Over de eerbied voor het beginnend menselijk leven en de waardigheid van de voortplanting.
Congregatie voor de geloofsleer onder het Pontificaat van Paus Johannes Paulus II
22 februari 1987
Voorwoord
De Congregatie voor de geloofsleer is door verschillende bisschoppenconferenties of afzonderlijke bisschoppen, theologen, medici en wetenschapsmensen benaderd met betrekking tot de overeenstemming met de katholieke moraalbeginselen van de biomedische technieken die het mogelijk maken in te grijpen in het beginstadium van het leven van het menselijk wezen en de processen van de voortplanting zelf. Deze instructie welke het resultaat is van een brede raadpleging en vooral van een zorgvuldige beoordeling van de verklaringen van de episcopaten, heeft niet de bedoeling heel de leer van de kerk over de waardigheid van het beginnend menselijk leven en de voortplanting te herhalen, maar om in het licht van de vroegere leer van het leergezag enkele duidelijke antwoorden te geven op de voornaamste vragen welke hierover zijn gesteld.
De verklaring is als volgt ingedeeld: een inleiding roept de fundamentele antropologische en morele beginselen in herinnering, die nodig zijn voor een juiste beoordeling van de problemen en de uitwerking van de antwoorden op die vragen; het eerste deel zal de eerbied voor het menselijk wezen tot onderwerp hebben vanaf het eerste moment van zijn bestaan; het tweede deel zal de morele vragen behandelen, welke door de ingrepen van de techniek op de menselijke voortplanting worden opgeworpen; in het derde deel zullen enkele richtlijnen worden gegeven over de verhoudingen tussen de morele wet en de burgerlijke wet met betrekking tot de verschuldigde eerbied voor menselijke embryo’s en foetussen ** inzake de rechtmatigheid van de kunstmatige voortplantingstechnieken.
** De termen zygote, pre-embryo, embryo en foetus kunnen in het woordgebruik van de biologie opeenvolgende ontwikkelingsstadia van een menselijk wezen aanduiden. Deze instructie maakt van deze termen een vrij gebruik, terwijl er een gelijke ethische betekenis aan wordt toegekend, om de zichtbare of niet zichtbare vrucht van de menselijke voortplanting aan te duiden vanaf het eerste moment van het bestaan ervan tot de geboorte. De reden daartoe wordt in de tekst verduidelijkt (vgl. I, 1).