Hoofdstuk 2: Respect voor de biologische structuur van de mens

4. Is biologische perfectionering een dienst?
‘Genchirurgie’ kan een weldaad zijn voor mensen die lijden aan erfelijke aandoeningen waarvoor de geneeskunde op dit moment geen soelaas kan bieden. Als therapie is zij een echte dienst aan de mens. Genetische manipulatie is dat daarentegen niet omdat zij de mens tot instrumenteel object degradeert. Dit is het standpunt van de Katholieke Kerk, dat in het Handvest voor de werkers in de gezondheidszorg (22) kort en bondig als volgt is samengevat: ‘genchirurgie’ als curatieve ingreep is in principe wenselijk, mits gericht “op het wezenlijk bevorderen van het persoonlijk welzijn van de mens zonder zijn integriteit aan te tasten of zijn levensomstandigheden te verslechteren” (23)(nr. 12). Niet-curatieve ingrepen, gericht op verandering van de genetische toerusting van het individu en de menselijke soort, “zijn in strijd met de persoonlijke waardigheid van de mens, met zijn integriteit en zijn identiteit. Zij kunnen derhalve op geen enkele manier gerechtvaardigd worden met het oog op eventuele heilzame gevolgen voor de toekomstige mensheid.” (24) Eventueel maatschappelijk nut of de vooruitgang van de wetenschap rechtvaardigen nooit een niet-therapeutische ingreep in het menselijk genoom (nr. 13). (25)

Dat de gentechnologie ook voor ongewenste doeleinden kan worden benut, is geen reden haar ontwikkeling tegen te houden, zo dat al mogelijk zou zijn. Ook hier is het oude adagium van toepassing: ‘abusus non tollit usum’, oftewel ‘eventueel misbruik van iets neemt niet weg dat het ten goede mag worden gebruikt’. De somatische gentherapie zal in de toekomst lijders aan erfelijke aandoeningen zeker een dienst bewijzen.

Zoals zo vaak, is er ook hier een grijze zone, waarin geen harde antwoorden bestaan. De grens tussen therapie en manipulatie is niet altijd even scherp. Is het verhelpen van bijziendheid door middel van een laserbehandeling van het hoornvlies een therapie of de verbetering (enhancement) van een overigens gezond individu? Ligt de grens tussen beide bij min 5 of bij min 10 dioptrieën? Bij het antwoord op deze vraag speelt ook de sociale omgeving een rol: bijziendheid heeft in West Europa minder nadelen dan op een afgelegen plek in het Amazonegebied. Temidden van al deze wisselende factoren het juiste midden vinden vereist van hen die in de toekomst over de toelating van gentherapie moeten beslissen, een grote concrete feitenkennis en de deugd van de prudentie. Het bestaan van een grijze zone neemt overigens niet weg dat in de meeste gevallen gentherapie duidelijk van genetische manipulatie zal zijn te onderscheiden.

In meerdere opzichten is het de vraag of genetische perfectionering een dienst aan de mens is. Als beeld van God is de mens in staat vrije beslissingen te nemen. Zeker bij genetische manipulatie op het niveau van bevruchte eicellen wordt op fundamenteel biologisch niveau een modificatie van het lichaam teweeggebracht die later niet meer valt terug te draaien en waarvoor de betrokkene geen keuze heeft kunnen maken. Het is tevens de vraag of genetische perfectionering de maatschappij dient. Weten wij aan welke verbeterde menselijke eigenschappen de volgende generaties behoefte zullen hebben? Zouden we bovendien niet het risico lopen een nieuw ‘kaste-systeem’ in het leven te roepen, een onderscheid tussen de genetisch ‘op hoger peil gebrachte individuen’ en degenen die het van natuurlijke selectie moeten hebben? Echte christelijke nederigheid, dat wil zeggen niet als een vorm van realiteitsbesef met betrekking tot eigen menselijke mogelijkheden en beperkingen, zou veel onheil kunnen voorkomen: de mens is weliswaar naar Gods beeld en gelijkenis geschapen maar is daarmee niet God Zelf.

Genetische manipulatie, zo zagen we, houdt in dat men de biologische structuur van de mens naar zijn hand zet voor een bepaald doel waaraan de betrokken persoon als middel ondergeschikt wordt gemaakt. Afgezien van dit fundamentele bezwaar is er nog een ander – ook intrinsiek – bezwaar. Want waar valt de eigenlijke perfectie van de mens te vinden? Als door middel van genetische manipulatie bij mensen wat betreft musculatuur, intelligentie en karaktertrekken de beoogde verbetering eenmaal tot stand is gebracht, zullen zij dan volkomen gelukkig en tevredengesteld zijn? Zij zullen zich met elkaar blijven vergelijken: het zal altijd nóg beter kunnen. Verbeterde kwaliteiten op genoemd vlak zullen de prestatiedwang en de concurrentiezucht alleen maar verder doen aanwakkeren.

Verwoordde Aristoteles niet wat feitelijk ‘common sense’ is? De echt goede, voor Aristoteles perfecte mens is niet de technicus, de kunstenaar, de wetenschapper of de filosoof. Ook niet de ethicus die over een uitgebreide kennis van morele kwesties beschikt, maar de mens die in concrete omstandigheden rechtvaardig handelt, omdat hij rechtvaardig is. Je zou ook kunnen zeggen: omdat hij een perfecter mens is. Niet wat je hebt, maar wat je bent bepaalt of je als mens bent geslaagd.

Vanuit christelijk perspectief is de uiteindelijke perfectie van de mens iets dat hij als een genade van God ontvangen kan als hij zich daarvoor openstelt. Het is een illusie te denken dat de mens als mens door genetische manipulatie ooit een hogere perfectie zal bereiken. Dat kan hij alleen door zich te laten verenigen met Jezus Christus waardoor zijn gelijkenis met God wordt hersteld. Hiervoor zijn nodig de “volmaaktheden die de heilige Geest in ons bewerkt als eerstelingen van de eeuwige heerlijkheid” (KKK, nr. 1832). “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid” (Gal. 5,22). Hierdoor zal de mens ten volle worden wat hij feitelijk is: beeld van God. Dit is nooit het resultaat van menselijke manipulatie, het is en blijft een gave.

image_pdfimage_print