Over de anesthesie

2. Over de algemene morele verplichting om lichamelijk lijden te verdragen
2.1 Exposé

Uw eerste vraag was dus, of er een algemene morele verplichting bestaat om lichamelijk lijden te verdragen. Om uw vraag met meer juistheid te kunnen beantwoorden, willen Wij er verschillende aspecten in onderscheiden. Het is duidelijk, dat in sommige gevallen de aanvaarding van lichamelijk lijden een zware plicht kan inhouden. Zo is een mens, telkens wanneer hij voor de onherroepelijke keus wordt gesteld om pijn te ondergaan of een moreel gebod te overtreden, in geweten gehouden om het lijden te aanvaarden. De “martelaren” konden de kwellingen en de dood niet uit de weg gaan zonder aan hun geloof te verzaken of aan de ernstige verplichting te ontkomen het op een gegeven moment te belijden. Maar het is niet noodzakelijk om terug te gaan tot de “martelaren”; in de tegenwoordige tijd vindt men prachtige voorbeelden van christenen die weken, maanden en jaren lang lijden en fysiek geweld ondergaan, teneinde trouw te blijven aan God en aan hun geweten.

De vrijwillige aanvaarding en het zoeken van het lijden
Uw vraag heeft echter geen betrekking op deze situatie; zij heeft veel meer de vrijwillige aanvaarding en het zoeken van het lijden voor ogen, omwille van zijn betekenis en zijn eigen doelgerichtheid. Om reeds aanstonds een concreet voorbeeld aan te halen, herinneren Wij aan de toespraak, welke Wij 8 januari 1956 hielden naar aanleiding van de nieuwe methoden, die de pijnloze bevalling mogelijk maken (1). Men vroeg toen of krachtens de Schriftuurtekst: “In pijnen zult gij baren” (Gen. 3, 16), de moeder verplicht was om alle lijden te aanvaarden en de pijnstilling door natuurlijke of kunstmatige middelen te weigeren. Wij antwoordden, dat een dergelijke verplichting volstrekt niet bestaat. De mens behoudt ook na zijn val het recht, de natuurkrachten te beheersen, ze voor zijn dienst aan te wenden en dus aak om alle hulpmiddelen te benutten, welke de natuur hem biedt om het lichamelijk lijden te vermijden af weg te nemen. Maar Wij voegden daaraan toe, dat voor de christen het lijden niet iets zuiver negatiefs is, doch dat het integendeel met verheven godsdienstige en zedelijke waarden is verbonden en derhalve kan worden gewild en gezocht, ook al bestaat daarvoor in geen enkel bijzonder geval een zedelijke verplichting. En Wij vervolgden: “Het leven en het lijden van de Heer, de pijnen die zoveel grote mannen hebben verdragen en zelfs gezocht, en door middel waarvan zij zijn gerijpt en gestegen tot hoogtepunten van christelijk heldendam, de voorbeelden van berustende aanvaarding van het kruis die wij dagelijks ander ogen hebben, dat alles maakt de zin duidelijk van het lijden, van de geduldige aanvaarding van het leed in de heilseconomie van het ogenblik, vaar de tijd van ons aardse leven”. (2).

Over de plicht tot zelfverloochening en innerlijke zuivering
Bovendien is de christen verplicht om zijn vlees te versterven en te werken aan zijn innerlijke zuivering, omdat het op de lange duur niet mogelijk is am de zonde te vermijden en zich trouw van al zijn plichten te kwijten, wanneer men weigert zich te zuiveren en te versterven. In de mate waarin de beheersing van zichzelf en van zijn ongeregelde neigingen onmogelijk te verwerven is zonder de hulp van lichamelijk lijden, wordt dit lijden dus een noodzaak en moet het aanvaard worden; maar voor zover het voor dat doel niet naadzakelijk is, kan men niet beweren dat er ten deze een strikte plicht bestaat. De christen is dus nooit verplicht om het lijden te willen om het lijden zelf; hij beschouwt het als een middel, volgens de omstandigheden meer of minder aangepast aan het doel dat hij nastreeft.

Over de uitnodiging tot een hogere volmaaktheid
In plaats van het gezichtspunt der strikte plicht in beschouwing te nemen, kan men ook uitgaan van de eisen die daar het christelijk geloof worden gesteld: de uitnodiging tot een hogere volmaaktheid, die niet op straffe van zonde is voorgeschreven. Is de christen verplicht om lichamelijk lijden te aanvaarden, teneinde niet in tegenspraak te geraken met het ideaal dat zijn geloof hem voorhoudt? Houdt afwijzen van lichamelijk leed geen gebrek aan geloofsgeest in? Zo het ontwijfelbaar vaststaat, dat de christen het verlangen koestert het lijden te aanvaarden en zelfs te zoeken om inniger deel te hebben aan het Lijden van Christus afstand doen van de wereld en van de zinnelijke genoegens en zijn vlees versterven , het is toch van groot belang deze tendens op de juiste wijze te interpreteren. Degenen die er naar buiten blijk van geven, bezitten daarom nog niet noodzakelijkerwijze het echte christelijke heldendom; maar ook zou het verkeerd zijn te beweren, dat zij die er niet naar buiten blijk van geven, er daarom van verstoken zijn. Dat heldendom kan zich immers op tal van andere manieren openbaren. Wanneer een christen dag na dag, van de morgen tot de avond, zich van alle plichten kwijt die zijn staat, zijn beroep, de geboden van God en van de mensen hem opleggen, wanneer hij ingetogen bidt, werkt met al zijn krachten, aan de hartstochten weerstaat, zijn naaste de liefde en toewijding bewijst die hij hem verschuldigd is, mannelijk, zonder te mopperen, alles verdraagt wat God hem overzendt, dan staat zijn leven immer in het teken van het Kruis van Christus, of het lichamelijk lijden er een plaats in heeft af niet, of hij het verdraagt dan wel het met geoorloofde middelen zoekt te ontwijken. Zelfs wanneer men slechts de verplichtingen beschouwt die hij op straffe van zonde te vervullen heeft, kan een mens niet leven noch zijn dagelijks werk verrichten als christen, zonder voortdurend bereid te zijn voor het offer, zonder zich, om zo te zeggen, voortdurend op te offeren. De aanvaarding van het lichamelijk lijden is slechts één manier, onder tal van andere, om uiting te geven aan het wezenlijke: de wil om God te beminnen en Hem in alle dingen te dienen. In de volmaaktheid van deze vrijwillige instelling bestaat vóór alles de waardigheid van het christelijk leven en zijn heldendom.

Motieven die een ontwijken van lichamelijk leed geoorloofd maken
Welke zijn de motieven die in bijzondere gevallen een ontwijken van lichamelijk leed geoorloofd maken, zonder dat men in conflict komt met een ernstige verplichting of met het ideaal van het christelijk leven? Men zau er talloze kunnen opnoemen, maar ondanks hun verscheidenheid zijn zij tenslotte alle terug te leiden tot het feit, dat het lijden op de lange duur de verkrijging van hogere goederen en belangen in de weg staat. Het is mogelijk, dat het lijden de voorkeur verdient voor deze bepaalde persoon en in deze concrete situatie; maar in het algemeen dwingt de, schade, die het toebrengt, de mensen om zich ertegen te verdedigen; zeker, men zal er nooit in slagen om het geheel en al uit het leven te doen verdwijnen; maar men kan zijn schadelijke gevolgen tot engere grenzen beperken. Zoals men een natuurkracht bemeestert om er voordeel van te trekken, zo gebruikt de christen het lijden als een stimulans in zijn streven naar geestelijke opgang en zuivering, teneinde beter zijn plichten te kunnen vervullen en beter te kunnen beantwoorden aan de uitnodiging tot hogere volmaaktheid; het staat eenieder vrij de oplossing te kiezen, welke met zijn persoonlijk geval overeenstemt, volgens de bovengenoemde geschiktheden of gesteltenissen, in de mate waarin zij zonder voor andere belangen en andere hogere goederen een hinderpaal te zijn een middel is tot vooruitgang in het inwendig leven, tot meer volkomen zuivering, tot trouwer plichtsbetrachting, tot grotere volgzaamheid in het opvolgen van de goddelijke inspraken. Om er zich van te verzekeren dat dit inderdaad het geval is, moet men de regels van de christelijke prudentie raadplegen en de raad inwinnen van een ervaren geestelijke leidsman.

2.2 Conclusie en antwoord op de eerste vraag
Het is gemakkelijk, uit deze antwoorden een nuttige leidraad te trekken voor uw praktisch werk.

1. Tegen de fundamentele beginselen van de anesthesiologie, als wetenschap en als praktische toepassing, en tegen het doel dat zij nastreeft, bestaat geen bezwaar. Zij bestrijdt krachten, die in vele opzichten schadelijke gevolgen met zich meebrengen en een groter goed in de weg staan.
2. De medicus, die deze methoden aanwendt, handelt niet in strijd met de natuurlijke morele orde, noch met het specifiek christelijk ideaal. Hij tracht immers, naar ’s Scheppers opdracht (3), het lijden aan de macht van de mens te onderwerpen en maakt daartoe gebruik van de resultaten van wetenschap en techniek, volgens de beginselen die Wij hebben uiteengezet en die zijn beslissingen in bijzondere gevallen moeten leiden.
3. De patiënt, die verlangt het lijden te vermijden of te verminderen, kan zonder enig gewetensbezwaar gebruik maken van de door de wetenschap ontdekte middelen, die in zichzelf niet immoreel zijn. Bijzondere omstandigheden kunnen tot een andere gedragslijn verplichten; maar de plicht tot zelfverloochening en innerlijke zuivering, welke de christenen is opgelegd, verhindert hen niet om van de anesthesie gebruik te maken, omdat immers aan die plicht op een andere wijze voldaan kan worden. Dezelfde regel is ook van toepassing op de niet als volstrekte plicht geldende eisen van het christelijk ideaal.

image_pdfimage_print