Encycliek “Humanae Vitae”

III. Richtlijnen voor de pastoraal
De Kerk, ‘moeder en leermeesteres’
19. Onze woorden zouden de gedachte en zorg van de Kerk, moeder en leermeesteres van alle volkeren, niet volledig weergeven, als zij de mensen, na hen te hebben aangespoord om de goddelijke huwelijkswet te onderhouden en na te leven, geen steun zou geven bij een eerlijke geboortenregeling in de moeilijke levensomstandigheden die in onze tijd op de gezinnen en landen drukken. De Kerk kan jegens de mensen immers geen andere houding aannemen dan haar goddelijke Verlosser: zij kent hun zwakheid, zij heeft medelijden met de menigte, zij neemt de zondaars op; maar zij kan er niet van afzien de wet te onderwijzen die uiteindelijk specifiek is voor een menselijk leven dat tot zijn oorspronkelijke waarheid is teruggebracht en door de Geest van God wordt geleid. (24)

Mogelijkheid om de goddelijke wet na te leven
20. De leer van de Kerk over de geboortenregeling, die niets anders dan de goddelijke wet verkondigt, zal zonder twijfel aan velen niet alleen moeilijk, maar zelfs onmogelijk in praktijk te brengen schijnen. Zeker, zoals alle grote waarden die edel en belangrijk zijn, vergt deze wet van de individuele mens, van het gezin en van de gemeenschap een vast voornemen en veel inspanning. Ja, zij zou niet na te leven zijn, als Gods genade, die de goede wil van de mensen steunt en sterkt, niet te hulp kwam. Maar als men de zaak nauwkeurig overweegt, zal men zeker inzien, dat deze inspanning de mens adelt en de maatschappij ten goede komt.

Zelfbeheersing
21. Een juiste en eerlijke geboortenregeling eist van de echtgenoten op de allereerste plaats, dat zij een diepgaand inzicht in de echte waarden van het leven en van het gezin bezitten en zich een volmaakte zelfbeheersing aanleren. Willen rede en vrije wil de natuurlijke drift bedwingen, dan is ongetwijfeld een ascese nodig om de liefdesuitingen die specifiek zijn voor het huwelijksleven volledig te regelen; dat is met name vereist, wanneer men de periodieke onthouding toepast. Maar verre van de liefde der echtgenoten te schaden, geeft deze zelfbeheersing, graadmeter van de kuisheid, haar juist een grotere menselijke waarde. Zij vraagt zeker een voortdurende krachtsinspanning, maar door haar heilzame werking brengen de echtgenoten zichzelf volledig tot ontplooiing en verrijken zij zich met geestelijke waarden: zij schenkt het huisgezin rijke vruchten van rust en vrede en helpt ook moeilijkheden van andere aard op te lossen; zij bevordert de zorg en attentie van de echtgenoten voor elkaar, helpt hen het egoïsme uit te bannen, dat met echte liefde onverenigbaar is, en brengt hen tot verantwoordelijkheidsgevoel. Zij geeft de ouders tenslotte een dieper en doeltreffender invloed bij de opvoeding van de kinderen, terwijl de jongere en oudere kinderen met het klimmen der jaren de echte menselijke waarden leren waarderen en hun geestelijke en zintuiglijke vermogens kalm en evenwichtig ontwikkelen.

Een klimaat scheppen dat de kuisheid bevordert
22. Wij grijpen de gelegenheid aan om de opvoeders en allen die verantwoordelijkheid dragen voor het algemeen welzijn van de maatschappij op de noodzaak te wijzen om een klimaat te scheppen dat gunstig is voor de kuisheid, dat wil zeggen voor de overwinning van de waarachtige vrijheid op de ongebondenheid door een volkomen eerbiediging van de morele orde.

Alles wat in de moderne communicatiemiddelen de zinnen prikkelt en de zedenverwildering voedsel geeft en evenzo elke vorm van pornografie, elke obscene voorstelling dient openlijk en eenstemmig te worden veroordeeld door al degenen die zorg dragen voor de vooruitgang van de beschaving en voor de bescherming van de hoogste geestelijke waarden. Want het zou verkeerd zijn te proberen deze ontaardingen te rechtvaardigen met artistieke of wetenschappelijke motieven, (25) of met een beroep op de vrijheid die de burgerlijke overheid op dit gebied mogelijk toestaat.

Beroep op de burgerlijke overheid
23. Zo willen wij ons dan wenden tot de regeerders van de landen, omdat voornamelijk zij immers voor het algemeen welzijn verantwoordelijk zijn en zoveel voor de bescherming van de goede zeden vermogen: laat niet toe, dat de zedelijkheid van uw volkeren zich ooit verlaagt; verzet u er absoluut tegen, dat in het gezin, de oercel van de maatschappij, op legale wijze gebruiken ingang kunnen vinden die tegen de natuurlijke en goddelijke wet ingaan. Want het probleem van de bevolkingsgroei kan en moet door de burgerlijke overheid op een andere wijze worden opgelost: namelijk door een vooruitziende gezinspolitiek en een verstandige opvoeding van de volkeren, waarbij de zedenwet en de vrijheid van de burgers zijn gewaarborgd.

Zeker, wij weten heel goed, hoe groot de moeilijkheden zijn waarin de burgerlijke overheden door deze zaak worden gebracht, met name in de ontwikkelingslanden. Wij van onze kant hebben hun gerechtvaardigde zorgen gepeild en daaraan onze encycliek Populorum progressio gewijd.

Maar met onze voorganger Joannes XXIII herhalen wij thans: deze problemen… dienen zo opgelost te worden, dat men geen middelen of methoden toepast die in strijd zijn met de menselijke waardigheid; methoden die alleen een zuiver materialistische opvatting van de mens en het menselijk leven durft voorstellen. Wij zijn van mening, dat deze kwestie alleen kan worden opgelost door een sociaal-economische ontwikkeling die de werkelijke menselijke waarden, zowel van het individu als van de hele gemeenschap, respecteert en bevordert. (26) Zonder een ernstige onrechtvaardigheid te begaan, kan men de goddelijke Voorzienigheid dus niet verantwoordelijk stellen voor wat daarentegen schijnt voort te komen uit een gebrek aan inzicht bij de regeringen, uit een onvoldoende gevoel voor sociale rechtvaardigheid, uit een egoïstische opeenhoping van de rijkdom, of uit een slordige verwaarlozing van het werk en de offers waardoor het volk met al zijn kinderen op een hoger levensniveau zou kunnen worden gebracht. (27) Het is te wensen, dat alle verantwoordelijke overheden met vernieuwde krachten aan het werk gaan – zoals sommigen van hen al op zo’n voortreffelijke wijze doen. En dat de wederzijdse hulpverlening tussen alle leden van de grote mensenfamilie niet mag afnemen: hier ligt naar onze mening een bijna onbegrensd gebied braak voor het werk van de grote internationale organisaties.

Tot de wetenschapsmensen
24. Vervolgens willen wij een bemoedigend woord richten tot de wetenschapsmensen, die een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren tot het welzijn van huwelijk en gezin en tot de gewetensvrede, als zij in team-work de verschillende condities die bevorderlijk zijn voor de eerbare ordening van een menswaardige voortplanting duidelijker trachten te verhelderen. (28) Want – zoals Pius XII dit al eerder heeft gevraagd – het is vóór alles gewenst, dat de medische wetenschap erin slaagt een eerlijke geboortenregeling mogelijk te maken door een voldoende zekere grondslag die op de waarneming van de natuurlijke cycli berust.29 Op die wijze zullen de geleerden, en vooral de katholieke, met de feiten in de hand kunnen aantonen, dat de zaak er precies zo voorstaat als de Kerk leert, namelijk dat er geen echte tegenspraak kan bestaan tussen de goddelijke wetten inzake het doorgeven van het leven en de zorg voor een waarachtige huwelijksliefde. (30)

Tot de christelijke gehuwden
25. Thans richten wij het woord dan in het bijzonder tot onze zonen en dochters en vooral tot hen die God ertoe roept om Hem in het huwelijk te dienen. Want terzelfder tijd als de Kerk de onveranderlijke eisen van de goddelijke wet overlevert, verkondigt zij het heil en opent zij in de sacramenten de wegen van de genade waardoor de mens tot een nieuw schepsel wordt gemaakt dat in liefde en waarachtige vrijheid aan het hemels plan van de Schepper en Verlosser kan beantwoorden en het juk van Christus zacht kan vinden. (31)

De christelijke gehuwden dienen dus bescheiden aan haar stem gevolg te geven en zich te herinneren, dat hun roeping tot christelijk leven, met het doopsel aangevangen, door het sacrament van het huwelijk duidelijker gestalte heeft gekregen en is bevestigd. Want daardoor worden zij vesterkt en als het ware geconsacreerd om hun plichten trouw te vervullen, om hun roeping tot haar volmaaktste vorm te verwerkelijken en om voor de wereld het christelijk getuigenis af te leggen dat hun eigen is. (32) Want de Heer vertrouwt hun de taak toe om de mensen de heiligheid en mildheid te laten zien van de wet die hun wederzijdse liefde verbindt aan hun samenwerking met de liefde van God, de Maker van het menselijk leven.

Wij willen hier overigens geenszins de soms zware moeilijkheden verdoezelen waarop het leven van de christelijke gehuwden stuit: want voor hen, zoals voor ieder van ons, is de poort nauw en de weg, die naar het leven voert, smal. (33) Maar de hoop op dit leven moet hun weg helder verlichten, terwijl zij zich moedig inspannen om bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze tijd, (34) terdege beseffend, dat de wereld die wij zien voorbij gaat. (35)

Laten de gehuwden de hun toegemeten moeiten daarom in vreugde aanvaarden, gesterkt door het geloof zowel als door die hoop die niet wordt teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken; (36) laten zij in aanhoudend gebed de goddelijke hulp afsmeken en laten zij vooral genade en liefde putten uit de eeuwige bron van de eucharistie. Wanneer zij echter nog in de zonde gevangen liggen, laten zij dan niet wanhopen, maar nederig en volhardend hun toevlucht zoeken bij Gods barmhartigheid, die in het boetesacrament overvloedig wordt verleend. Op die wijze zal hun huwelijksleven de volheid kunnen bereiken die de apostel aldus heeft beschreven: Mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad (…). Op dezelfde wijze moeten de mannen hun vrouwen liefhebben als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw bemint, bemint zichzelf. Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; integendeel, hij voedt en koestert het. En zo doet Christus met de Kerk (…). Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de Kerk. Hoe dit ook zij, ieder van u moet zijn vrouw beminnen als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man. (37)

Gezinsapostolaat
26. Onder de vruchten die tot rijping komen, wanneer de goddelijke wet met een edelmoedige wilsinspanning wordt onderhouden, is de meest kostbare wellicht die, dat de echtgenoten niet zelden ook anderen in hun ervaringen willen laten delen. Aldus wordt in het brede gamma van de roeping der leken een nieuwe en zeer belangrijke vorm van apostolaat ingevoegd waarbij mensen van gelijke situatie elkaar te hulp komen: de gehuwden vervullen zelf hun apostolische taak jegens de overige gehuwden, die zij leiding geven. Onder al de vormen van christelijk apostolaat lijkt deze heden ten dage wel een van de meest geschikte. (38)

Tot de artsen en het personeel van de gezondheidszorg
27. Wij hebben eveneens een zeer hoge achting voor het medisch personeel en dat van de gezondheidszorg, die in de uitoefening van hun beroep veeleer trouw proberen te blijven aan de hogere eisen van hun christelijke roeping dan aan welk menselijk belang ook. Laten zij standvastig steeds die oplossingen blijven voorstaan die met het geloof en de rechte rede in overeenstemming zijn en laten zij ernaar streven deze in hun milieu te doen aanvaarden en eerbiedigen. Laten zij het bovendien als een beroepsplicht beschouwen zich de kennis die op dit netelig terrein noodzakelijk is volledig eigen te maken, opdat zij de gehuwden die hun om raad komen vragen een goede voorlichting kunnen geven en de juiste weg kunnen tonen, zoals terecht van hen mag worden verlangd.

Tot de priesters
28. Priesters, geliefde zonen, die door uw gewijd ambt raadgever en geestelijk leidsman bent van de individuele mensen zowel als van de gezinnen, van een groot vertrouwen vervuld richten wij ons thans tot u. Want het is uw eerste taak – wij spreken in het bijzonder tot diegenen onder u die de moraaltheologie onderwijzen – om de leer van de Kerk over het huwelijk volledig en duidelijk uiteen te zetten. In de uitoefening van uw ambt zult u de eersten zijn om het voorbeeld te geven van de eerlijke gehoorzaamheid die men zowel innerlijk als uiterlijk aan het kerkelijk leergezag verschuldigd is. U weet immers, dat het niet zozeer de bewijsvoering is die u tot deze gehoorzaamheid verplicht als wel het licht van de Heilige Geest, dat de herders van de Kerk bij de uitleg van de waarheid op een bijzondere wijze bijstaat.39 En het is u evenmin onbekend, dat het voor de gewetensrust van de mensen en voor de eenheid van het christenvolk van het hoogste belang is, dat op het gebied van geloof en zeden allen aan het leergezag van de Kerk gehoorzamen en een zelfde taal spreken. Daarom maken wij de dringende vermaning van de grote apostel Paulus tot de onze en doen opnieuw uit heel ons hart dit beroep op u: Broeders, bij de naam van onze Heer Jezus Christus bezweer ik u: weest allen eensgezind, laat er geen verdeeldheid onder u zijn; weest volkomen een van zin en een van gevoelen. (40)

29. Waar het evenwel een zeer verheven vorm van liefde jegens de mensen is om in niets afbreuk te doen aan Christus’ heilzame leer, dient dit toch steeds vergezeld te gaan van het geduld en de naastenliefde waarvan de Heer zelf in zijn spreken en handelen met de mensen het voorbeeld heeft gegeven. Niet gekomen om de wereld te veroordelen maar om haar te redden, (41) is Hij onverzoenlijk geweest jegens de zonden, maar geduldig en barmhartig jegens de zondaars.

Laten de gehuwden, door hun moeilijkheden gekweld, in het woord en het hart van de priester daarom steeds de weerklank vinden van de stem en de liefde van onze Verlosser.

Spreekt vol vertrouwen, geliefde zonen, in de overtuiging, dat de Heilige Geest van God, op hetzelfde ogenblik dat Hij het leergezag bijstaat in de uiteenzetting van het rechte geloof, de harten van de gelovigen innerlijk verlicht en hen tot instemming uitnodigt. Toont de gehuwden de noodzakelijke weg van het gebed en bereidt hen erop voor om vaak en met groot geloof tot de sacramenten van de eucharistie en van de boete te naderen en zich nooit door hun zwakheid te laten ontmoedigen.

Tot de bisschoppen
30. Maar thans, aan het slot van deze encycliek, gaat onze aandacht eerbiedig en liefdevol uit naar u, geliefde en eerbiedwaardige broeders in het bisschopsambt, met wie wij van nabij de zorgen voor het geestelijk welzijn van het volk van God delen. Tot u allen richten wij dit dringend verzoek, dat u uw priesters, de medewerkers in het heilig dienstwerk, en uw gelovigen voorgaat bij het ijverig en nooit aflatend werk voor de bescherming van het huwelijk en de verdediging van de heiligheid ervan, opdat het huwelijksleven steeds meer zijn menselijke en christelijke volheid mag bereiken. Beschouwt deze taak als de voornaamste verantwoordelijkheid die u in deze tijd is toevertrouwd.

Want zij vraagt, zoals u maar al te goed weet, een doelbewuste coördinering van de pastoraal op alle gebieden van de menselijke activiteit, op economisch zoals op cultureel en op sociaal terrein: alleen de gelijktijdige vooruitgang op al deze gebieden kan het leven van ouders en kinderen in het gezin niet alleen draaglijker, maar ook gemakkelijker en blijder maken en de menselijke samenleving broederlijker en vredelievender, in volledige trouw aan het plan van God met de wereld.

Laatste oproep
31. Eerbiedwaardige broeders, zeer geliefde zonen en u allen, mensen van goede wil, groot is het werk van opvoeding, vooruitgang en liefde waartoe wij u hierbij oproepen, steunend op de onwankelbare leer van de Kerk, waarvan de opvolger van Petrus samen met zijn broeders in het katholiek bisschopsambt de getrouwe behoeder en tolk is. Inderdaad een groot werk, dat, daarvan zijn wij ten diepste overtuigd, zowel de wereld als de Kerk ten goede komt, omdat de mens het ware geluk, waar hij met heel zijn wezen naar streeft, immers slechts kan vinden, wanneer hij de wetten onderhoudt die door de hoogste God in zijn natuur zijn geschreven en die hij verstandig en liefdevol moet naleven. Over dit geweldige werk, alsmede over u allen en vooral over de gehuwden smeken wij van de allerheiligste en allerbarmhartigste God de overvloed van hemelse genaden af, als onderpand waarvan wij u gaarne onze apostolische zegen verlenen.

Gegeven te Rome, bij de Sint Pieter,
25 juli 1968, op het feest van de heilige apostel Jakobus, in het zesde jaar van ons pontificaat.
Paus Paulus VI

image_pdfimage_print