Tien jaar euthanasiewet in Nederland

Toenemende belangstelling ?
Toch zijn er in Nederland en België ook ontwikkelingen die op zijn minst de indruk wekken dat euthanasie aan belangstelling wint. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde heeft het idee dat niet iedereen die euthanasie zou willen, dit ook krijgt. Om die reden heeft zij het initiatief tot een Levenseindekliniek omarmd. (9) In deze kliniek zouden mensen die door euthanasie willen sterven, maar wier verzoek niet gehonoreerd wordt door hun behandelend artsen, alsnog ten gevolge van euthanasie kunnen overlijden. De kliniek heeft nog geen eigen gebouw waar de euthanasie zou kunnen plaatsvinden. Wel is de organisatie op 1 maart 2012 begonnen met mobiele teams die euthanasie bij patiënten thuis kunnen uitvoeren. Eind mei 2012 waren zes van de 254 meldingen bij de Levenseindekliniek geëindigd in het verrichten van euthanasie door een mobiel team. (10) In België is de roep om meer mogelijkheden voor euthanasie, waaronder een Levenseindekliniek, euthanasie voor wilsonbekwamen en minderjarigen, ook duidelijk hoorbaar. (11)

Een tweede Nederlandse ontwikkeling is het burgerinitiatief “Uit Vrije Wil” in 2010. (12) De initiatiefnemers streven naar legalisering van stervenshulp aan ouderen die hun leven voltooid achten. Wanneer men in Nederland van meer dan 40000 sympathisanten handtekeningen voor een burgerinitiatief heeft verzameld, is de Tweede Kamer verplicht dit initiatief te behandelen. “Uit Vrije Wil” verzamelde 116871 steunbetuigingen en kreeg daardoor op 8 maart 2012 een uitvoerige behandeling in de Tweede Kamer. Bij de stemmingen van 27 maart 2012 werd besloten het voorstel van Uit Vrije Wil mee te nemen in de tweede evaluatie van de euthanasiewet eind 2012. Het voorstel staat hiermee even in de wacht, maar is zeker niet van de baan. Inmiddels zijn al wel een aantal neveneffecten van dit burgerinitiatief waarneembaar. De artsenorganisatie Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG) heeft een ruimer standpunt t.a.v. euthanasie ingenomen door te verwoorden dat “een optelsom aan ouderdomskwalen” ook uitzichtloos en ondraaglijk lijden kan beteken en derhalve onder de euthanasiewet van 2002 valt. (13) Deze nieuwe invulling van “uitzichtloos en ondraaglijk” lijden komt niet geheel uit de lucht vallen. Hamburg en van Tol hebben laten zien dat beslissingen die tot euthanasie leiden subjectief en niet logisch zijn. (14) Naar verwachting zal het oprekken van de inhoud van deze begrippen alleen maar toenemen.

Een derde ontwikkeling is het ondergraven van het recht om niet mee te hoeven werken aan euthanasie. Ook al is hiervoor geen juridische basis, stuurt de KNMG door de formulering in haar reeds genoemde rapport er op aan dat artsen die geen euthanasie willen uitvoeren, de plicht hebben patiënten die hier bij herhaling om vragen door te verwijzen naar een andere arts die geen moeite met euthanasie heeft. Vooralsnog kunnen artsen ervoor kiezen patiënten met een euthanasieverzoek niet te verwijzen of te verwijzen naar een willekeurige andere arts, die mogelijk ook geen euthanasie wil toepassen. Zoals verwacht werd deze stellingname ook al snel opgepikt door Tweede Kamerleden en hebben een aantal politieke partijen de KNMG-suggestie over verplicht verwijzen aangegrepen wetsvoorstellen te maken waarin dit geregeld wordt.

Een vierde ontwikkeling is het toepassen van euthanasie op pasgeborenen volgens het “Groningen protocol”. Dit protocol, afkomstig uit het Universitair Medisch Centrum Groningen, voorziet in criteria voor het toepassen van euthanasie op pasgeborenen die uitzichtloos en ondraaglijk zouden lijden. Het is in wezen, door sommigen ook expliciet zo benoemd, (15) een vervolg op zwangerschapsafbreking, abortus provocatus, bij kinderen met een aangeboren afwijking. Door de toenemende mogelijkheden van prenataal onderzoek d.m.v. echoscopie en genetisch (o.a. chromosomaal) onderzoek is het steeds vaker mogelijk een aangeboren afwijking vast te stellen voordat een kind geboren is. Aangeboren afwijkingen kunnen in meer of mindere mate lichamelijk leed bij deze kinderen en geestelijk leed bij de ouders veroorzaken. Het “verminderen van dit leed” is wat voorstanders van het prenatale diagnostiekprogramma altijd als doel in de media belijden. In de praktijk wordt dit doel bereikt door kinderen met een mogelijk aangeboren afwijking te aborteren. Anders gezegd, het leed wordt niet verlicht, maar kinderen met een mogelijke aangeboren afwijking worden gedood.

Nu voorkomt dit programma niet alle aangeboren afwijkingen. Tot de invoering van de twintigweken-echo in 2006, onderging slechts een deel van alle zwangere vrouwen prenataal onderzoek. Na de invoering van twintigweken-echo willen niet alle vrouwen deze echo ondergaan en worden bovendien met deze echo’s niet alle afwijkingen gedetecteerd. Er worden dus nog steeds kinderen geboren met aangeboren afwijkingen. Het Groningen protocol regelt dat op pasgeborenen met ondraaglijk en uitzichtloos lijden euthanasie kan worden gepleegd, mits aan een aantal zorgvuldigheidseisen wordt voldaan. In navolging van het UMCG hebben ook de Nederlandse vereniging voor Kindergeneeskunde en minister van Justitie het Groningen protocol omarmd. De minister heeft de zorgvuldigheidseisen geregeld in een brief aan de Tweede Kamer. (16) Om te toetsen of in voorkomende gevallen aan deze eisen wordt voldaan, heeft de minister in 2006 de toetsingscommissie Levensbeëindiging pasgeborenen (commissie Hubben) ingesteld waar dergelijke procedures gemeld moeten worden. In 2009 en 2010 ontving de commissie in totaal 3 meldingen. (17) Onderzoek naar dit lage aantal meldingen leverde op dat niet alle gevallen werden gemeld i.v.m. angst alsnog vervolgd te worden door het Openbaar Ministerie. Verder blijkt de “doelgroep” van het Groningen protocol, kinderen met ernstige vormen van spina bifida (“open ruggetje”) door het invoeren van de twintigweken-echo al in een eerder stadium te zijn geaborteerd. Daarnaast bestreed een aantal neurochirurgen het idee dat deze kinderen ondraaglijk en uitzichtloos zouden lijden. (18) Zij toonden aan dat hun lijden meevalt en bovendien goed te bestrijden is met conventionele behandelingen.

Tenslotte heeft de afgelopen jaren palliatieve sedatie ook veel belangstelling gekregen. Hierbij worden aan een patiënt i.v.m. ondraaglijk lijden middelen toegediend die hem in meer of mindere mate slapend houden met als doel pijn en lijden te verlichten. Alleen al omdat het tot zich nemen van voedsel en drank hierdoor wordt belemmerd zal deze behandeling leiden tot een bespoediging van de dood. De KNMG publiceerde in 2005 en 2009 richtlijnen t.a.v. palliatieve sedatie met als doel deze behandeling af te bakenen en duidelijk te onderscheiden van euthanasie. (19) In de jaren daarna volgde een niet-eenduidig afgesloten discussie over de vraag of palliatieve sedatie gebruikt zou worden als een sluiproute voor euthanasie. (20) Volgens het Sterfgevallenonderzoek 2010 neemt het aantal gevallen waarin palliatieve sedatie wordt toegepast toe. Wel is het zo slechts in een zeer gering aantal gevallen (2%) artsen hierbij de intentie hadden de dood te bespoedigen. (21)

image_pdfimage_print