Geeft geen aanstoot noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan Gods Kerk; ook ik tracht allen zoveel mogelijk ter wille te zijn en ik zoek niet mijn eigen voordeel, maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden. (1 Kor. 10, 31-11, 1) [2]
Als we dag in dag uit moeten getuigen van God, komt de vraag op hoe we dat vorm moeten geven. Ik heb in mijn leven met meerdere manieren ervaring opgedaan. Toen ik 2004 op een CRK-symposium een voordracht hield over o.a. de medisch-ethische commissies in ziekenhuizen, [3] haalde mijn voordracht een aantal landelijke dagbladen [4] met als boodschap dat er vanuit christelijke hoek onvrede was met het functioneren van medisch-ethische commissies. Ook in mijn eigen ziekenhuis was er onvrede met het feit dat ik in de media een dergelijke commissie openlijk had bekritiseerd. Mijn betoog was er over gegaan dat medisch-ethische commissies zich met name bekommeren over procedures die ervoor moeten zorgen dat iedereen aan zijn trekken kan komen en dat er veel minder intensief wordt gediscussieerd over de inhoudelijke aspecten van het onderhavige onderwerp. Was het nu een goede getuigenis ? Inhoudelijk was mijn voordracht goed en terecht, een goede getuigenis zou je kunnen zeggen. Het effect op mensen die mijn boodschap via de media voorgeschoteld kregen, was minder succesvol: daar ontstond eerder afkeer dan inzicht over welke kant de discussies in medisch-ethische commissies zich zouden moeten ontwikkelen. Misschien is dat ook waar Paulus op doelt in zijn brief aan de Korintiërs. Paulus is uit op de redding van allen en hij probeert zijn getuigenis zo vorm te geven dat het effect dat hij bereikt maximaal is. Als het Paulus alleen om het te bereiken effect zou gaan, zou Paulus niets meer dan een koele strateeg zijn die alleen oog heeft voor het resultaat. Paulus geeft hiermee echter ook rekenschap van het gebod van de Liefde: hij realiseert zich dat God iedereen evenzeer liefheeft, ook degenen die hij zou moeten bekeren en dat hij dus ook deze mensen in de vorm van o.a. respect en geduld deze Liefde moet betonen.
Via deze tekst van Paulus komen we dichter bij een manier van getuigen waarvan ik in het dagelijkse leven het gevoel heb dat deze veel krachtiger is dan een paar vermeldingen in dagbladen: uitwerken van het gebod van Liefde in de omgeving van je werk, in mijn geval de gezondheidszorg. Het heeft vele aspecten. Luisteren naar mensen die je als arts persoonlijke ervaringen, problemen en worstelingen toevertrouwen; medeleven tonen en behulpzaam zijn waar het mogelijk is, ook al betreft dit het korte tijdsbestek van een polikliniekconsult; er liefdevol zijn voor degenen die aan je leiding zijn toevertrouwd en liefdevol omgaan met hun problemen en worstelingen; nakomen van afspraken en beloftes, betrachten van eerlijkheid, proberen te verbinden in plaats van mensen tegen elkaar uit te spelen. Het valt mij op dat mensen, ook al zijn ze niet christelijk, een dergelijke handelswijze in positieve zin opvalt. De uitdaging is vervolgens hen te laten inzien dat het de vrucht is van mijn geloof en met name de werking van de Heilige Geest.
Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan (Matteüs 25, 40)
Jezus stelt in de zaligsprekingen de mens die lijdt of behoeftig is centraal. Als we dit vertalen naar de gezondheidszorg gaat het erom die aandacht aan het individu te besteden die het individu nodig heeft, hoe onaantrekkelijk of onaanzienlijk dit individu ook is. Een collega hoorde eens zeggen naar een ander vakgebied te zijn gegaan, omdat hij daar de problematiek van patiënten interessanter of uitdagender vond. Het is natuurlijk niet verkeerd werk te kiezen dat je kunt volhouden, bijvoorbeeld omdat je het interessant vindt. Toch klinkt er ook een soort houding in door alleen aandacht te willen besteden aan een patiënt die een medisch interessant probleem heeft. Ervaren dat sommige patiënten vanuit medisch oogpunt een niet erg interessant problemen hebben, overkomt mij ook. Ik probeer er zoveel mogelijk tegen te verzetten dat de zorg voor deze mensen wordt afgeraffeld. Ook deze mensen zijn “geringsten van mijn broeders”, los van de aard van het probleem dat zij hebben.
Op het gebied van wetenschappelijk onderzoek in de geneeskunde blijkt ook dat patiënten weinig wordt gevraagd wat zij relevante onderwerpen vinden voor nieuwe studies. In mijn oratie heb ik er voor gepleit te kijken naar andere uitkomsten in de patiëntenzorg en het onderzoek dan vaak het geval is. [5] In veel studies in mijn vakgebied gaat het over overlijden, achteruitgang van de nierfunctie en het krijgen van hart- en vaatziekten. Deze uitkomstmaten zeggen niet zondermeer iets over datgene waar de patiënt iedere dag mee te maken krijgt. De mate waarin iemand kan lopen, zijn dagelijkse dingen kan doen, pijn heeft of last heeft van psychische klachten zijn waarschijnlijk veel directer op het leven dat een patiënt leidt. [6] Juist een oriëntatie op deze uitkomstmaten, ook als dat de methodologie van het wetenschappelijk onderzoek zou moeten veranderen, zou de geneeskunde meer gericht kunnen laten zijn op de patiënt, in de woorden van Matteüs “een der geringsten van mijn broeders”.
De hedendaagse geneeskunde probeert wel degelijk de patiënt meer centraal te stellen zoals bij “Shared decision making”, waarin centraal staat dat de patiënt meer bij een medische beslissing betrokken wordt. In deze werkwijze komen individualisme en christelijke visie op de menselijk persoon dicht bij elkaar. Ik heb in mijn oratie 4 ervoor gepleit dat ook de arts ervoor moet waken het uiteindelijke heil (salus) van de patiënt, zowel lichamelijk als geestelijk, in het oog te houden. Het mag niet uitdraaien op een kille werkwijze waarbij de patiënt kiest, omdat hij een autonoom individu is en de arts liefdeloos deze keuze respecteert, omdat autonomie het hoogste goed is. Ik zie het nog steeds als de goddelijke opdracht van Liefde met mensen te bespreken welke keuze het meeste heil oplevert, zowel in het aardse leven als daarna.