Voor de XVIIIe Werelddag voor de Zieken (2010)

Paus Benedictus XVI22 november 2009
Paus Benedictus XVI

Dierbare broeders en zusters,
Op 11 februari aanstaande, op de liturgische gedachtenis van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, zal in de basiliek van het Vaticaan de XVIIIe Wereldziekendag gevierd worden. Het gelukkig samenvallen met de 25e verjaardag van de oprichting van de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg is een bijkomende reden om God te danken voor de weg die tot hiertoe op het vlak van de gezondheidszorg werd afgelegd. Ik verlang van ganser harte dat deze verjaardag de gelegenheid is voor een edelmoediger apostolische geestdrift voor zieken en hun verzorgers.

Met de jaarlijkse Wereldziekendag wil de Kerk de internationale gemeenschap ruimschoots sensibiliseren voor het belang van de pastoraal in de wereld van het gezondheidswezen, een dienst die integraal deel uitmaakt van haar zending, daar zij het spoor volgt van Christus’ verlossende zending. Hij, de Goddelijke Geneesheer, “ging weldoende rond en genas allen, die onder de dwingelandij van de duivel stonden” (Hand. 10, 38). In het mysterie van Zijn lijden, dood en verrijzenis put het menselijk lijden zin en volheid aan licht. In zijn apostolische brief “Salvifici doloris”, schrijft de Dienaars Gods Johannes Paulus II hierover deze verhelderende woorden: “Het lijden van de mens heeft in het lijden van Christus zijn hoogtepunt bereikt. En tegelijk heeft het een totaal nieuwe dimensie bekleed en is het een nieuwe ordening binnengetreden: het werd aan de liefde verbonden, (…) aan de liefde die het goede voortbrengt, door het goede uit het kwade te halen door middel van het lijden, zoals het hoogste goed van de Verlossing van de wereld gehaald werd uit het kruis van Christus en daar voortdurend zijn uitgangspunt in vindt. Het kruis van Christus is een bron geworden waaruit stromen vloeien van levend water”. (1)

De Heer Jezus heeft zich op het laatste avondmaal, vooraleer naar de Vader terug te keren, neergebogen om de voeten van de apostelen te wassen waardoor Hij de hoogste daad van liefde op het kruis anticipeerde. Door dit gebaar heeft Hij Zijn leerlingen uitgenodigd in te treden in de logica van Zijn liefde die zich in het bijzonder geeft aan de kleinsten en armen.(2) Iedere christen is geroepen Zijn voorbeeld na te volgen door in verschillende en steeds nieuwe contexten de parabel te herbeleven van de Goede Samaritaan, die voorbij een man kwam die door rovers half dood langs de weg was achtergelaten, “hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee denariën te voorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden” (Lc. 10, 33-35).

Tot besluit van de parabel, zegt Jezus: “Ga dan en doet gij evenzo” (Lc. 10, 37). Met die woorden richt Hij zich ook tot ons. Hij roept ons op ons te buigen over de wonden van het lichaam en van de geest van zoveel broeders en zusters die wij langs de wegen van de wereld ontmoeten; Hij helpt ons begrijpen dat de ervaring van ziekte en lijden door Gods genade die in het leven van elke dag ontvangen en beleefd wordt, een school van hoop kan worden. Zoals ik schreef in de encycliek “Spe Salvi – In hoop zijn wij gered”, “het is niet door het lijden te ontwijken, voor pijn te vluchten dat de mens geneest maar door de bekwaamheid om beproevingen te aanvaarden en erdoor te groeien, er een zin in te vinden door zich met Christus te verenigen die geleden heeft met een eindeloze liefde”. (3)

Reeds het Tweede Vaticaans Concilie herinnerde aan de belangrijke plicht van de Kerk om zorg te dragen voor het menselijk leed. Wij lezen in de dogmatische constitutie “Lumen Gentium”: “Christus werd door de Vader gezonden ‘om aan de armen de blijde boodschap te brengen, … de verdrukte harten te genezen’ (Lc. 4, 18), ‘om te zoeken en te redden wat verloren was’ (Lc. 19, 10): evenzo omringt de Kerk met liefde al degenen die door menselijke zwakheid getroffen zijn; meer nog, in de armen en lijdenden erkent zij het evenbeeld van haar arme en lijdende Stichter, zij spant zich in om hun ellende te lenigen en Christus zelf is het die zij in hen wil dienen”. (4) Dit humanitair en spiritueel optreden van de kerkgemeenschap voor zieken en lijdenden heeft zich in de loop der eeuwen geuit in vormen en velerlei sanitaire structuren, ook van institutionele aard. Ik zou hier willen herinneren aan degene die rechtstreeks door de bisdommen bestuurd worden en degene die ontstaan zijn door de edelmoedigheid van verschillende religieuze instituten. Het gaat om een kostbaar “patrimonium” dat beantwoordt aan het feit dat “de liefde ook behoefte heeft aan organisatie als voorwaarde voor geordend, gemeenschappelijk dienen”. (5) De oprichting van de Pauselijke Raad voor het Pastoraat in de Gezondheidszorg, vijfentwintig jaar geleden, staat in deze inzet van de Kerk voor de wereld van het gezondheidswezen. En ik houd eraan ook te zeggen dat men op het huidige historische en culturele ogenblik nog meer de vereiste voelt van de zorgzame en ruime aanwezigheid van de Kerk bij de zieken, evenals haar aanwezigheid in de samenleving om op een doeltreffende manier de waarden van het Evangelie over te brengen om het menselijk leven in al zijn fases, vanaf de bevruchting tot aan zijn natuurlijk einde, te beschermen.

Ik zou hier de “Boodschap aan de armen, de zieken en allen die lijden” willen hernemen, die de concilievaders op het einde van het Tweede Vaticaans Concilie tot de wereld hebben gericht: “U allen die het gewicht van het kruis zwaarder voelt, u die weent, u de onbekenden die pijn lijdt, vat moed: u bent de uitverkorenen van het Rijk Gods, het rijk van de hoop, van het geluk en het leven; u bent de broeders van de lijdende Christus en als u wil, redt u met Hem de wereld.” (6) Ik dank uit heel mijn hart alle mensen die iedere dag “ten dienste staan van zieken en lijdenden” en ervoor zorgen dat “het apostolaat van Gods barmhartigheid dat zij beoefenen, steeds beter beantwoordt aan de nieuwe vereisten”. (7)

In dit priesterjaar gaat mijn gedachte bijzonder naar u, dierbare priesters, “bedienaars van de zieken”, die een teken en instrument bent van Christus’ medelijden dat elke mens moet bereiken die door lijden getekend is. Ik nodig u uit, dierbare priesters, u niet te sparen om hen zorg en troost te brengen. Tijd die doorgebracht wordt bij iemand die beproefd wordt, blijkt vruchtbaar te zijn aan genade voor alle andere dimensies van de pastoraal. Ik richt mij tenslotte tot u, dierbare zieken en vraag u te bidden en uw lijden op te dragen voor de priesters opdat zij trouw zouden blijven aan hun roeping en hun ambt rijk zou zijn aan geestelijke vruchten, ten bate van de hele Kerk.

Met deze gevoelens smeek ik over de zieken en allen die hen bijstaan, de moederlijke bescherming af van Maria, “Salus Infirmorum” (“Heil van de zieken”), en geef u allen van ganser harte mijn Apostolische Zegen.

Vaticaan, 22 november 2009, hoogfeest van Christus, Koning van het Heelal

Noten
1. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 18.
2. Vgl. Joh. 13, 12-17.
3. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Over de Christelijke hoop, Spe Salvi – In hoop zijn wij gered (30 nov 2007), 37.
4. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8.
5. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 20.
6. 2e Vaticaans Concilie, Overig document, Boodschap aan de armen, de zieken en allen die lijden (7 dec 1965).
7. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Over de hervorming van de Romeinse Curie, Pastor Bonus (28 juni 1988), 152.

image_pdfimage_print