Twijfels bij vrouwen vaak niet onderkend

Katholiek Nieuwsbladdoor Henk Rijkers
Katholiek Nieuwsblad, 18 november 2005

Premier Balkenende kondigde het aan op Prinsjesdag 2003. Nu is die er pas: de evaluatie van de abortuswet. De strekking is dat de abortuswet voldoet, alleen de bedenktermijn hindert veel hulpverleners. Zoals zo vaak zit het venijn in de details.

Een merkwaardige samenloop: in dezelfde week waarin de Europese Commissie aankondigt dat zij de bedenktijd voor krediet tot 50.000 euro wil uitbreiden tot twee weken, is in Nederland de vaste bedenktijd van vijf dagen voor het doden van ongeboren menselijk leven onder vuur komen te liggen. Een dergelijke bedenktijd zou “paternalistisch” zijn. Dat zei althans de feministische activiste en gynaecologe Gunilla Kleiverda in discussie met schrijfster Vonne van der Meer (VBOK) in het programma Buitenhof. Die discussie vond plaats daags voor de presentatie van het lang verwachte evaluatierapport over de Wet afbreking Zwangerschap (WAZ) aan staatssecretaris Clémence Ross (Volksgezondheid). De samenstellers van dat rapport, onderzoekers van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam voor het instituut ZonMw, brengen een meer technisch argument in stelling. Bij de invoering van de abortuswet in 1984 was het nog niet mogelijk in de eerste zestien dagen een zwangerschap met zekerheid vast te stellen. Om die reden is destijds de ‘overtijdbehandeling’ buiten het bereik van de wet gehouden. Nu is het vaststellen van zwangerschap in zo’n vroege fase wel mogelijk. Daarom ligt het voor de hand die nu onder het bereik van de WAZ te brengen.

Strafbaarheid
Maar als dat zou gebeuren, ligt het volgens de onderzoekers ook voor de hand de bedenktijd te “flexibiliseren”. Vijf dagen lijkt immers een lange tijd afgezet tegen de zestien dagen ‘over tijd’. Temeer, aldus de onderzoekers, daar in het algemeen twee op de vijf vrouwen de termijn “hinderlijk” vindt. Hij wordt dan ook nogal eens niet nageleefd. Tegenover die minderheid staat echter een grote meerderheid van vrouwen (80 procent) die juist een langere bedenktijd neemt. Toch stellen de onderzoekers, bij monde van voorzitter prof. Sjef Gevers, dat de bedenktijd “geen doel op zich mag zijn”. Interessant is dat de bezwaren tegen de bedenktermijn vooral blijken te leven bij de hulpverleners, en dan weer veel meer bij abortusklinieken dan bij ziekenhuizen. Het rapport maakt ook melding van internationale documenten die een dergelijke vaste bedenktijd voor abortus zouden afkeuren. In ieder geval bepleiten de onderzoekers de afschaffing van de strafbaarheidstelling voor instelling en arts, wanneer de bedenktijd niet in acht is genomen. Van deze sanctionering is overigens nog nooit gebruik gemaakt.

Psychologische schade
De algehele teneur is dat de abortuswet volgens de samenstellers van het rapport goed werkt en nageleefd wordt. De wet moest in 1984 twee tegenstrijdige doelen dienen: enerzijds bescherming bieden aan het ongeboren leven en anderzijds de mogelijkheid openen voor vrouwen en artsen om onder voorwaarden ongestraft abortus te plegen. Volgens de commissie krijgt het ongeboren leven bescherming dankzij de wettelijke regelgeving die goed in acht genomen zou worden. Aan de andere kant maakt de wet ‘hulp bij abortus’ voor vrouwen beschikbaar. Voor abortus na dertien weken hebben ziekenhuizen en klinieken een speciale vergunning nodig. Na dertien weken geeft een abortus grotere kans op psychologische schade en neemt ook de kans op medische complicaties aanzienlijk toe. Daarom wil de commissie deze grens vooralsnog handhaven.

Levensvatbaarheid
De onderzoekers vinden dat het verstrekken van de zogenaamde abortuspil voorbehouden moet blijven aan klinieken en ziekenhuizen. Zouden huisartsen deze pil gaan voorschrijven dan verdwijnt het zicht op de abortushulpverlening. Daarnaast dreigt het gevaar dat de abortuspil on line kan worden besteld. Om die reden adviseren de onderzoekers om ook in de toekomst abortushulp laagdrempelig te houden.

Zij zien geen reden om te tornen aan de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken, die op dit moment als de uiterste grens geldt voor wettige abortus. De afgelopen weken stelden specialisten voor die grens te verlagen, omdat door het voortschrijden van de techniek er ook eerder sprake is van levensvatbaarheid. De commissie ziet dit echter niet als voldoende reden om de grens voor abortus terug te brengen.

Het onderzoek stelt dat de kwaliteit van de gesprekken tussen vrouw en hulpverlener beter kan. Twijfels bij de vrouw worden vaak niet onderkend. Vrouwen van buitenlandse herkomst hebben meer twijfels maar laten die minder merken. Als reden voor abortus worden de financiën het meest genoemd, gevolgd door “compleet gezin” en “geen energie”.

Staatssecretaris Ross verwacht dat het kabinet volgend jaar maart met een standpunt over de aanbevelingen van het rapport zal komen.

ABORTUSCIJFER STIJGT – –
Het abortuscijfer in Nederland ligt met 8,7 per duizend vrouwen in de categorie van 14 tot 44 jaar hoger dan in de buurlanden België en Duitsland waar het resp. op 7,9 en 7,6 ligt. Bovendien is er de laatste jaren een stijgende trend waarneembaar. Het is echter nog lang niet zo hoog als in Engeland (16,6), Zweden (20) en de VS (21). De helft van de vrouwen die in Nederland abortus laten uitvoeren is van buitenlandse herkomst. Surinaamse (33,1) en Antilliaanse vrouwen (44,1) besluiten acht maal zo vaak tot abortus als autochtone vrouwen. Lager ligt het abortuscijfer voor Turkse (12,2) en Marokkaanse vrouwen (18,5). Voor asielzoeksters ligt het abortuscijfer met 60 per duizend vrouwen zeer hoog.

Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.

image_pdfimage_print