Schönborn: waarom verwerpt de Kerk darwinistische evolutietheorie?

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 26 februari 2015

Kardinaal Schönborn trok in 2005 wereldwijd de aandacht met een opiniebijdrage in The New York Times waarin hij korte metten maakte met het neodarwinisme.

“Voor de katholieke Kerk kan een doelloos evolutionair proces – dat zich buiten de grenzen van de goddelijke voorzienigheid afspeelt – eenvoudigweg niet bestaan”, aldus de kardinaal. Tegelijk maakt hij een einde aan het hardnekkige fabeltje dat paus Johannes Paulus II wel akkoord zou zijn gegaan met darwinistisch geïnspireerde evolutietheorie. Sindsdien worden bezwaren, zoals Schönborn in 2005 al naar voren bracht, ook door steeds meer atheïstische denkers gedeeld, zoals Thomas Nagel.

Briljante analyse
Vermoed wordt dat de Weense kardinaal zijn opiniebijdrage schreef in afstemming met paus Benedictus XVI. Uiteraard werd Schönborn destijds onder vuur genomen vanuit het establishment. “Hij werd overspoeld met kritiek en deed een Cees Dekkertje”, schreven we daarover in een commentaar. Dat blijkt genuanceerder te liggen: in het voorwoord bij de Engelse vertaling (2009) van de rigoureuze filosofische kritiek die de thomist Étienne Gilson in een boek uit 1970 op het darwinisme leverde met From Aristotle to Darwin and Back Again, bouwt Schönborn zijn positie verder uit, onder andere met een briljante analyse van de wetenschapsgeschiedenis. Hieraan besteden we aandacht in het Katholiek Nieuwsblad van 27 februari.

‘Razende snelheid’
Schönborn laat zien hoe Darwins theorie haar succes en brede acceptatie dankt aan de inpasbaarheid in de wetenschappelijke methode, zoals die vooral dankzij Sir Isaac Newton (voor wie intelligent ontwerp overigens vanzelfsprekend was) vorm had gekregen: het denken in deeltjes en ‘wetten’. Dit gaf aanleiding tot de geboorte van een nieuwe ideologische tweeling, aldus Schönborn: mechanicisme en sciëntisme: de claim dat alléén de wetenschap in staat is ware uitspraken over de werkelijkheid te doen. “Dit feit alleen helpt de razende snelheid te verklaren waarmee het evolutionisme in welke vorm dan ook alle bezwaren van tafel veegde en binnen enkele decennia na de publicatie van The Origin of Species (1859) heersend werd in de biologische wetenschap, wat het tot op heden blijft”, aldus Schönborn.

Op doel gericht
Maar kun je een succesvolle methode ter ontraadseling van de natuurkundige werkelijkheid wel zomaar overbrengen naar de biologische? Je kunt een atoom ontleden in ‘onderdelen’ en leren begrijpen hoe die op elkaar inwerken en onder invloed van natuurwetten een functionele eenheid vormen, maar kun je op dezelfde manier ook tot een geldig en ‘waar’ begrip komen van doelgerichte levensvormen? Dat is de vraag die Schönborn, in het spoor van Gilson, behandelt. (Neo)darwinistische evolutietheorie, ook al ontkent zij dat of wil zij zich daar geen rekenschap van geven, vertrekt vanuit het gegeven dat leven op een doel gericht is. Het evolutiedebat is fundamenteel, want “het zichtbare deel van een intellectuele ijsberg”. De onderliggende kwesties zijn echter “uiteindelijk veel groter en belangrijker”, aldus Schönborn, en kunnen ons helpen “de intellectuele cultuur” te begrijpen waaruit de moderniteit is ontstaan.

image_pdfimage_print