Prenatale diagnostiek en foetale therapie in ethisch perspectief

Epiloog
Nederlanders vinden dat mensen van buiten hun waarden en normen moeten respecteren en in de samenleving integreren. Een rechtsstaat die prat gaat op zijn waarden en cultuur zal echter aan alle mensen, gehandicapt of niet, geboren of niet, jong of oud, op de eerste plaats rechtsbescherming moeten bieden. En die rechtsbescherming begint met de bescherming van fundamentele rechten, waaronder dat op leven, ook dat van de ongeboren medemens, ervan uitgaande dat deze een menselijke persoon is met alle rechten van dien. Een rechtsstaat zet alles op alles om gehandicapte mensen en hun ouders de nodige zorg en bijstand te garanderen. Tot die zorg behoort ook de verdere ontwikkeling en verbetering van de prenatale diagnostiek mits deze wat betreft het ongeboren kind een therapeutisch doel dient.

Dit artikel zal in maart 2006 verschijnen in de bundel Onrechtmatig leven? Opstellen naar aanleiding van Baby Kelly”, Martin Buijsen (red.). Valkhof Pers, Nijmegen

Noten
1. Hoge Raad, 18 maart 2005, Leids Universitair Medisch Centrum/ouders minderjarig meisje Kelly; vgl. “Uitspraak Hoge Raad in de zaak Kelly, ” zie: www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Uitspraak+Hoge+Raad+in+de+zaak+Kelly.htm.
2. Ibid., 4.8 en 4.9.
3. Vgl. W.J. Eijk, “Abortus en de ethische status van het embryo,” in: W.J. Eijk, J.P.M. Lelkens (red.),Wat is menswaardige gezond-heidszorg?, Oegstgeest: Colomba, 1994, pp. 73-97.
4. Ulpianus, Digesta, 25,4,1,1: “Partus, antequam edatur, mulieris portio est vel viscerum.”
5. Tertullianus, De Anima, 25,2 (CSEL 20, pp. 340-341).
6. Hippocrates, Du foetus de sept mois, 7, ed. E. Littré, Paris, 1851, tome 7, p. 492.
7. Aristoteles, The generation of animals, ed. et transl. A.L. Peck, Cambridge/London: Harvard University Press/William Heinemann 1979 (The Loeb Classical Library no. 366), I, XIX-XX, 727 a -729 a, pp. 95-111.
8. Aristoteles, De Anima, II, I, 412 a 27 – 412 b 1, and 4-6, in Aristotelis de anima, ed. et transl. Paulus Siwek, Romae: apud sedes Pont. Universitatis Gregorianae 1954, vol II, (Series Philosophica 9), pp. 92/93.
9. De dood van het ongeboren kind als een effect van de operatieve verwijdering van de baarmoeder, indien noodzakelijk tijdens de zwangerschap – bijvoorbeeld vanwege een kwaadaardige aandoening van de uterus bij een zwangere vrouw of bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap – is te verdedigen op basis van het principe van de handeling met dubbel effect. De dood van het ongeboren kind is dan echter geen middel of doel (hoofdwerking of direct effect), maar een neveneffect. Voor de discussie onder katholieke moraaltheologen over abortus provocatus met als doel het leven van de moeder veilig te stellen (abortus op medische indicatie of therapeutische abortus) zie B.M. Ashley, K.D. O’Rourke, Health Care Ethics. A theological analysis, Washington: Georgetown University Press, 1997 (4e ed.). pp. 253-254; K.H. Peschke, Christian Ethics. Moral theology in the light of Vaticanum II, Alcester: C. Goodliffe Neale, 1997 (8e ed.), vol. 2, pp. 325-330.
10. Tertullianus, Apologeticus adversus gentes pro christi-anis, c. IX (PL 1, 371-372): “Nobis vero, homicidio semel interdicto, etiam conceptum utero, dum adhuc sanguis in hominem delibatur, dissolvere non licet. Homicidii festinatio est prohibere nasci; nec refert natam quis eripiat animam, an nascentem disturbet: homo est, et qui est futurus; etiam fructus omnis iam in semine est.”
11. J.F. Donceel, “Immediate animation and delayed hominization,” Theological Studies 31 (1970), pp. 76-105.
12. H.Tristram Engelhardt, “Viability and the use of the fetus,” in Abortion and the status of the fetus, ed. W.B. Bondeson, H.Tristram Engelhardt, et al., Dordrecht: D.Rei-del, 1983 (Philosophy and Medicine, vol. 13), pp. 184-191; H. Tris-tram Engelhardt, The Foundations of Bioethics, New York/-Ox-ford: Oxford University Press, 1996 (2a ed.), pp. 135-140.
13. A. Serra, R. Colombo, “Identità e statuto dell’embrione umano: il contributo della biologia,” in: J. Carasco de Paula, R. Colombo. M. Cozzoli, L. Eusebi, J. Lafitte, S. Leone, R. Lucas Lucas, L. Melina, L. Palazzani, A. Pessina, A. Serra, E. Sgreccia (Taske-Force della Pontificia Accademia per la Vita), Identità e statuto dell’embrione umano, Città del Vaticano: Libreria Editrice Vaticana, 1998, pp. 143-146.
14. J. Vanier, Toute personne est une histoire sacr ée, Paris: Plon, 1994.
15. “Wet van 20 juni 2002, houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo’s (Embryo-wet),” Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden(2002), nr. 338.
16. Memorie van toelichting, Tweede Kamer 2000-2001, 27 423, nr. 3, p. 36.
17. Ibid., p. 43.
18. Ibid.
19. Zie voor een overzicht van de actuele staat van de prenatale diagnostiek S. Kumar, A. O’Brien, “Recent developments in fetal medicine,” British Medical Journal 328 (2004), pp. 1002-1006.
20. A. Tabor, J. Philip, M. Madsen, J. Bang, E.B. Obel, B. Nørgaard-Pederson, “Randomised controlled trial of genetic amniocentesis in 4606 low-risk women, ” The Lancet (1986)I, pp. 1287-1293.
21. K. Nicolaides, M. de Lourdes Brizot, “Comparison of chorionic villus sampling and amniocentesis for fetal karyotyping and amniocentesis at 10-13 week’s gestation,” The Lancet 344 (1994), pp. 435-439; vgl. S. Smidt-Jensen, M. Permin, J. Philip, “Randomised comparison of amniocentesis and transabdominal and transcervical chorionic villus sampling, The Lancet 340 (1992), pp. 1237-1244: in dit onderzoek bleek de transcervicale afname van materiaal bij de vlokkentest in een hoger pecentage tot spontane abortus te leiden dan de transabdominale afname.
22. K. Sundberg, J. Bang, S. Smidt-Jensen, V. Brocks, C. Lundsteen, J. Parner, N. Keiding, J. Philip, “Randomised study of risk of fetal loss related to early amniocentesis versus chorionic villus sampling,” The Lancet 350 (1997), pp. 697-703.
23. Ibid.
24. M.-V. Senat, J. Deprest, M. Boulvain, A. Paupe, N. Winer, Y. Ville, “Endoscopic laser surgery versus serial amnioreduction for severe twin-to-twin transfusion syndrome,” The New England Journal of Medicine 351 (2004), pp. 136-144.
25. J.P. Bruner, N. Tulipan, R.L. Paschall, F.H. Boehm, W.F. Walsh, S.R. Silva, M. Hernanz-Schulman, L.H. Lowe, G.W. Reed, “Fetal surgery for myeolomeningocele and the incidence of shunt-dependent hydrocephalus,” The Journal of the American Medical Association 282 (1999), pp. 1819-1825.
26. M.R. Harrison, M.S. Golbus, R.A. Filly, D.K. Nakayama, P.W. Callen, A.A. de Lorimier, H. Hricak, “Management of the fetus with congenital hydronephrosis,” Journal of Pediatric Surgery 17 (1982), pp. 728-742.
27. R.A. Quintero, Y. Homsy, P.W. Bornick, M. Allen, P.K. Johnson, “In-utero treatment of fetal bladderoutlet obstruction by a uterocele,” The Lancet 357 (2001), pp. 1947-1948.
28. A. Welsh, S. Agarwal, S. Kumar, R.P. Smith, N.M. Fisk, “Fetal cystoscopy in the management of fetal obstructive uropathy; experience in a single European centre,” Prenatal Diagnosis 23 (2003), pp. 1033-1041.
29. M.R. Harrison, N. Scott Adzick, M.T. Longaker, J.D. Goldberg, M.A. Rosen, R.A. Filly, M.I. Evans, M.S. Golbus, “Successful repair in utero of a fetal diaphragmatic hernia after removal of herniated viscera from the left thorax,” The New England Journal of Medicine 282 (1990), pp. 1582-1584; M.R. Harrison, R.L. Keller, S.B. Hawgood, J.A. Kitterman, P.L. Sandberg, D.L. Farmer, H. Lee, R.A. Filly, J.A. Farrell, G.T. Albanese, “A randomized trial of fetal endoscopic tracheal occlusion for severe fetal congenital diaphragmatic hernia,” The New England Journal of Medicine 349 (2003), pp. 1916-1924.
30. Th. Kohl, G. Sharland, L.D. Allan, U. Gembruch, R. Chaoui, L.M. Lopes, P. Zielinsky, J. Huhta, N.H. Silverman, “World experience of percutaneous ultrasound-guided balloon valvuloplasty in human fetuses with severe aortic valve obstruction,” The American Journal of Cardiology 85 (2000), pp. 1230-1233.

Overgenomen met toestemming van Pro Vita Humana.

image_pdfimage_print