Katholiek Nieuwsblad, 3 januari 2013
door dr. J.A. Raymakers, emeritus-internist, secretaris-penningmeester van de Stichting Medische Ethiek, corresponderend lid van de Pauselijk Academie voor het Leven
De Gezondheidsraad adviseert de minister de algemene invoering van een bloedtest bij de moeder voor de detectie van Downsyndroom bij de foetus tijdens de zwangerschap. Niet doen.
Wanneer een vrouw een kind verwacht is er altijd de verborgen of uitgesproken vraag, “zou het kindje helemaal gezond zijn?” En het kind mag van zijn kant verwachten dat het met de nodige extra zorg en liefde wordt opgevangen als het met een aandoening of handicap ter wereld komt. In de laatste 50 jaar kan op de vraag naar de gezondheid van het kind in de baarmoeder een gedeeltelijk antwoord worden gegeven. Soms maakt die kennis het mogelijk ingrepen te verrichten die de gezondheid van het nog ongeboren kind verbeteren. Helaas wordt de vraag naar de gezondheid niet altijd ingegeven door zorgmotieven maar om de keuze te kunnen maken het kind maar niet geboren te laten worden en het te doden door een abortus.
Waarom?
Recent bracht de Gezondheidsraad een lijvig advies (249 pagina’s) uit aan de minister van volksgezondheid over dergelijk onderzoek op routinebasis, zogenaamde prenatale screening. Zulk onderzoek gebeurt al vele jaren via echoscopie. Het gaat er nu om prenatale screening voor Downsyndroom en neurale buisdefecten (de ontwikkelingsstoornis die tot een open rug leidt) aan alle zwangeren aan te bieden middels een bloedonderzoek.
De vraag rijst dan waarom. Tot nu toe werd zogenaamd ‘kansbepalend’ onderzoek naar Downsyndroom bij de foetus aangeboden aan alle zwangeren, maar alleen vergoed voor vrouwen die 36 jaar of ouder zijn of om andere redenen een verhoogd risico hebben op het krijgen van een kind met Down syndroom. Het absolute aantal van kinderen met Down syndroom dat uit jonge moeders geboren wordt is echter aanzienlijk groter dan bij ouderen. Lang niet alle kinderen met Down syndroom (en andere aangeboren afwijkingen) worden voor de geboorte opgespoord. Is dat de reden van deze verandering van beleid?
Heel duidelijk
De Gezondheidsraad zegt in zijn inleiding onder het kopje ‘Ethiek’ dat dergelijk onderzoek moreel gerechtvaardigd kan zijn juist met het oog op de (eerder) genoemde keuze: het kind laten aborteren of aanvaarden. De morele rechtvaardiging wordt dus juist in de mogelijkheid van de keuze voor abortus gelegd. Dat is voor een christen niet acceptabel. In Evangelium Vitae zegt paus Johannes Paulus II: “Met de autoriteit die Christus heeft overgedragen aan Petrus en zijn Opvolgers, in gemeenschap met de bisschoppen – die bij verschillende gelegenheden abortus hebben veroordeeld en die in voornoemde consultatie, verspreid over de wereld als zij waren, unanieme overeenstemming met deze leer hebben betoond – verklaar ik daarom dat rechtstreekse abortus, dat wil zeggen gewild als doel of als middel, altijd een zwaar zedelijk misdrijf vormt, aangezien het opzettelijk doden van een onschuldig menselijk wezen betekent. Deze leer stoelt op de natuurwet en op het geschreven Woord van God, wordt doorgegeven door de Overlevering van de Kerk en geleerd door het gewone en algemene Leergezag”. (Evangelium.Vitae par. 62)
De paus gebruikt hier een terminologie die de onveranderlijkheid van deze leer benadrukt. Zo worden ook geloofsdogma’s afgekondigd. Er is niets vrijblijvends aan, het is de leer van de Kerk.
1 op 700
Aan ons als samenleving stellen de kinderen met Down syndroom de vraag: “Horen wij er niet bij? Sluiten jullie ons uit?” Dat dit gebeurt – door middel van selectieve abortus – is duidelijk. In ons land is het aantal kinderen dat jaarlijks met Down syndroom geboren wordt thans ca. 250, d.w.z. één op ongeveer 700 levend geborenen. In Frankrijk is dit getal echter 1 op ca. 2000 en in Denemarken ca. 1 op 2500 (in totaal slechts 23!), volgens de bronnen, dankzij een actief opsporingsbeleid in de zwangerschapszorg. Ethici die dit uitsluitingsbeleid voorstaan, rechtvaardigen hun opvatting met het argument dat men de samenleving niet moet belasten met hulpbehoevende mensen en dat men de ouders moet beschermen voor de emotionele, psychische en fysieke belasting die de verzorging van een gehandicapt kind met zich meebrengt. Dat dat kind ook een medemens is, die dezelfde rechten heeft als alle anderen en vanuit christelijk standpunt een extra groot recht op zorg en begeleiding, wordt veronachtzaamd. Laten we ons de woorden van Jezus herinneren: “Wat ge aan een van de geringsten van de mijnen hebt gedaan hebt ge aan Mij gedaan.” (Mat. 25, 40).
Aanvullende discussies over de statistische onderbouwing, de verbeterde detectiemogelijkheid en voorkoming van schade voor het kind zijn overbodig en futiel als niet wordt ingezien dat het motief voor het beleid zoals dat wordt voorgesteld moreel onaanvaardbaar is.
Bemoediging
Twee weken geleden is het zogenaamde Estrela-rapport, waarin o.a. werd voorgesteld om abortus tot een mensenrecht (voor wie?) te verklaren, verworpen door het Europese parlement. We weten dat de behandeling daarvan was omgeven door een internationale actie van gebed van velen, en we mogen de verwerping zien als een verhoring van dat gebed.
Laten we dat als een bemoediging zien.
Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.