Waarom evolutietheorie zichzelf om zeep helpt

Katholiek NieuwsbladKatholiek Nieuwsblad, 9 maart 2015
door Henk Rijkers

Intellectuele zindelijkheid eist dat je je bij een theorie, filosofie of wereldbeschouwing durft af te vragen: is het logisch consistent?

Hoe prestigieus, wetenschappelijk gevierd, of hoe massaal het ook wordt ondersteund, als het tegenstrijdig is kan het niet juist zijn.

Definitie van waarheid
“Een bijzonder dodelijke vorm van tegenstrijdigheid is zelfreferentiële absurditeit”, stelt Nancy Pearcey in haar nieuwe boek Finding Truth. “Dat betekent dat een theorie een definitie van waarheid naar voren brengt, waar die zelf niet aan kan voldoen. Daarmee weerlegt die zichzelf…” Pearcey sluit zich aan bij het argument dat in een andere vorm ook te vinden is in Mind & Cosmos, het controversiële boek van de atheïstische denker Thomas Nagel, dat als ondertitel heeft Why the Materialist Neo-Darwinian Conception of Nature is Almost Certainly False.

Evolutionaire kennisleer
Nancy Pearcey formuleert het zo: de evolutietheorie “stelt dat de menselijke geest een product is van natuurlijke selectie. De implicatie is dat de ideeën in onze geest geselecteerd zijn op hun overlevingswaarde, niet om hun waarheidswaarde. Maar wat als we de theorie op zichzelf toepassen? Dan werd die zelf ook geselecteerd vanwege haar waarde voor overleving, niet voor de waarheid – hetgeen haar eigen claim op waarheid ontzenuwt. Evolutionaire kennisleer brengt zichzelf om.” Of, zoals Pearcey het nog bondiger zegt: “als Darwins theorie waar is, is die niet waar.”

‘Vreselijke twijfel’
Hoe komt het nu dat wetenschappers en hoogopgeleiden zo kritisch staan tegenover godsdienst, terwijl zij de evolutie-idee al anderhalve eeuw zo klakkeloos slikken? Darwin zelf ging hen hierin voor. Er is bijna geen bezwaar tegen de evolutietheorie te bedenken waar hij niet zelf ook al aan heeft gedacht. Bovenstaande bezwaren bezorgden hem naar naar eigen zeggen “vreselijke twijfel”. Ook dacht de Britse natuuronderzoeker na over de mogelijkheid van een ontwerp, dat voortgekomen zou zijn “uit een Eerste Oorzaak met een intelligente geest die tot op zekere hoogte analoog is met die van de mens”.

‘Sceptische selectiviteit’
Maar onmiddellijk sloeg dan bij Darwin de scepsis toe: “Maar dan rijst de twijfel – kan de menselijke geest die zich ontwikkeld heeft, naar ik vast geloof, uit een geest zo laag als het laagste dier bezit, wel vertrouwd worden als die zulke grote conclusies trekt?” Darwin liet echter na diezelfde scepsis op zijn eigen theorie – waarvan de conclusies ook niet zo bescheiden zijn – toe te passen. Pearcey spreekt hier van een “sceptische selectiviteit”, die hij op zijn volgelingen heeft overgedragen.

Stilzwijgend ontheffing
Wie wetenschap bedrijft heeft – gelovig of ongelovig – geen andere keus dan op rationaliteit te vertrouwen, net als iedereen. Een atheïst heeft daar alleen geen filosofische basis voor. De intelligibiliteit van het heelal is voor hem een bruut en onverklaarbaar feit. Voor wie gelooft in een rationele Schepper past het echter in het wereldbeeld. De atheïst en darwinist geeft zich hiervan geen rekenschap. Hij heeft zijn eigen wereldbeschouwing stilzwijgend ontheffing verleend van kritische toetsing.

Overgenomen met toestemming van Katholiek Nieuwsblad.

image_pdfimage_print