Over kunstmatige bevruchting

2. Zedelijke waardering van de kunstmatige bevruchting
Wij hebben reeds vaak gelegenheid gehad, een aantal speciale punten te bespreken met betrekking tot de medische moraal. Maar er is een kwestie, die thans op de voorgrond treedt en die even dringend als andere kwesties het licht van de katholieke zedenleer nodig heeft, het vraagstuk van de kunstmatige bevruchting. Wij mogen deze gelegenheid niet laten voorbijgaan, zonder in het kort en in grote lijnen het zedelijk oordeel te geven, dat in deze materie geldt.

2.1 Men moet rekening houden met moraal en recht
Waar het gaat over de mens, mag de praktijk van de kunstmatige bevruchting noch uitsluitend noch zelfs hoofdzakelijk beschouwd worden vanuit biologisch en medisch oogpunt zonder rekening te houden met moraal en recht.

2.2 Kunstmatige bevruchting buiten het huwelijk
De kunstmatige bevruchting buiten het huwelijk moet eenvoudig en zonder meer als immoreel verworpen worden.

De natuurwet en de positieve goddelijke wet bepalen immers, dat het voortbrengen van nieuw leven slechts de vrucht kan zijn van het huwelijk. Alleen het huwelijk waarborgt de waardigheid van de gehuwden (in dit geval vooral van de vrouw), hun persoonlijk goed. Krachtens zijn aard voorziet alleen het huwelijk in het welzijn en de opvoeding van het kind.

Bijgevolg is er onder katholieken omtrent de veroordeling van kunstmatige bevruchting buiten het huwelijk geen verschil van mening mogelijk. Het kind, dat onder die omstandigheden ontvangen wordt, zou door het feit zelf onwettig zijn.

2.3 Kunstmatige bevruchting in het huwelijk door het actieve element van een derde
De kunstmatige bevruchting in het huwelijk maar bewerkt door het actieve element van een derde, is eveneens immoreel en als zodanig onherroepelijk te verwerpen.

Alleen de echtgenoten hebben een wederzijds recht op elkanders lichaam om nieuw leven voort te brengen, en wel een uitsluitend, onoverdraagbaar en onvervreemdbaar recht. En dat moet zo zijn, ook omwille van het kind. Aan ieder, die het leven schenkt aan een kind, legt de natuur krachtens deze band zelf de plicht op, het te verzorgen en op te voeden. Maar tussen de wettige echtgenoot en het kind, dat de vrucht is van het actief element van een derde (ook al stemt de echtgenoot hierin toe), bestaat geen enkele morele en juridische band van echtelijke procreatie.

2.4 Kunstmatige bevruchting in het huwelijk in het algemeen
Wat nu de geoorloofdheid betreft van de kunstmatige bevruchting in het huwelijk, mogen wij voor het ogenblik volstaan met te wijzen op de volgende beginselen van het natuurrecht: het feit alleen, dat het beoogde resultaat langs deze weg wordt bereikt, rechtvaardigt nog niet het gebruik van het middel zelf; ook is het op zichzelf zeer gewettigde verlangen der gehuwden naar een kind niet voldoende om de rechtmatigheid te bewijzen van de toepassing der kunstmatige bevruchting, waardoor dit verlangen verwezenlijkt zou worden.

Het zou verkeerd zijn te menen, dat de mogelijkheid om dit middel te gebruiken een huwelijk geldig zou kunnen maken tussen personen, die vanwege het impedimenten impotentiae (het beletsel van geslachtelijk onvermogen) niet in staat zijn een huwelijk aan te gaan.

Van de andere kant is het overbodig op te merken, dat het actieve element nooit geoorloofd verkregen kan worden door handelingen tegen de natuur.

Ofschoon men nieuwe methoden niet a-priori mag uitsluiten alleen omdat ze nieuw zijn, is er toch, wat de kunstmatige bevruchting betreft, niet alleen reden om uiterst gereserveerd te zijn, maar men moet haar volstrekt afwijzen. Hierdoor sluiten wij niet noodzakelijk het gebruik uit van bepaalde kunstmatige middelen, die alleen dienen ofwel om de natuurlijke daad te vergemakkelijken ofwel om de natuurlijke daad, die op normale wijze gesteld is, haar doel te doen bereiken.

Men vergete niet: alleen het voortbrengen van nieuw leven, volgens de wil en het plan van de Schepper, brengt in een wonderlijke graad van volmaaktheid de verwezenlijking met zich van de nagestreefde doeleinden. Zij is in overeenstemming zowel met de lichamelijke en geestelijke natuur en de waardigheid van de echtgenoten, als met een normale en gelukkige ontwikkeling van het kind.

3. Slot en zegen
Uw oprecht godsdienstige geest en uw geste van dit ogenblik, beminde zonen en dochters, staan borg voor uw onwrikbare trouw aan al uw plichten als katholieke medici, borg ook voor uw wil om door uw voorbeeld en invloed, de beginselen, die uzelf bezielen, te bevorderen onder uw collega’s en uw leerlingen, onder uw patiënten en hun gezinnen. En met dit vertrouwen schenken wij met al de vaderlijke liefde van ons hart aan u en aan al degenen, die gij hier vertegenwoordigt, aan uw gezinnen en aan allen, die u dierbaar zijn, onze apostolische zegen.

© 1956, Ecclesia Docens 0758, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum

image_pdfimage_print