door prof.dr. J.P.M. Lelkens
Communio 30, nr. 3 mei-juni 2005
Inleiding
Lang heeft men zich afgevraagd waarom nakomelingen in een aantal opzichten op de vader lijken, in andere opzichten op de moeder of op een der grootouders. Eveneens waarom het boeren en tuinders lukte dieren en planten te kruisen voor het verkrijgen van nieuwe exemplaren met betere of gewenste eigenschappen. Hoewel de ontdekkers van de microscopie, de Nederlanders Antoni van Leeuwenhoek en Jan Swammerdam. Al in de zeventiende eeuw de grondslag legden voor de moderne biologie, duurde het nog tweehonderd jaar voordat men enig inzicht kreeg in de basisprincipes van de erfelijkheidsleer of de genetica. (1)