Tertio-hoofdredacteur leidt boek van euthanasie-arts in
Tertio, 1 december 2009
door Peter Vande Vyvere
Dokter Marc Cosyns, controversieel specialist in levenseindezorg, publiceerde onlangs het boek Bevroren beeld. Zorg voor de laatste levensfase. Op de voorstelling nodigde hij verrassend ook Tertio-hoofdredacteur Peter Vande Vyvere uit om het boek in te leiden. Hieronder volgt een licht ingekorte versie van die toespraak.
“Het boek Bevroren beeld van dokter Marc Cosyns en fotograaf Julien Vandevelde laat zich niet in één genre vangen: het is een fotoboek, een poëziebundel, een dagboek van een arts die stervenden begeleidt, een reeks portretten van mensen die worstelen met ziekte en dood. Mij is gevraagd als katholiek journalist op het boek te reageren, als een soort luis in de pels. Toch begin ik met een pluim voor de auteur: zijn boek illustreert treffend hoe particulier, gesitueerd, met 1001 omstandigheden verweven, het sterven van mensen is.
Het is duidelijk dat de diepste drijfveer van de auteur, en ook van de fotograaf en cineast, erin bestaat recht te doen aan het meest eigene van de mens die elke patiënt is. Tot het – soms bittere – einde. Tussen de beelden en verhalen door biedt de auteur ook zijn visie op de manier waarop stervensbegeleiding bij ons wettelijk en medisch is georganiseerd. En daar heeft de katholieke journalist in mij het moeilijker mee. Dokter Cosyns geeft duidelijk aan dat de actuele euthanasiewetgeving in ons land hem niet zint. Dat geldt ook voor mij, maar om heel andere redenen.
Heersende consensus
Cosyns schrijft dat hij de heersende consensus over de definitie van euthanasie niet deelt: “Opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek”. Voor hem is en blijft euthanasie “het goede sterven”, dat is: “stervensbegeleiding met palliatieve zorg”. “De manier waarop en de middelen waarmee” vindt hij “van secundair belang als dit maar op voorhand besproken en beslist was met de zieken en naasten”.
De auteur benadrukt dat hij “alle levenseindeoverleg en -beslissingen in de patiëntenrechtenwet wil opgenomen zien waardoor zowel wilsbekwame als niet wilsbekwame personen en minderjarigen recht krijgen op die stervensbegeleiding die het best past bij hun leven”. “Het is een misverstand dat euthanasie geen normale medische handeling is, terwijl laten sterven wel een medische handeling zou zijn”, klinkt het in diezelfde context.
Heldere begrippen
Voor ik iets over het eigen katholieke standpunt zeg, wil ik graag pleiten voor een duidelijk gebruik van de begrippen. Als we over euthanasie spreken, dan doen we dat voor een goed begrip in de zin van de Belgische euthanasiewet: opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, maar op diens verzoek. Euthanasie is strafbaar, maar de arts kan van vervolging worden vrijgesteld als het gaat over “een medisch uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden, dat niet kan worden gelenigd, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening.”
Het viel te voorspellen dat die formulering, en met name het amper te controleren concept ‘psychisch lijden’, aanleiding zou geven tot pleidooien voor een verruiming van de verschoningsgronden. En zo geschiedde: er volgden pleidooien voor uitbreiding van de wet naar kinderen, dementerenden en mensen buiten bewustzijn. En wat met mensen die willen sterven omdat ze levensmoe zijn of last hebben van aanhoudende ouderdomskwalen? Ook die vraag rees in alle ernst. U merkt de betekenisverschuiving: het gaat hier over hulp bij zelfdoding. Ik pleit ervoor daar eerlijk in te zijn en dat ook zo te noemen. Tussen haakjes: in België is er vrijheid van zelfdoding, maar geen recht op zelfdoding – bovendien is het ethisch zeer betwistbaar of het de geneeskunde toekomt hulp bij zelfdoding te bieden.
Een katholieke kijk
In elk geval waren de critici van de wet van meet af aan beducht voor een geleidelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de euthanasiewet. Want dan zijn de minst mondigen en de zwaksten de eerste slachtoffers. Die huiver voor een slippery slope was voor velen – ook voor katholieken – een legitieme reden om zich tegen de huidige euthanasiewet uit te spreken. Ze vonden en vinden dat de wet veeleer moet worden ingeperkt dan wel uitgebreid. Vooral de subjectieve categorie ‘psychisch lijden’ is problematisch.
Maar naast dit prudentiële motief, is er ook een wezenlijke reden waarom de katholieke ethiek zich in principe tegen euthanasie kant. De christelijke visie op lijden en dood is intiem verbonden met het lijden en de kruisdood van Jezus Christus. Voor gelovigen is die onlosmakelijk verbonden met de Verrijzenis. Het verrijzenisgeloof drukt uit dat ook in de diepste duisternis en de onmacht aan het kruis God aan de zijde van Jezus stond: Hij bevestigde het leven in diens opwekking. Als christenen gaan we ervan uit dat deze opwekking ook voor de mens is weggelegd. Dat neemt onze angst voor de dood niet weg en bespaart ons niet het bittere doorléven van onze stervensfasen, maar het voedt onze hoop dat God ons in de dood terzijde staat, dat we niet in het niets vallen, maar in zijn armen. Elk leven dat er is (of nog is), hoe zwak en broos ook, is door God gewild en daarom eindeloos kostbaar en beschermwaardig.thisch berust de katholieke huiver voor euthanasie op het fundamentele gebod ‘gij zult niet doden’. Dat impliceert de ‘absolute’ beschermwaardigheid van het leven, van zijn conceptie tot zijn natuurlijk einde. Geneeskunde staat in functie van het leven – ter genezing of ter verzorging van het leven. Daarom gaan christenen radicaal voor de uitbouw van comfortverhogende palliatieve zorg en pijnstilling. Therapeutische hardnekkigheid is evenwel uit den boze.
Religie en politiek debat
Kun je de onmiskenbaar religieuze opvatting die ik hier ontvouw in stelling brengen in het politieke debat en bij het maken van wetgeving? Gewoonlijk gaan wij – ook christelijke juristen en politici – ervan uit dat dit niet kan en dat je op een neutrale manier, in universaliseerbare terminologie, aan politieke discussie en wetgeving moet doen. We zijn daarin schatplichtig aan denkers als John Rawls en Jürgen Habermas. Recentelijk stellen ernstige politieke theoretici daar vragen bij. Een van hen is de Belgisch-Britse politicologe Chantal Mouffe, gespecialiseerd in de politieke theorie. Ze doceert aan de Universiteit van Westminster. In een essay Religion, Liberal Democracy and Citizenship in het boek Political Theologies: Public Religions in a Post-Secular World uit 2006 pleit ze voor een ‘agonistisch pluralisme’ in de schoot van onze liberale democratie. Ze schrijft: “There is a place for religious forms of intervention within the context of agonistic debate.” Zolang ze binnen de grenzen van de grondwet handelen, is er geen reden waarom religieuze groepen niet zouden mogen meespreken in de politieke arena en niet voor of tegen bepaalde kwes-ties zouden mogen argumenteren, meent Mouffe. “Laten we wel wezen: veel democratische strijdpunten werden bezield door religieuze motieven. En de strijd voor sociale rechtvaardigheid werd vaak versterkt door de deelname van religieuze groepen.”
Gelovige overtuiging
Religieuze drijfveren motiveren tot politieke participatie. Vandaar mijn voorzichtige, maar in dit gezel-schap ook uitdagende vraag: waarom zouden gelovigen, gelovig geïnspireerde filosofen, artsen, juristen, politici en journalisten – op een democratisch gelegitimeerde manier – hun overtuiging niet mogen inbrengen om de euthanasiewet te verbeteren? U hebt begrepen dat ik daarmee bedoel: het toepassingsgebied van de wet inperken, niet uitbreiden. In dit agonistische debat wordt Cosijns zonder enige twijfel een belangrijke gesprekspartner. Ik kijk ernaar uit.
Marc Cosyns & Julien Vandevelde, Bevroren beeld. Zorg voor de laatste levensfase, Vrijdag, Antwerpen, 173 blz.
Overgenomen met toestemming van Tertio.