Waarom Humanae vitae faalde

TertioMoralisme met macht opgelegd
Tertio, 5 augustus 2008
door Jan Jans

Een kwarteeuw ervaring in onderwijs en gesprekken met collega’s van diverse christelijke pluimage leerden de Tilburgse moraaltheoloog Jan Jans dat zowat iedereen wel een stevige mening heeft over Humanae vitae maar dat zowat niemand de tekst ook echt heeft gelezen. Daarom nodigt hij iedereen uit bij het veertigjarige bestaan de tekst zelf ter hand te nemen zodat een debat over de inhoud van de encycliek mogelijk wordt.

Onder de titel ’Moralisme met macht opgelegd’ geeft moraaltheoloog Jans zijn visie in het woensdag verschenen nummer van het Vlaams christelijk weekblad Tertio .

“Sinds 1983 is het in de katholieke kerk een gewoonte geworden om elke vijf jaar rond deze tijd de encycliek Humanae vitae (gedateerd 25 juli 1968) met enige ophef te memoreren. Centraal daarbij staat de met steeds meer nadruk herhaalde boodschap dat paus Paulus VI daar een profetische moraal formuleerde die tot grote schade en schande door de wereld – inclusief al te veel katholieke echtparen – niet begrepen en niet gevolgd werd. Als katholiek moraaltheoloog wil ik enige kennis aanbieden waardoor begrijpelijk wordt waarom de ‘self fulfilling prophecy’ (Zie HV nr. 18) dat die encycliek miskend zou worden, veertig jaar later schijnbaar is uitgekomen.

Wat bij (her)lezing van de encycliek Humanae vitae meteen opvalt, is dat het centrale thema niet anticonceptie is maar verantwoord ouderschap. Echter, in de uitwerking van dat thema ligt de eerste reden waarom Humanae vitae faalde. De encycliek begint als volgt: “De zeer zware verplichting om het menselijk leven over te dragen, die de echtgenoten tot vrije en verantwoordelijke medewerkers van de goddelijke Schepper maakt, is voor hen steeds een bron van grote vreugde geweest, ook al bracht zij soms heel wat moeilijkheden en verdriet mee.”

Dat ligt helemaal in de lijn van de wijze waarop Vaticanum II in 1965 de waardigheid van de menselijke persoon definieerde als de roeping tot verantwoordelijke vrijheid. Helaas wordt dat uitgangspunt niet doorgezet, maar krijgen we integendeel een voorbeeld van moralisme. Moralisme betekent dat mensen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid door middel van de plicht tot het vormen van hun geweten maar die gewetensvorming krijgt een zodanige invulling dat hun eigen verantwoordelijke vrijheid tot nul wordt gereduceerd. Dat is wat Humanae vitae doet, en wel in het argument dat de leer moet ondersteunen dat elke geslachtsgemeenschap open moet blijven voor het doorgeven van het leven.

Eenwording en voortplanting
“Deze leer, die door het kerkelijk leergezag herhaaldelijk is uiteengezet, berust op de onverbrekelijke band, die God heeft vastgesteld en die de mens niet uit eigen beweging kan (in het Latijn staat er letterlijk ‘mag’, ‘non licet’, nvdr.) breken, tussen de beide betekenissen die in de huwelijksdaad liggen besloten: een-wording en voortplanting.” De reductie van het geweten ligt in de claim dat daar een goddelijke ordening voorligt die bestaat uit de onverbrekelijke band tussen die twee betekenissen. Daar is dus geen gewetensvorming meer aan de orde, maar gehoorzaamheid eigen aan dienaren. Bij de geciteerde zin staat helemaal geen voetnoot. De reden is eenvoudig: die onverbrekelijke band die God zou hebben vastgesteld tussen de twee betekenissen van de huwelijksdaad is nergens in de Bijbel of de traditie te vinden en kan derhalve niet worden gedocumenteerd. Met dit argument, dat dient om contraceptie te beoordelen als op zichzelf onbetamelijk (het Latijn zegt ‘inhonestum’, niet ‘malum’), introduceert Humanae vitae dus een echte nieuwheid. Het is werkelijk een vondst (en de auteurs moeten dat ook beseft hebben): een goddelijke doctrine van twee betekenissen die niet door de mens uit eigen beweging mogen ontkoppeld worden, terwijl tegelijk niet verboden wordt geslachtsgemeenschap te hebben in de periode dat de vrouw om biologische redenen onvruchtbaar is. Waarom niet? Wel, bij zo’n periodieke geslachtsgemeenschap is de ontkoppeling van de twee betekenissen niet het gevolg van een act van de gehuwden maar van de manier waarop de Schepper in zijn wijsheid de natuurlijke wetten en perioden van de vruchtbaarheid heeft vastgesteld – en het is dan ook niet verboden om van die goddelijke natuurlijke ordening gebruik te maken.

Argumentatie of machtswoord
Hoe zit het met de draagkracht van die argumentatie in Humanae vitae? In nummer 28 richt Paulus VI zich tot de priesters als volgt: “In de uitoefening van uw ambt zult u de eersten zijn om het voorbeeld te geven van de eerlijke gehoorzaamheid die men zowel innerlijk als uiterlijk aan het kerkelijk leergezag verschuldigd is. U weet immers, dat het niet zozeer de bewijsvoering is die u tot deze gehoorzaamheid verplicht als wel het licht van de heilige Geest, dat de herders van de kerk bij de uitleg van de waarheid op een bijzondere wijze bijstaat.”

Nu kunt u denken dat met dit machtswoord de zaak rond is en dat Humanae vitae thuishoort in de povere moralistische traditie van kerkelijk positivisme: een norm verplicht door de kerkelijke autoriteit die de norm uitvaardigt: punt, uit. Toch is er meer aan de hand, en wel met de heilige Geest. Toen in de zomer van 1966 de overgrote meerderheid van de pauselijke commissie voor de studie van het bevolkingsvraagstuk een verandering van de leer over middelen tot verantwoord ouderschap voorstelde, tekenden vier leden verzet aan.

Zij gebruikten daarvoor het volgende theologische argument: Pius XI had in 1930 met de encycliek Casti connubii op absolute wijze stelling genomen tegen de dwaling van de anglicaanse Lambethconferentie die in het kader van verantwoord ouderschap een opening maakte naar een mogelijk gebruik van middelen om conceptie te voorkomen. Welnu: indien de rooms-katholieke kerk een verandering in haar leer zou toelaten, zou dit betekenen dat het Pius XI in zijn standpunt en veroordeling ontbroken had aan de bijstand van de heilige Geest en dat de Lambethconferentie het wel bij het rechte eind had. Dat was volgens die vier radicaal en letterlijk ondenkbaar, en daarom kàn de katholieke kerk haar morele veroordeling van contraceptie niet en nooit veranderen.

De overige leden waren van die pneumatologische eenkennigheid niet onder de indruk en stuurden hun aanbevelingen voor verandering naar Paulus VI. Wie de geschiedenis kent, ziet meteen dat Paulus VI uiteindelijk de positie van die vier leden volgde en de aanbevelingen van de andere leden (leken, priesters, theologen, bisschoppen, kardinalen) – inclusief de ervaring van de gehuwde ouders die lid waren van de commissie – naast zich neerlegde.

Dat is de tweede oorzaak waarom Humanae vitae faalde: tegenover doordachte deskundigheid in combinatie met kritische ervaring van betrokkenen – precies de reden waarom een jaar eerder de encycliek Populorum progressio zo’n positieve impact had – werd nu een autoritair theologisch machtswoord geplaatst. Echter, precies volgens de katholieke moraaltraditie zijn machtswoorden en moralisme ten gronde onverenigbaar met de roeping tot verantwoordelijke vrijheid en de opdracht het eigen gevormde geweten te volgen. Het ‘profetische’ van Humanae vitae ligt daarom in de tragiek dat voor huwelijks- en seksualiteitsethiek het leergezag zichzelf buiten die gewetensvorming plaatste.

Lees de reacties van Jan Peeters en Daniël Maes, o. praem. op dit artikel.

Overgenomen met toestemming van Tertio.

image_pdfimage_print