, de volmaaktheid terugschenkt, maar dan schijnt ze veeleer Gods wil meer te bevorderen en een duidelijker getuigenis af te leggen van zijn wijsheid en goedheid.

5. Psychologische factoren
Even belangrijk, en in zekere zin meer onmiddellijk met de uitoefening van de plastische chirurgie verbonden, zijn de psychologische reacties.

De plastische chirurgie staat niet zelden voor problemen’ die niet enkel afhangen van een perfecte techniek en van de vaardigheid van de chirurg, waarmee deze iemands lichamelijke gebreken weet te verbeteren en hem zijn normale conditie en vormen weet terug te geven. Reeds bij deze taak schijnt de hand van de chirurg als het ware de daad te herhalen van Gods hand bij het vormen van de mens.

Er zijn echter omstandigheden, waarin een plastisch chirurg te maken krijgt met factoren van hogere, van geestelijke aard, die hij ten volle moet kennen en waarop hij dus ook volledig moet zijn voorbereid, wil hij ook hierbij als het ware Gods medewerker worden. Er zijn immers, gelijk men ons heeft meegedeeldbepaalde verschijnselen, soms van zeer ernstige aard, die ” voortkomen uit het feit, dat de zieken hun lichamelijke gebreken kennen”. Voor dergelijke situaties, die zich kenmerken door psychologische reacties, ziet een plastisch chirurg zich niet zelden geplaatst, en ze komen op zijn gebied misschien meer voor dan op andere terreinen van de chirurgie. Wanneer de Ouden met de typische mentaliteit van de niet-christelijke beschaving het slagwoord herhaalden “cave a signatis: wacht u voor de getekenden”, dan gaven zij, op grond van de ervaring, de werkelijkheid aan van be paalde verschijnselen, waarmee de moderne experimentele psychologie zich intens bezig houdt en waarvan ze de oorzaken bestudeert en tevens de mogelijkheden voor een doeltreffende therapie. Deze verschijnselen worden meestal niet opgemerkt bij hun ontstaan, maar ze zijn toch een feit en hebben een nadelige uitwerking. Ze komen voort uit een gevoel van lichamelijke of aesthetische minderwaardigheid tegenover vrienden of collega’s. Dit gevoel deprimeert hen, die de zedelijke kracht missen om het te overwinnen, en zet zich bovendien gemakkelijk vast en fixeert zich in complexen, die zelfs diepgaande stoornissen in het karakter en in het gedrag kunnen veroorzaken, tot psychose en soms (wat God verhoede) tot misdaad en zelfmoord toe.

6. Het geestelijk motief van de plastische chirurgie
Deze zieken te helpen, kan de taak zijn van velen: de priester, de psychiater, de vriend. Maar wanneer de oorzaak gelegen is in een lichamelijk defect, dat door de plastische chirurgie kan worden verholpen, dan is het duidelijk, dat de chirurgische ingreep niet alleen beantwoordt aan een medische of aan een aesthetische indicatie, maar ook aan een geestelijk motief, ingegeven door die liefde van Christus, die zich uitstrekt tot alle gebieden van het menselijk leven en die op het voorbeeld van de Goddelijke Meester iedere smart tracht te verlichten, ook het leed, dat verborgen, onbekend of verkrampt is.

7. Eis van een universele bekwaamheid bij de plastische chirurgie
Deze bijzondere aspecten van de plastische chirurgie vragen natuurlijk een diep besef van de eigen mo gelijkheden en verantwoordelijkheden, en bovendien, naast de zuiver technische vakkennis, een geoefende bekwaamheid, die motieven en methoden, ontleend aan andere sectoren van wetenschap, weet te hanteren. In onze tijd, nu op ieder gebied steeds meer een gespecialiseerde bekwaamheid wordt vereist, die de voorwaarde is voor de wetenschappelijke en technische resultaten van de moderne beschaving, is het overigens een uitermate nuttig en verdienstelijk streven om zich een bredere kennis eigen te maken door middel van andere wetenschappen of specialiteiten, die betrekking hebben op de mens, zoals de psychologie en de gods. dienst.

8. Wederzijdse beïnvloeding van ziel en lichaam
De moderne psychologie (4) houdt zich vaak bezig met de onderlinge betrekkingen van ziel en lichaam. Ze toont, hoe een gebrekkige werking van de ziel groot nadeel kan berokkenen aan het lichaam, en hoe omgekeerd een lichamelijke aandoening de oorzaak kan zijn van een geestesstoornis. Men beweert ook, dat bijna iedere lichamelijke ziekte, ook al is deze niet ontstaan door psychische oorzaken, psychologische complicaties van uiteenlopende aard met zich meebrengt, die op hun beurt weer invloed uitoefenen op de aandoening van het organisme. Deze en dergelijke theorieën van moderne auteurs verplichten de arts tot activiteit op ieder gebied, waar hij maar genezing kan brengen aan het lichaam en indirect ook aan de ziel, en moeten in de afzonderlijke gevallen goed worden overwogen. Men moet bijv. weten te on derscheiden, of het gaat over constitutionele psychopaten, die sterker onderhevig zijn aan de complicaties van het onderbewustzijn, of over zieken met psychische verschijnselen van wezenlijk reactieve aard, d.w.z. verschijnselen, die vooral verband houden met het aangeboren of verkregen lichamelijke defect, dat de plastische chirurgie wil verhelpen. Zo doen zich allerlei situaties voor, die de arts moet bestuderen door zijn analyse van de voorgeschiedenis der ziekte en door zijn objectief onderzoek, en waarmee hij rekening houdt bij zijn therapeutische methode, om zó te kunnen inwerken niet alleen op het lichaam, maar ook op de bewuste en onbewuste psychische toestand van de zieke, met het oog op diens gevoelsleven, uiterlijke situatie en toekomst.

Slot
Het heilzame werk van de plastische chirurgie

Uit deze beschouwingen kan men gemakkelijk het belangrijke, delicate en verdienstelijke van uw beroep afleiden. Als uitdrukking van de wonderbare vooruitgang van de medische wetenschappen in de laatste tijd, vormt de plastische chirurgie als het ware de bekroning van hun heilzaam werk, doordat ze harmonie en schoonheid teruggeeft aan de ledematen en soms ook aan de geest. Hoeveel mensen, gedeprimeerd door minderwaardigheidscomplexen en gehandicapt in hun activiteit, hervinden door uw bekwame en broederlijke handen de rust en de levensmoed! Hoe vaak herkrijgt het gelaat van een kind Gods, dat door een ongelukkig toeval niet meer Zijn schoonheid weerspiegelde, door uw wetenschap en kunst zijn verloren glimlach! Blijft er u steeds van bewust, dat uw taak verder mag en moet reiken dan de weefsels en de vormen, nl. tot aan de ziel, wier innerlijke schoonheid gij aan anderen leert waarderen.

Wens en zegen
Met deze wensen en in het vertrouwen, dat door uw studies deze speciale chirurgie steeds grotere vorderingen zal maken, roepen wij de hemelse gunsten af over u zelf, uw gezinnen en uw patiënten.

Noten
1. Zie S. Thomas, I. p., q. 91, a. 3.
2. S. Thomas, I. p., q. 5, a. 4, ad 1.
3. Zie S.Thomas, I. p., q. 39, a. 8 in c.
4. Zie bijv. C.G. Jung, Psychologie de l’inconscient, Genève 1952, 220.

Vertaling uit het Italiaans van dr. M.H. Mulders C.ss.R. en dr. J. Kahmann C.ss.R., serie Ecclesia Docens nr 0796, Gooi & Sticht, Hilversum 1961

image_pdfimage_print