Abortus in Nederland

De rooms-katholieke Kerk en abortus
De spanning tussen de wettelijke doelstellingen en de praktijk brengt ons bij de leer van de Kerk over abortus. Voor, tijdens en na de legalisering van abortus in vele landen hebben leden van de Kerk, onder wie artsen, priesters, lekenbewegingen en bisschoppenconferenties op diverse wijzen geprotesteerd tegen legalisering. De Congregatie voor de geloofsleer publiceerde in 1974 het document Declaratio de abortu procurato en in 1987 de instructie Donum vitae. Paus Johannes Paulus II presenteerde in 1995 de encycliek Evangelium vitae, waarin het standpunt over abortus uit De abortu procurato wordt bevestigd en waar nodig voorzien van nuancering. Daarbij moet allereerst worden opgemerkt dat het verzet van de Kerk tegen abortus een zeer lange geschiedenis kent: al in de tweede eeuw na Christus vermeldt de Didachè (“Onderwijs van de twaalf apostelen”) dat het niet is toegestaan de foetus te doden door abortus en evenmin een pasgeboren kind te laten sterven (6). In de loop der eeuwen is dit standpunt vele malen herhaald door kerkvaders en pausen.

Het uitgangspunt van de kerkelijke leer is dat het menselijke leven begint bij de conceptie, de bevruchting. Dit is een gegeven waar ook de meeste natuurwetenschappers geen probleem mee hebben. De bevruchte eicel bevat al het genetische materiaal dat voor verdere ontwikkeling nodig is. De chromosomenstructuur is na de bevruchting compleet en is specifiek menselijk qua aantal, vorm en functioneren.

De kennis over embryonale ontwikkeling is in de laatste decennia enorm toegenomen. Dit heeft onmiskenbaar bijgedragen tot meer inzicht in de aard van een abortus, die in Nederland is toegestaan tot 24 weken. Maar wat betekent eigenlijk 24 weken voor een embryo? Vanaf week 3, na de inplanting in de baarmoeder, begint de vorming van het centrale zenuwstelsel, het hart en het maag-darmsysteem. Armen en benen worden zichtbaar vanaf week 5, waarin tevens de vorming van de ogen, lippen en neus begint. Vanaf week 7 heeft het embryo een eigen bloedsomloop en begint het te bewegen en te reageren op zijn omgeving in de baarmoederzak.

Na de 9de week wordt het embryo een foetus genoemd. Op het einde van het eerste trimester (na 12 weken) hebben de meeste organen en weefsels zich gevormd en worden rode bloedcellen geproduceerd in de lever. Het gezicht is welgevormd en de ogen bijna geheel ontwikkeld. In de mannelijke foetus begint de productie van testosteron in de testes. Tussen week 13 en 16 groeit het spierweefsel verder uit en verharden de botten zich. De foetus maakt actieve bewegingen. Rond week 20 begint hij te horen. De geslachtsorganen zijn zichtbaar op de echo.

De instructie Donum vitae (“het geschenk van het leven”) legt uit waarom het menselijke leven vanaf de conceptie absolute beschermwaardigheid verdient en overstijgt daarmee de natuurwetenschappen: “De mens is het enige schepsel op aarde dat God heeft gewild voor zichzelf en de geestelijke ziel van iedere mens wordt rechtstreeks geschapen door God; zijn hele wezen draagt het beeld van de Schepper”? Dit is een inzicht dat men al in het Oude Testament kan terugvinden: “Voordat ik u in de moederschoot vormde, koos ik u uit; voordat ge geboren werd, bestemde ik u voor Mij’ (Jer. 1,5).

Het is om deze reden en tevens vanwege de onschuld van het ongeboren kind dat het menselijke wezen gerespecteerd dient te worden en behandeld als een persoon vanaf het moment van de conceptie, zo stelt de encycliek Evangelium vitae. Dit neemt niet weg dat paus Johannes Paulus II erkent dat voor een vrouw een abortus vaak een pijnlijke beslissing is, ingegeven vanuit een verlangen om andere waarden te beschermen, zoals haar eigen gezondheid of de levensstandaard van de overige gezinsleden. Soms wordt zelfs gevreesd dat het kind in zulke condities zou moeten leven dat het beter zou zijn wanneer het niet geboren werd. Toch kunnen deze redenen, hoe serieus en tragisch ze ook zijn, niet het doden van een onschuldig menselijk wezen rechtvaardigen (8).

Wanneer een ernstig ziek kind ter wereld komt, zou dezelfde norm moeten gelden, waarbij indien mogelijk palliatieve zorg wordt toegepast. Zelfs palliatieve sedatie kan soms aan de orde zijn wanneer de pijnbestrijding niet helpt. In dergelijke gevallen wordt het bewustzijnsniveau van een terminaal zieke baby verlaagd met behulp van medicatie, zodat het kind de pijn niet meer ervaart. Dit kan leiden tot een versnelling van het stervensproces. Soms, wanneer er geen enkele behandeling beschikbaar is of wanneer de behandeling gepaard zou gaan met onaanvaardbare neveneffecten, is er voor artsen en familie geen andere mogelijkheid dan het sterven van het kind te aanvaarden. Palliatieve sedatie is echter niet hetzelfde als actieve levensbeëindiging. Dit laatste wordt door de katholieke leer als onaanvaardbaar beschouwd (9).

image_pdfimage_print