Abortus en pastoraat
Bij verreweg de meeste beslissingen rondom abortus is er geen sprake van de extreme situatie van een terminaal ziek kind. Dit neemt niet weg dat de beslissing om een abortus te laten uitvoeren voor veel vrouwen in moeilijke omstandigheden wordt genomen. Als vluchteling, als tiener, of in de steek gelaten door de partner, voelen velen zich gedwongen tot een dergelijke radicale en onherroepelijke ingreep. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste vrouwen zeggen zich opgelucht en tevreden te voelen na een ingreep. Toch is er ook een groep vrouwen die kampt met (ernstige) psychologische problemen na een abortus, soms zelfs jaren later. Als verschijnselen worden genoemd: depressie, schuldgevoelens, angst, verdriet en spijt, zo blijkt uit onderzoek van het “Prof. dr. G.A. Lindeboominstituut” (10). De onderzoekers doen de aanbeveling dat huisartsen meer informatie verschaffen over gevolgen, risico’s en alternatieven voor abortus en dat eveneens de nazorg meer aandacht krijgt.
Niet alleen de huisarts, de verpleegkundige of maatschappelijk werker van de kliniek kan een rol spelen in het besluitvormingsproces van de vrouw, al dan niet samen met haar partner. Ook de pastor kan worden geraadpleegd, als het gaat om het overwegen van de ethische aspecten, maar ook om te kijken naar concrete alternatieven. We zagen reeds dat dit in de consultatiegesprekken in abortusklinieken en ziekenhuizen vaak niet of niet grondig genoeg gebeurt. Het is daarom onwaarschijnlijk dat in al deze gevallen vrouwen zelf hebben gekeken naar de diverse mogelijkheden van professionele en financiële steun bij de opvoeding, naar ondersteuning door anderen uit de naaste omgeving of naar de mogelijkheid van adoptie. Tijdens een consultatie of in een pastoraal gesprek kunnen deze mogelijkheden verder worden verkend, al dan niet bijgestaan door andere professionals en/ of in aanwezigheid van dierbaren van de vrouw.
In een dergelijk gesprek kan er tevens aandacht zijn voor de positie van de man. Ook hier zijn weer allerlei situaties mogelijk. Uiteraard zijn er gevallen denkbaar waarbij het voor de vrouw moeilijk te aanvaarden zou zijn wanneer de man betrokken wordt bij de besluitvorming, bijvoorbeeld wanneer zij al haar zinnen heeft gezet op een abortus, wanneer de relatie inmiddels is beëindigd of wanneer de verwekker niet de vaste partner is. Helaas zijn er ook vrouwen, zo blijkt opnieuw uit het evaluatieonderzoek, die hun partner niet meedelen dat ze in verwachting zijn. Blijft staan dat beide verwekkers een verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van het ongeboren leven.
Het komt ook voor dat de vrouw de zwangerschap wél wil uitdragen, maar dat de partner dit tracht te voorkomen of dat hij zich aan zijn verantwoordelijkheid wil onttrekken. Als blijkt dat de vrouw onder druk wordt gezet door de partner of de familie en zij dus niet in vrijwilligheid handelt, dan mag een abortus niet plaatsvinden. De vertrouwenspersoon van de kliniek of het ziekenhuis moet in een dergelijk geval doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie. Helaas gebeurt het wel dat vrouwen hun twijfel verborgen houden en de arts meent haar met een abortus ter wille te zijn.
Wanneer de man ontkent de vader te zijn, dan zijn er twee juridische procedures mogelijk: de vaderschapsactie en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (11). In Nederland heeft de vader (verwekker) van het kind de plicht bij te dragen in de kosten van levensonderhoud tot het kind 21 jaar is. Met een vaderschapsactie kan de vrouw bewerkstelligen dat de vader onderhoud of alimentatie gaat betalen. Bij de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt de man niet alleen onderhoudsplichtig, maar kan er tevens een omgangsregeling getroffen worden. De moeder behoudt normaliter wel alleen het gezag over het kind. In beide procedures kan DNA-onderzoek worden ingezet om het vaderschap van de man te bewijzen of te ontkrachten. Met deze methode kan het vaderschap doorgaans met 100% zekerheid worden uitgesloten, dan wel met 99,99% waarschijnlijkheid worden aangetoond (12).
Een pastor kan ook worden geconfronteerd met een vrouw die reeds een abortus heeft ondergaan en naar hem toekomt voor hulp of advies, hetzij in de context van het sacrament van boete en verzoening hetzij in een pastoraal gesprek. Het is hierbij van belang dat de pastor begrip toont voor de emotionele en psychologische kant van het verwerkingsproces, zonder de ware aard van de daad zelf te verdoezelen. Bij ernstige psychologische effecten zal hij moeten doorverwijzen.
In een dergelijk pastoraal gesprek kan een – klassieke – spanning optreden tussen de leer enerzijds en het tonen van empathie voor de persoon anderzijds. De pastorale constitutie Gaudium et spes van het Tweede Vaticaanse Concilie heeft een treffende passage over de morele dimensie van handelingen zoals abortus in relatie tot christelijke naastenliefde: “Deze liefde en welwillendheid moeten ons natuurlijk niet onverschillig maken voor de waarheid en het goede. Meer nog, juist de liefde drijft de leerlingen van Christus ertoe om de heilzame waarheid aan alle mensen bekend te maken. Maar men dient een onderscheid te maken tussen de dwaling, die altijd te verwerpen is, en de dwalende, die steeds de waardigheid van het persoon zijn behoudt, ook wanneer hij zich laat verleiden tot valse of minder juiste religieuze opvattingen. God alleen is de rechter en doorvorser van de harten en daarom verbiedt Hij ons over iemands innerlijke schuld een oordeel te vellen. De leer van Christus verlangt van ons, dat wij ook onrecht en belediging vergeven … ” (l3). Bij de morele beoordeling van de daad dienen ook altijd de omstandigheden en intenties in ogenschouw genomen te worden die tot de handeling hebben geleid, ook al is die daad in zichzelf niet goed te praten.
Conclusie
De omstandigheden in Nederland zijn zodanig, dat de abortuspraktijk steeds verder is gemedicaliseerd. Abortus lijkt haast een normale medische handeling te zijn, ook al is de Waz een onderdeel van het Wetboek van Strafrecht. In andere Europese landen, zoals Italië, waar abortus ook is gelegaliseerd, kan de hulpverlening aan zwangere vrouwen en jonge moeders bogen op een uitgebreid netwerk van opvanghuizen en vrijwilligers, die veelal afkomstig zijn uit de katholieke gemeenschap. Het blijkt dat bij 98% van de Italiaanse vrouwen die na de geboorte van een kind een beroep hebben gedaan op deze hulpverlening, het kind uiteindelijk bij de moeder kan blijven. In Nederland wordt de hulpverlening meer individueel afgestemd door organisaties als de VBOK, de Stichting Ambulante FIOM en Schreeuw om leven. Door de grote culturele diversiteit in Nederland en de veelheid aan instanties en regelingen vallen er mensen tussen de wal en het schip. De regering heeft gelukkig ingezien dat de hulpverlening inderdaad een extra impuls nodig heeft, zo blijkt uit het regeerakkoord. Er is dan ook hoop dat alternatieven voor abortus de komende jaren structureler worden ontwikkeld en dat zo een begin wordt gemaakt met een langverwachte trendbreuk.
Noten
1 J.K.M. Gevers – M.R.M. Visser et al., in opdracht van ZonMw, Evaluatie Wet afbreking zwangerschap, Amsterdam 2005.
2 Ibid, p. 83.
3 Uitgezonden op 11 december 2006.
4 Brief aan de Tweede Kamer met nr. KST109964, d.d. 7 september 2007, p. 14.
5 Cf. noot 1, p. 85.
6 Didachè, 11,2.
7 Donum vitae, nr. 5.
8 Evangelium vitae, n. 58, cf. De abortu procurato, nr. 14.
9 Over dit onderwerp heeft de huidige aartsbisschop Mgr. W.J. Eijk in 2005 een artikel geschreven: Actieve levensbeëindiging van pasgeborenen ethisch onacceptabel, in: RKKerk.nl, 29 juli 2005.
10 T.W. van Laar-Jochemsen et al., Psychische problematiek bij vrouwen na abortus provocatus en de rol van de huisarts, Prof.dr. G.A. Lindeboominstituut, Ede 2006.
11 Meer informatie over beide procedures is te vinden in de brochure van de Stichting Ambulante Fiom, Leuk om jong moeder te zijn? Praktische informatie voor jong zwangeren en jonge moeders, Den Bosch 2005.
12 A. Heida, “Vaderschapsprocedures en DNA-onderzoek”, in: Tijdschrift voor familie- en jeugdrecht, vol. 24, 2002, pp. 122-129.
13 Gaudium et spes, nr. 28.
Ward Biemans (Gilze-Rijen 1971) is jezuïet, in juni 2007 afgestudeerd in de moraaltheologie aan de Gregoriaanse Universiteit in Rome. Zijn afstudeerscriptie is getiteld: Abortion: new ways to bridge the divide? A case study of the abortion praxis in the Netherlands. Hij is momenteel woonachtig te Delft.